Ministerie van Financiën

Persbericht

PERS-2003-244

Den Haag, 20 oktober 2003

Staatssecretaris Wijn handhaaft 30%-regeling

In antwoorden op kamervragen geeft staatssecretaris Wijn van Financiën aan dat hij de 30%-regeling handhaaft. De 30%-regeling draagt bij aan de concurrentiepositie van Nederland bij het aantrekken van werknemers met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet voldoende aanwezig is en daarmee bij het aantrekken van bedrijven die in Nederland investeren. Daarnaast leidt de regeling tot een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, omdat de werkelijke extraterritoriale kosten niet aannemelijk hoeven te worden gemaakt.

Hieronder integraal de vragen en antwoorden

Vragen van het lid Kant (SP) over buitenlandse bedrijven, buitenlandse natuurlijke personen en mogelijke vrijstelling van belastingheffing


1.

Worden behalve met buitenlandse bedrijven ook met buitenlandse natuurlijke personen die in Nederland

komen werken rulings getroffen? Zo ja, met hoeveel individuen zijn op dit moment dergelijke afspraken

gemaakt?


2.

Is het hierbij mogelijk dat tot 30 procent van het inkomen wordt vrijgesteld van belastingheffing door

de Nederlandse fiscus?


3.

Staat deze regeling ook open voor Nederlandse staatsburgers die terugkeren naar een dienstbetrekking

in Nederland?


4.

Is het waar dat er geen maximum is verbonden aan het inkomen om voor een dergelijke ruling in aanmerking te komen?


5.

Is met de heer Anders Moberg een ruling getroffen waarbij een percentage van het inkomen is

vrijgesteld van belastingheffing?


6.

Kunt u dit uitleggen aan de gewone Nederlandse belastingbetalers?

Hoeveel belastinggeld is met dit douceurtje voor deze fiscale veelverdieners gemoeid?


7.

Deelt u de mening van de oud-staatssecretaris van Financiën, de heer Van Eijck, dat hier sprake is

van een «fiscale overkill»? Zo neen, waarom niet? Zo ja, gaat u de regeling intrekken of aanpassen?

Antwoorden


1, 2 en 4.

De 30%-regeling is een forfaitaire regeling waarmee een werkgever een ingekomen werknemer, met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet aanwezig is, een onbelaste vergoeding kan geven voor de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst (extraterritoriale kosten). Het betreft de kosten van verblijf die niet gemaakt worden door een werknemer die zijn werkzaamheden in zijn land van herkomst heeft of die definitief naar een ander land emigreert. De inspecteur beslist, bij voor bezwaar vatbare beschikking, op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de inhoudingsplichtige over toepassing van de regeling. In 2002 maakten ongeveer 32.000 personen gebruik van de regeling. De 30%-regeling is na behandeling in de Kamer met ingang van 1 januari 2001 verankerd in art. 15a lid 1 sub k van de Wet op de loonbelasting 1964. Een min of meer vergelijkbare regeling gold al sinds 1970 op grond van diverse beleidsbesluiten. De 30%-regeling is overigens ook van toepassing op bepaalde werknemers die door hun werkgever worden uitgezonden naar het buitenland.

3.

Ja. Bij het toepassen van de 30%-regeling wordt niet aangesloten bij de nationaliteit van de werknemer, maar spelen de perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf in Nederland een rol. Een uit het buitenland komende werknemer, waaronder een terugkerende Nederlands staatsburger, met een specifieke deskundigheid kan maximaal tien jaar van de 30%-regeling gebruikmaken. De maximale looptijd van tien jaar wordt echter verminderd met de perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf in Nederland. Daarbij wordt geen rekening gehouden met perioden die meer dan 15 jaar voorafgaand aan de tewerkstelling zijn geëindigd.

5.

De Algemene wet inzake rijksbelastingen bevat in artikel 67 een verbod om persoonlijke gegevens verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van de belastingwet. Hierdoor kan niet op de individuele situatie van de heer Anders Moberg worden ingegaan.

6.

Met de 30%-regeling is beoogd om Nederland als werkland - en daarmee als investeringsland - aantrekkelijk te houden. Zie daarvoor ook Nader Verslag, Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 7, blz. 70. De regeling is dan ook van toepassing op werknemers met een specifieke deskundigheid, in allerlei sectoren, die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet aanwezig is. De regeling leidt tot een vermindering van de administratieve lasten, omdat de werkelijke extraterritoriale kosten niet aannemelijk hoeven te worden gemaakt. In 2002 is met de 30%-regeling voor ingekomen werknemers gemiddeld ongeveer ¤ 10.000 per werknemer gemoeid, waarbij opgemerkt kan worden dat zonder toepassing van de 30%-regeling een onbelaste vergoeding gegeven kan worden voor de (werkelijke) extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst.

7.

De 30%-regeling voor ingekomen werknemers en de daaraan voorafgaande regelingen dragen bij aan de concurrentiepositie van Nederland bij het aantrekken van werknemers met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet voldoende aanwezig is en daarmee bij het aantrekken van bedrijven die in Nederland investeren. Het afschaffen van de 30%-regeling zal tot gevolg hebben dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zullen toenemen. In plaats van de forfaitaire regeling zullen dan bij elke werknemer de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoed gaan worden. Een uitgebreide administratie van dergelijke kosten is dan noodzakelijk, daar waar de werkgever nu kan volstaan met de toepassing van het eenvoudige forfait.

Vragen van het lid Van Vroonhoven-Kok (CDA) over het mogelijk aanscherpen 30%-regeling voor topmanagers.


1.

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Steun buitenlandse toptalenten achterhaald» (Financieel Dagblad, 6 oktober jl.) waarin voormalig staatssecretaris van Financiën, de heer Van Eijk, bepleit de zogenoemde 30%-regeling voor buitenlandse werknemers af te schaffen of te limiteren?


2.

Wat is uw oordeel over het voorstel om de 30%-regeling te maximeren dan wel te limiteren?


3.

Kan een overzicht gegeven worden van de budgettaire opbrengst van het inperken dan wel afschaffen van de 30%-regeling?


4.

Kunnen deze vragen vóór 16 oktober a.s. (inbrengdatum wetsvoorstel Belastingplan 2004) worden

beantwoord?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kant, ingezonden 7 oktober 2003.

Antwoorden


1.

Ja.


2 en 3.

In 2002 is met de 30%-regeling voor ingekomen werknemers ongeveer 325 miljoen euro gemoeid. Hierbij is overigens geen rekening gehouden met de bestaande mogelijkheid dat de werkgever, in plaats van de 30%-regeling, een onbelaste vergoeding kan geven voor de (werkelijke) extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst. Het betreft ongeveer 32000 werknemers die van de forfaitaire regeling gebruikmaken, hetgeen neerkomt op een gemiddelde van ongeveer ¤ 10.000 per werknemer.

Met de 30%-regeling wordt beoogd Nederland als werkland - en daarmee als investeringsland - aantrekkelijk te houden. Het versterkt de concurrentiepositie van Nederland bij het aantrekken van werknemers met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet voldoende aanwezig is. Daarbij is van belang op te merken dat de 30%-regeling leidt tot een beperking van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Zonder toepassing van de forfaitaire regeling mogen namelijk de (werkelijke) extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst vergoed worden. Daar waar de werkgever nu kan volstaan met de toepassing van het eenvoudige forfait, zal dan een uitgebreide administratie noodzakelijk zijn.

4.

De beantwoording is zo spoedig mogelijk geschied