Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


---

Directie Westelijk Halfrond

Afdeling Zuid-Amerika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 24 november 2003

Behandeld


- Jan Plantinga


Kenmerk


- DWH/ZM-220/03

Telefoon


- 070-3485242


Blad


- 1/12

Fax


- 070-3485748


Bijlage(n)


- - jan.plantinga@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording Kamervragenover Colombia en Commissieverzoek 03-Buza-67

Graag - bieden wij u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen, gesteld door - de kamerleden Koenders en Fierens, Dittrich, Ferrier en van der Staaij - over - Colombia. Deze vragen werden ingezonden op 28 oktober 2003 met kenmerk 2030401920.

De antwoorden op deze vragen vormen tevens onze beleidsreactie op het verslag van het bezoek van leden van de Tweede Kamer aan Colombia, dat ons werd aangeboden met Commissieverzoek 03-BuZa-67. De eerste versie van dit verslag is van groot nut geweest bij de voorbereiding van de reis van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar Colombia in september. De bevindingen van de Parlementaire missie hebben dan ook bijgedragen aan de discussies, die aldaar met vertegenwoordigers van de Colombiaanse regering, de internationale gemeenschap en het maatschappelijke middenveld zijn gevoerd.

Zoals blijkt uit het reisverslag dat u op 26 september jl. werd toegezonden (Tweede Kamer nr. 6- 29200) delen wij in grote lijnen uw analyse van de problemen in Colombia. Ook delen wij de zorgen, inclusief die over de problemen van ontheemden en de grensoverschrijdende effecten van het Colombiaanse conflict, die in uw verslag en in de Kamervragen tot uitdrukking worden gebracht.


- De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer A.M.A. van Ardenne - van der Hoeven

Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne - van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Koenders en Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Ferrier (CDA) en Van der Staaij (SGP) over Colombia.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de aanbevelingen van het recente rapport van de International Crisis Group over de humanitaire crisis in Colombia? Wat is uw mening over de aanbevelingen 20, 21 en 22 van dit rapport, die een grotere politieke en financiële inspanning van de internationale donorgemeenschap voorstellen ter verlichting van de humanitaire crisis in Colombia?

Antwoord
Wij zijn het in grote lijnen eens met genoemde aanbevelingen van de ICG, met de volgende kanttekening. Tot dusverre is er nog geen sprake van een Consolidated Appeal voor Colombia (aanbeveling 21). De Colombiaanse regering aarzelt over een dergelijke oproep die het land immers in dezelfde categorie zou plaatsen als landen als Afghanistan, Angola en Soedan. Wel erkent de Colombiaanse regering dat er sprake is van een humanitaire crisis en stemt zij in met een door de VN en dan met name UNDP opgesteld Humanitair Actie Plan. Dit betekent dat de VN-bijdrage aan de aanpak van de humanitaire crisis uit de reguliere budgetten van de betrokken VN-organisaties zal moeten worden gefinancierd. De bijdrage van Nederland aan organisaties als UNDP, UNHCR, WFP, ICRC en ECHO is dermate groot dat de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking geen aanleiding ziet om afzonderlijk financiële middelen voor de bestrijding van de humanitaire crisis in Colombia beschikbaar te stellen. Indien Colombia de VN alsnog vraagt een Consolidated Appeal te doen, dan zal zij zich over de financiering daarvan nader beraden. Overigens zouden wij willen opmerken dat via het door Nederland gefinancierde milieuprogramma in Colombia steun wordt geboden aan de rurale ontwikkeling in conflictgebieden, waar veel ontheemden vandaan komen en hopelijk weer terug zullen keren.

Vraag 2
Op welke wijze draagt het Nederlandse beleid bij aan het hoger op de politieke agenda zetten van de London Declaration, waarover u schrijft in uw brief over het werkbezoek aan Colombia, Nicaragua en Guatemala?

Antwoord
In de brief van de Minister voor Ontwikkelings-samenwerking (Tweede Kamer nr.6 ­ 29200) aan de Kamer werd aangegeven dat Nederland het belang van de London Declaration in onze internationale contacten onder de aandacht zal brengen, zoals bijv tijdens de WB/IMF vergadering in Dubai van 20-24 september. Dit is inmiddels ook gedaan in de contacten met de Secretaris-Generaal van de VN, met wie de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens een lunchbijeenkomst en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over Colombia van gedachten heeft gewisseld.

Mede op aandringen van Nederland speelt UNDP een actieve rol met betrekking tot de implementatie en monitoring van de in de London Declaration vervatte actiepunten. Op initiatief van de UNDP zijn de 24 landen die deelnamen aan de Londen Conferentie over Colombia bijeen geweest en hebben uit hun midden een groep van 10 landen gevormd om die implementatie en monitoring actief te volgen. Nederland maakt deel uit van deze groep.

Nederland is in Colombia vanaf 1 januari bovendien belast met het EU-voorzitterschap aangezien de inkomende voorzitter, Ierland, in dit land geen ambassade heeft. Al tijdens dit waarnemend voorzitterschap zal de London Declaration als leidraad dienen. Naar onze mening staan de Nederlandse deelname aan de groep van 10 en de actieve inzet als EU-voorzitter vanaf januari 2004 er garant voor dat de London Declaration de komende tijd prioritaire aandacht zal blijven krijgen.

Vraag 3
Heeft u tijdens uw reis naar Colombia aandacht besteed aan de humanitaire crisis in Colombia? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is daarvan geen melding gemaakt in het reisverslag dat de Tweede Kamer is toegestuurd?

Antwoord
De humanitaire crisis is tijdens het bezoek van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking verschillende malen aan de orde geweest, zowel in de gesprekken met de Colombiaanse autoriteiten als tijdens bijeenkomsten met NGO-vertegenwoordigers, VN-instanties en de donorgemeenschap. Daarnaast sprak zij in Quibdo met diverse basisorganisaties en NGO's die zich inzetten voor de verbetering van de situatie van ontheemden. In de brief aan de Kamer wordt niet specifiek melding gemaakt van die humanitaire crisis, omdat er geen middelen voor extra financiële inspanningen voorhanden zijn.

Vraag 4
Heeft u tijdens uw bezoek toezeggingen gedaan dat Nederland meer inspanningen zou verrichten voor ontheemden in Colombia? Zo ja, welke?

Antwoord
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft tijdens haar bezoek geen toezeggingen gedaan. Wel is in Quibdo benadrukt dat basisorganisaties, die zich in conflictgebieden inzetten voor autonomie, kunnen rekenen op voortgezette steun die Nederland hen via lokale organisaties biedt. Zoals in het verslag (Tweede Kamer nr.6 ­29200) aan uw Kamer wordt gesteld, streeft de Nederlandse regering met deze benadering verschillende doelen na: behoud van de biodiversiteit, versterkt lokaal bestuur en een grotere zeggenschap van de lokale gemeenschappen over hun natuurlijke hulpbronnen, waardoor zij in staat zijn zich te weren tegen invloeden van gewapende groepen en minder risico lopen op gedwongen verplaatsing.

Vraag 5
Ligt het in de bedoeling om een humanitair beleid voor Colombia te ontwikkelen? Zo nee waarom niet? Zo ja, kunt u daarover de Tweede Kamer spoedig informeren?

Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 1 wordt toegelicht, draagt Nederland ruimschoots bij aan de aanpak van de humanitaire problemen in Colombia. Die aanpak krijgt gestalte in het werk van organisaties als UNHCR, UNDP, WFP, ICRC en ECHO en van het

plaatselijke bureau van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens. Zowel in Bogotá als in Geneve, New York en Rome worden de ontwikkelingen op de voet gevolgd.

Vraag 6
Is Nederland van plan om de organisaties die zich richten op vredesopbouw en het creëren van "zones of peace", extra te gaan ondersteunen?

Antwoord
Deze "zones of peace" hebben betrekking op regionale vredesinitiatieven in Colombia. Nederland participeert actief in het ontwerp en de uitvoering van de door de Europese Commissie geïnitieerde vredeslaboratoria, die deze regionale initiatieven mede ondersteunen. Naast het EU-programma dat wordt uitgevoerd in het Magdalena Medio gebied zullen zeer binnenkort ook vredeslaboratoria worden geïnitieerd in een deel van het belangrijke departement Antioquia en in het zuiden van Colombia. Het GMV-programma dat de Nederlandse ambassade in Colombia uitvoert omvat bovendien steun aan organisaties die zich bezig houden met vredesbevordering. Extra financiële steun aan de "zones of peace" is momenteel, vanwege de budgettaire problematiek van dit moment, niet voorzien. Wel brengt de ambassade te Bogotá in haar contacten met de Colombiaanse overheid het belang van dergelijke initiatieven regelmatig onder de aandacht. Ook moeten bezoeken van ambassadepersoneel aan gebieden waar dergelijke initiatieven worden ontplooid, worden gezien als steun daarvoor.

Vraag 7
Kent u de aanbevelingen uit het recente rapport van de International Crisis Group over de noodzaak om het Colombiaanse conflict in zijn regionale context te bezien? Wat is uw mening inzake de aanbevelingen 15, 17 en 18 uit het rapport, waarin enerzijds wordt aangedrongen op het ontwikkelen van alternatieve vormen van rurale ontwikkeling en anderzijds op het gezamenlijk aanpakken van 'cross border' drugs- en wapenhandel?

Antwoord
Deze aanbevelingen zijn ons bekend. De eerder genoemde groep van 10 landen die met assistentie van UNDP de implementatie en monitoring van de London Declaration behandelt, heeft onder meer als taak om te bevorderen dat de programma's van de verschillende donoren in nauw overleg met de Colombiaanse overheid beter op elkaar worden afgestemd (aanbeveling 15). De VS besteedt in het kader van de bestrijding van illegale drugsproductie en - handel reeds uitgebreid aandacht aan vormen van alternatieve ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling - waaronder ook verstaan moet worden het zoeken naar alternatieven voor de productie van coca, cannabis en papaver- is tevens een integraal onderdeel van de vredeslaboratoria van de EU. Binnen het milieuprogramma dat door Nederland in Colombia wordt uitgevoerd wordt eveneens aandacht besteed aan de negatieve gevolgen van onder andere cocaproductie. Getracht wordt om de aan het milieu toegebrachte schade te herstellen en duurzame productievormen te introduceren. Wij onderschrijven het belang van speciale aandacht van de internationale gemeenschap voor de problematiek van de grensregio's (aanbeveling 17). Wat betreft aanbeveling 18, die betrekking heeft op verbetering van de informatie-uitwisseling omtrent het gebruik van precursoren en training van douane en politie, kunnen wij verwijzen naar de Nederlandse inspanningen op dit terrein in het kader van het regionale verdrag maritieme samenwerking inzake drugsbestrijding en de samenwerking tussen de KLPD en de Colombiaanse politie.

Vraag 8
Is er in uw analyse samenhang tussen het conflict in Colombia en de regionale wapen- en drugshandel via Suriname, de Antillen en Aruba naar Nederland en Europa? Hoe wordt deze samenhang in het Nederlands beleid tegemoet getreden? Is de relatie met de Surinaamse, Antilliaanse en Arubaanse politie op het gebied van bestrijding van wapen- en drugshandel voldoende om dit probleem het hoofd te bieden?

Antwoord
De drugs- en wapenproblematiek die Latijns-Amerika, de Cariben, Europa en de VS op velerlei wijzen bindt, is dermate omvangrijk dat alleen Nederlandse ondersteuning onvoldoende is om dit probleem het hoofd te bieden. Deze problematiek zal slechts in internationaal verband met succes aangepakt kunnen worden, waarbij aandacht dient te worden gegeven aan zowel de vraag- en aanbodzijde als het transport. Voor wat betreft de inspanningen die Nederland levert om drugssmokkel het hoofd te bieden, verwijzen wij naar de Vijfde voortgangsrapportage drugssmokkel Schiphol (Tweede Kamer nr.23 ­ 28192) die onze ambtgenoot van Justitie onlangs aan de Tweede Kamer aanbood. In deze voortgangsrapportage wordt niet alleen melding gemaakt van de door Nederland geleverde inspanningen, maar tevens van de uitdagingen waar Nederland zich in deze voor gesteld ziet.

Meer concreet, in Colombia wordt het milieu-programma ingezet om het verbouwen van alternatieve gewassen te stimuleren, terwijl er door middel van een GMV-programma wordt gewerkt aan het versterken van de rechtsstaat en de bevordering van goed bestuur. Met betrekking tot de drugssmokkel is Nederland in de Caribische regio op velerlei wijze actief: via inzet van de kustwacht op de Antillen, door inzet t.b.v. het uitschrijven regionale verdrag voor maritieme samenwerking en via commitment aan het Barbados Plan of Action. Voorts zal onze ambtgenoot van Justitie met ons onderzoeken op welke wijze de samenwerking met Surinaamse autoriteiten op het gebied van drugssmokkelbestrijding kan worden verbeterd.

Vraag 9
Bent u op de hoogte van de grote vluchtelingenstromen vanuit Colombia naar Ecuador, de toenemende wapentransporten vanuit Ecuador naar Colombia en de witwaspraktijken in Ecuador van het 'narco'geld? Zo ja, bent u voornemens deze ontwikkelingen in te passen in een meer regionaal gerichte benadering?

Antwoord
Ja, het toenemende aantal Colombianen dat zijn toevlucht neemt tot Ecuador is ons bekend. Nederland heeft UNHCR laten weten bereid te zijn enige tientallen Colombiaanse vluchtelingen op te nemen in het kader van het hervestigingsbeleid. In oktober is reeds aan 5 bijzonder kwestbare Colombiaanse gezinnen hervestiging in Nederland aangeboden. Wij zijn ook op de hoogte van berichten over wapentransporten vanuit Ecuador naar Colombia, al zijn de gegevens hierover en over het witwassen van drugsgeld niet eenduidig.

Zoals gemeld in het antwoord op vraag 8, is de problematiek dermate omvangrijk dat deze slechts in internationaal verband met succes aangepakt kan worden, met meer dan alleen OS-middelen. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking overweegt dan ook geen regionale aanpak van dit probleem in termen van OS-inspanningen.

Vraag 10
Is er in uw analyse een regionale samenhang tussen het conflict in Colombia en de regionale situatie in de Andes-Amazoneregio? Hoe beoordeelt u die situatie in het licht van de toenemende cocaproductie in Peru en Ecuador en de licht afnemende cocaproductie in Colombia? Hoe beoordeelt u die situatie in relatie tot de steeds groter wordende economische en sociale crisis in de omringende landen? Hoe verhoudt zich dit tot uw keus om de bilaterale hulp in Ecuador en Peru af te bouwen?

Antwoord
De drugskartels in de Andes-regio vissen alle in het troebele water van de politieke en economische crises. Coca, cannabis en papaver worden verbouwd in agrarisch en economisch marginale gebieden waar de staat gezag uitoefent noch diensten biedt. Het Andes-Amazone gebied is dus een conflictgebied 'par excellence'. De uitgestrektheid van het gebied en de omvang van de problemen gaan de capaciteit van Nederland als donor verre te boven. In plaats daarvan is gekozen voor een geïntegreerde armoede
- conflict - milieu benadering zoals die in Colombia vorm begint te krijgen. Tot afbouw van de OS-programma's in Ecuador en Peru is besloten vanuit het streven naar grotere kwaliteit en effectiviteit van de hulp, die noopt tot beperking van het aantal landen waarin Nederland actief is. De OS-programma's in deze landen hebben een te geringe omvang om een serieuze invloed te hebben op de economische en sociale stabiliteit in deze landen.

Vraag 11
Klopt het dat recentelijk de samenwerking tussen de Nederlandse en de Colombiaanse politie is versterkt? Wat wordt beoogd met deze versterkte samenwerking en wat was de aanleiding ervoor?

Antwoord
De samenwerking tussen de Nederlandse en de Colombiaanse politie is recentelijk niet op structurele wijze versterkt, de samenwerking was al goed. Deze samenwerking is met name gericht op operationele uitwisseling van informatie. De commandant van de Colombiaanse Nationale Politie, Generaal Campo, heeft op uitnodiging van de Nederlandse recherche onlangs een 5-daags bezoek gebracht aan Nederland. Tijdens dit bezoek, dat plaatsvond in het kader van de bilaterale politiesamenwerking en dat met name gericht was op operationele contacten, zijn afspraken gemaakt over verdere intensivering van informatie-uitwisseling, uitwisseling van personeel en opleidingen op het gebied van de bestrijding van drugs-, wapen- en mensenhandel. Generaal Campo nam tevens deel aan een door het Openbaar Ministerie en de KLPD/Unit Synthetische Drugs georganiseerde conferentie over synthetische drugs. Ook voerde hij gesprekken met Europol. Colombia en Europol hebben een samenwerkingsbijeenkomst opgesteld, die ter goedkeuring is voorgelegd aan de JBZ-Raad van de Europese Unie. Het gaat hier om samenwerking op strategisch en technisch niveau. De uitwisseling van persoonsgegevens is uitgesloten. De regering acht de totstandkoming van deze overeenkomst van belang (Tweede Kamer nr. 5251782b Geannoteerde agenda JBZ-Raad d.d. 6 november 2003). Deze overeenkomst opent onder andere de mogelijkheid van wederzijdse stationering van verbindingsofficieren.

Vraag 12
Is de Colombiaanse regering in staat de groeiende hoeveelheid deserteurs van gewapende groepen van diverse signatuur via maatschappelijke reïntegratie projecten op te vangen? Kan Nederland op dit gebied iets betekenen?

Antwoord
De Colombiaanse overheid heeft via haar ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken/Justitie verschillende programma's die zijn gericht op demobilisatie, ontwapening en herintegratie van ex-strijders in de samenleving. De overheid staat voor de grote uitdaging om zeer binnenkort duizenden gedemobiliseerde paramilitairen op te vangen en te herintegreren. Dat zal niet lukken zonder intensieve begeleiding van de VN-instellingen en de internationale gemeenschap. Indien de Colombiaanse regering Nederland en andere landen zou verzoeken een bijdrage te leveren aan een uitgewerkt plan voor de aanpak van deze problematiek dan zullen wij dat in overweging nemen.

Vraag 13
Bent u bekend met het conflict tussen Colombiaanse mensenrechtenorganisaties en de Colombiaanse president Uribe n.a.v. zijn beschuldigingen dat sommige mensen-rechtenorganisaties gebruikt worden voor politieke doeleinden door gewapende groepen? Wat is uw mening over de inhoud van de beschuldigingen en over de wijze waarop deze zijn geuit? Heeft u deze mening ingebracht tijdens uw gesprekken in Colombia?

Antwoord
In het gesprek met de president heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking expliciet benadrukt dat betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het zoeken naar een vreedzame oplossing van het conflict onontbeerlijk is. President Uribe gaf daarop de verzekering dat het doel van zijn beleid was veiligheid te garanderen voor alle Colombianen, of het nu voor- of tegenstanders van zijn aanpak zijn. De tegen bepaalde NGO's gerichte uitspraken van de president, enkele weken na het bezoek aan Colombia, waren dan ook een flinke teleurstelling. In zijn uitspraken hekelde hij het feit dat sommige NGO's zich aanmerkelijk kritischer uitlaten over de misdaden van de paramilitairen en het leger dan van de guerrillagroeperingen. De internationale gemeenschap, waaronder ook Nederland, heeft hierop kritisch gereageerd. Zo heeft de Nederlandse ambassade in correspondentie met de president gewezen op het grote risico voor bonafide mensenrechtenactivisten indien deze impliciet of expliciet op één lijn gesteld worden met de in Colombia opererende terroristische organisaties. De Colombiaanse President heeft zijn uitspraken in zijn toespraak tot de Algemene Vergadering van de VN overigens genuanceerd.

Vraag 14
Hoe kan de internationale gemeenschap ertoe bijdragen dat de zo belangrijke speelruimte voor de civiele samenleving enerzijds wordt bewaakt en mensenrechtenorganisaties anderzijds aanspreekbaar zijn op hun verantwoordelijkheid om onafhankelijk en autonoom te opereren?

Antwoord
De London Declaration biedt goede aanknopingspunten voor een dialoog met de Colombiaanse overheid over de rol van het maatschappelijk middenveld en de noodzaak van voldoende speelruimte. De internationale gemeenschap bevordert op actieve wijze de betrokkenheid van NGO's bij de monitoring en implementatie van de London Declaration. Als lid van de eerder genoemde werkgroep van 10 die is ingesteld om de Londen Verklaring te monitoren werkt Nederland nauw samen met een groep betrokken NGO's. Overigens betekent de steun van de internationale gemeenschap voor het werk van NGO's niet dat deze onvoorwaardelijk is. Ook met deze groep wordt een kritische dialoog gevoerd, waarbij gepleit wordt voor een onpartijdige benadering van de mensenrechtensituatie en voor constructieve suggesties voor de verbetering ervan.

Vraag 15
Bent u op de hoogte van de door de Duitse Bondsdag goedgekeurde motie, waarin o.a. aan de Duitse regering gevraagd wordt zich sterk te maken voor het instellen van een EU Hoge Commissaris van de mensenrechten in Colombia. Zou u bereid zijn deze Duitse inspanning in de EU te steunen?

Antwoord
Het is ons bekend dat de Duitse Bondsdag een motie aanvaardde voor aanstelling van een Hoge Commissaris voor de mensenrechten. Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat de Duitse regering deze motie zal overnemen en het voorstel in EU-verband aan de orde zal stellen, omdat in de London Declaration de coordinerende rol op het gebied van mensenrechten wordt toegekend aan de Verenigde Naties. Zoals naar aanleiding van vraag 2 reeds werd opgemerkt, is de London Declaration de leidraad voor het gemeenschappelijke beleid ten aanzien van Colombia. Nederland zal zich als EU voorzitter actief inzetten voor de implementatie daarvan.

International Crisis Group: Colombia's Humanitarian Crisis, (July 2003)

International Crisis Group: Colombia and its neighbours, the tentacles of instability, (9 April 2003)


---