CDA Rotterdam
Actueel
Rotterdam, 23 oktober 2003
Algemene Beschouwingen
Vorig jaar begon ik mijn algemene beschouwing met een terugblik op het
boeiende jaar 1974. Dat was het jaar van de absolute meerderheid van
de PvdA waar de christen-democratie zo onder gebukt is gegaan. Ik heb
toen de vraag gesteld of de PvdA gebukt zou gaan onder de dictatuur
van de huidige meerderheid. Ik heb toen geconcludeerd dat dat niet het
geval zou zijn en we kunnen nu, een jaar later, vaststellen dat we
niet alleen geen dictatuur van de meerderheid hebben, maar dat er
zelfs helemaal geen meerderheid meer is. Het kan verkeren.
Ik wil terugblikken op 1993. Vorig jaar was dat nog 1974 dus ik ga dit
jaar een kleine 20 jaar verder en ik beloof hier plechtig: volgend
jaar spreek ik alleen nog maar over de toekomst.
In 1993 verschenen er 2 COS-rapporten. Er is niet veel nieuws onder de
zon
- Bevolkingsprognose 2006
- Prognose etnische minderheden Rotterdam 2006
Deze rapporten leverden toen ook al een schok op in het politieke en
bestuurlijke Rotterdam. Rotterdam zou in 2006 maar liefst 667.000
inwoners tellen waarvan 28,7% allochtoon. Het aantal mensen in de
bijstand zou groeien naar maar liefst 80.000 personen. Dit moest
leiden tot nieuw beleid en dus moest er een ambtelijke commissie komen
a la de commissie Berghuijs om de ontwikkeling te analyseren en
aanbevelingen te doen voor toekomstig beleid. Die commissie kwam er en
deed in april 1993 enkele duidelijke uitspraken:
1. Strakkere regulering van de instroom van immigranten, stel
voorwaarden bij gezinsvorming en bij gezinshereniging, zoals
integratie in de Nederlandse samenleving en kies voor een
ontmoedigingsbeleid m.b.t. illegalen;
2. Bevorder het ontstaan van heterogene wijken door de bouw van dure
woningen;
3. Investeer in onderwijsprestaties van allochtonen;
4. Investeren in haven en stad en schep banen in de markt, in de
collectieve sector en in de dienstverlening;
5. Zorg er voor dat waarden en normen extern worden afgedwongen.
We kunnen 10 jaar na dato vaststellen dat:
(a) prognoses niet altijd uitkomen, want er wonen geen 667.000 mensen
in Rotterdam en de bijstand kent 40.000 i.p.v. 80.000 klanten en
(b) er 10 jaar geleden al aanbevelingen zijn gedaan die Berghuijs zo
onder het stof vandaan kan halen en dat zal hem niet slecht uitkomen
want het is best een opgave om in enkele weken een ingewikkeld pakket
met maatregelen op papier te krijgen. Wat de CDA-fractie betreft zat
die commissie uit 1993 op een prima lijn die ook nu nog als leidraad
voor de commissie Berghuijs mag dienen, waarbij enkele aanvullingen
gewenst zijn, zoals de door wethouder Pastors voorgestelde aanpak van
de huisjesmelkers en illegale pensions en vooral ook het aantrekkelijk
maken voor middenklasse-huishoudens al dan niet met kinderen om in de
oude stadswijken te gaan wonen. Als het rapport van Berghuijs in deze
Raad wordt besproken zullen we hier uiteraard veel dieper op ingaan en
dat zal nog dit jaar gebeuren. Ik zal er dus niet al te veel woorden
aan kwijt maken. Ik wil straks nog 1 opmerking maken over de
beeldvorming rond deze discussie.
Ik zal in mijn bijdrage enkele themas uitwerken die al terug te vinden
zijn in de aanbevelingen van 1993, zoals het investeren in economie,
het bestrijden van onderwijsachterstanden en het versterken van
waarden en normen. Maar eerst een paar algemene opmerkingen over deze
begroting.
Waardering voor begroting
De CDA-fractie heeft veel waardering voor deze begroting. Als je houdt
van politici die spreken in overtreffende trappen, dan kan je spreken
van de beste begroting ooit maar dat zou suggereren dat ik alle
begrotingen uit de geschiedenis van Rotterdam zou hebben bestudeerd en
dat is niet het geval, ik wil niet helemaal de indruk wekken dat ik
Rotterdam vooral vanuit de geschiedenisboeken beoordeel, dus we laten
dat oordeel graag over aan echte historici.
De CDA-fractie heeft niet alleen waardering voor de begroting maar ook
voor de politieke koers van deze coalitie, voor de gekozen
prioriteiten die wat ons betreft ook na 2006 de richting moet bepalen.
De CDA-fractie is erg te spreken over de wijze waarop het College de
CDA-motie Vd Born over de kaders rond het parkeren heeft verwerkt in
de begroting.
Sociaal beleid
De CDA-fractie heeft waardering voor de wijze waarop het College
omgaat met de nieuwe bijstandswet. Het College heeft goed geluisterd
naar de voorwaarden die de fractie aan het Collegebeleid heeft
gesteld. De CDA-fractie deelt de uitgangspunten sociaal, streng en
rechtvaardig en vindt dat met recht gesproken kan worden van sociaal
beleid. In de coalitieonderhandelingen hebben de coalitiepartijen
afgesproken dat de verworvenheden van het Rotterdamse armoedebeleid in
stand zullen blijven en we kunnen vaststellen dat dat is gebeurd. Het
is prima dat de ingewikkelde duurzame gebruiksgoederenregeling wordt
vervangen door een toeslag die veelal hoger uitvalt dan nu het geval
is. Belangrijke kwijtscheldingen (OZB, reinigingsrecht) en de
toeslagenregeling voor kinderen van 4 17 jaar blijven in stand. We
zijn ik zeg het nogmaals tevreden over de voorstellen van het College.
Hetzelfde geldt voor het voorstel dat er geen gedwongen ontslagen
vallen bij de ID-ers. We verwachten van het College met betrekking tot
gesubsidieerde arbeid wel de nodige inspanningen op 2 onderdelen:
1. bevorder bij de eigen diensten en bij andere organisaties het
ontstaan van banen in lage CAO-schalen, om de doorstroming te
bevorderen;
2. realiseer banen met behoud van uitkering a la Sociale Activering
als vervanging van een deel van de huidige gesubsidieerde banen.
Het principe van iedereen aan het werk die kan werken, eventueel met
behoud van uitkering, delen wij. Het ontvangen van bijstand voor
mensen die kunnen werken mag niet aan de orde zijn.
Het College heet aangegeven een haalbaarheidsonderzoek te willen doen
naar Work First, verplicht werken met behoud van uitkering. De
CDA-fractie vraagt zich af of we ons dit onderzoek niet kunnen
besparen. Iedereen aan het werk die kan werken,dat moet de lijn zijn
en we zullen in de commissiebehandeling voorstellen doen rond de
invoering van het zogenaamde Helmondse model waarbij het verstrekken
van een baan voorop staat.
Terecht zet het College zeer stevig in op de fraudebestrijding. We
riepen hier al eerder toe op en we zien in 2002 gelukkig dat dit al
resultaat oplevert. We willen het College steunen in de stevige lijn.
In de commissie zullen we met nadere voorstellen hiervoor komen.
Maar buiten discussie moet zijn dat de bijstand er niet voor niets is.
Voor de mensen die niet kunnen werken moeten en willen wij en zullen
wij als gemeente een vangnet vormen en datzelfde geldt voor moeders
met jonge kinderen, hoewel we ook voor deze groep nog altijd staan
achter de al enkele jaren door ons bepleitte aanpak om moeders met
jonge kinderen in de bijstand maximaal te helpen op weg naar een
opleiding of een baan in een voor hen geschikte combinatie met hun
zorgtaken.
De CDA-fractie rekent erop dat het College zeer indringend heeft
geluisterd naar de opmerkingen over de WVG en hoort graag op welke
wijze het voorzieningenniveau in Rotterdam in stand blijft. Rond het
sociaal beleid maken we een voorbehoud rond de formulierenbrigade. We
zullen hierop terugkomen in de commissiebehandeling.
Tomeloze betrokkenheid
Laten we het nog eens hebben over de uitvoering van het beleid, een
belangrijk onderdeel van het Collegeprogramma. Mag ik even
teruggrijpen op het voorbeeld van het drama van Roermond. De vader van
een zogenaamd probleemgezin steekt het huis in brand waarbij enkele
kinderen overlijden. Bij de evaluatie blijkt dat 20 instanties
betrokken zijn, wisten dat het gezin grote problemen had, maar er is
nooit echt ingegrepen. Mijn stelling is dat Rotterdam tal van
situaties kent die te vergelijken zijn met het Roermondse voorbeeld.
Situaties waarin heel veel instanties betrokken zijn bij een persoon
of bij een gezin, maar dat niemand echt verantwoordelijk is. Hoe groot
is de Poolse landdag die betrokken is bij een criminele jongere die
voortijdig van school is gegaan en die uit een probleemgezin komt. Dat
is een volle Poolse landdag. En wie zorgt er nu voor dat zon jongere
er echt uitkomt? Het is geen kerntaak van de school, niet van de
politie, niet van het schoolmaatschappelijk werk, de Jeugdzorg heeft
een wachtlijst, iedereen doet zijn werk goed maar niemand is echt
verantwoordelijk. Er zijn veel instanties. Allemaal gemeenschapsgeld.
Maar degenen waarvoor het echt nodig is, die vallen er altijd tussen
uit. Neem het verhaal van een jonge Rotterdammer die door zijn moeder
uit huis is gezet omdat hij onhoudbaar was, en in een huis voor
onhoudbare jongens werd geplaatst, waaruit hij verwijderd werd omdat
hij onhoudbaar was. Het gaat niet alleen om geld. Het gaat om
uitvoering. Het gaat om een heldere afbakening van taken en
uiteindelijk gaat het om het organiseren van echte betrokkenheid tot
op het bot.
Ik kan dit voorbeeld gemakkelijk met tientallen uitbreiden, van
jongeren met problemen, daklozen, verslaafden, asociale huurders, noem
maar op. We moeten een tomeloze, haast meedogenloze betrokkenheid
uitstralen naar die groepen die dat nodig hebben.
Als er iemand is in het College die dit erkent, dan is het wethouder
De Faria die helder voor ogen heeft dat mensen met een ingewikkeld
verhaal, mensen die niet in een standaard passen, mensen met een
overdosis treurigheid en ellende, dat je daarvoor een heel
persoongebonden aanpak nodig hebt. En het kenmerk van een
persoonsgebonden aanpak is dat je mensen niet loslaat, niet tussen wal
en schip laat verzuipen, maar dat je mensen vast houdt. Dat vraagt het
CDA van het College: wees meedogenloos in je betrokkenheid, houd juist
de mensen die dat zo nodig hebben, de moeders die geen Nederlands
spreken, de criminele jongeren, de voortijdig schoolverlaters, de
daklozen, de kinderen met achterstanden, College, organiseer die
tomeloze betrokkenheid!
Waarden en normen
Het CDA heeft voor deze raadsperiode gekozen voor het motto geen
woorden maar waarden en wil de gemeenschappelijke waarden en normen in
Rotterdam versterken. De motie van collega Erdal over de Rotterdamse
stadsregels moet ertoe leiden dat we in Rotterdam weer een gesprek
hebben over regels, over wat we doen en wat we niet doen, over wat
hoort en wat niet hoort. Daar hebben wij in Rotterdam behoefte aan.
Het is ontzettend belangrijk dat de overheid heel erg helder is in wat
kan en wat niet kan, wat wel en niet wordt getolereerd. Door de
invoering van de wet bestuurlijke boetes moet het straks mogelijk zijn
om het op straat gooien van troep te beboeten en de toezichthouders te
financieren vanuit de boetes. In een stad als Hamburg tref je overal
borden aan met de tekst dat het op straat gooien van een
sigarettenpeuk 20 euro kost en dat de overheid onverbiddelijk is in
het beboeten van overtreders. Maar daar ligt dan ook nagenoeg niets op
straat. Ook in Rotterdam is er op dat punt veel te winnen en ik
verwacht dat het College het komende jaar op dit punt de nodige
stappen zet.
Opvoeding
De overdracht van waarden en normen gebeurt vooral in het gezin en op
school. Het CDA is al sinds jaar en dag in de weer om een
basisinfrastructuur opvoedingsondersteuning te realiseren. Het CDA is
goed te spreken over alle inspanningen die de wethouder tot op dit
moment rond dit thema heeft verricht. Duidelijk is dat meer aandacht
voor opvoedingsondersteuning geld gaat kosten, bijvoorbeeld door het
aanstellen van gezinscoaches en de uitbreiding van het
schoolmaatschappelijk werk. Het CDA wil hier graag geld aan besteden
want we hebben het hier over een belangrijke collegeprioriteit. Het is
ontzettend jammer dat het College zelf geen voorstellen doet om de
basisinfrastructuur opvoedingsondersteuning te financieren. Wij vinden
dat er al in 2004 concreet resultaat moet worden geboekt en willen
voorstellen hier geld voor uit te trekken. Bij de behandeling van de
onderwijsbegroting in de commissie komen we hier op terug.
Overigens wil ik hier nog opmerken dat we niet gelukkig zijn met het
verloop van de voorgenomen fusie tussen Ouder- en Kindzorg van
Thuiszorg en de GGD. In plaats van ons te verliezen in een lastige
fusie geven wij er de voorkeur aan, zoals dat ook in andere gebieden
in ons land gebeurt, dat er tussen de consultatiebureaus en de GGD
goede samenwerkingsafspraken worden gemaakt.
Onderwijs
De CDA-fractie is benieuwd naar de wijze waarop het College is
omgesprongen met de motie Kruse/Erdal die tijdens de voorjaarsnota
zeer breed in deze Raad is aangenomen over de Onderwijskansenzones.
Voor de CDA-fractie is het essentieel dat hier in de begroting
voldoende middelen voor worden vrijgemaakt en we rekenen er op dat dit
gebeurt. We moeten er alles aan doen wat we kunnen en dat is de kern
van de onderwijskansenzone- om achterstanden van kinderen om te
buigen.
De CDA-fractie heeft forse zorgen om het Rotterdamse onderwijs. Het
grote aantal voortijdig schoolverlaters, de leegloop van scholen, de
positie van het VMBO, het gaat helemaal niet zo goed met het
Rotterdamse onderwijs. De CDA-fractie is van mening dat we juist voor
het Rotterdamse VMBO moeten kiezen voor innovatie. Innovatief
onderwijs in aansprekende gebouwen, in nauwe samenwerking met het
bedrijfsleven, gericht op werkgelegenheid in de dienstverlening waarin
een goede boterham te verdienen valt en dus bijdraagt aan de
werkgelegenheid in de stad. Verder is veel aandacht nodig voor
ouderparticipatie. Dat is onze visie op de toekomst van het VMBO en we
zouden graag zien dat het College hier met grotere kracht en inzet dan
nu het geval is aan gaat trekken.
DSO krijgt straks veel minder taken (OALT, huisvesting,
onderwijsachterstanden gaan naar schoolbesturen). Kunnen we ervan
uitgaan dat de dienst in omvang evenredig verminderd? Of geldt hier
het adagium dat overheidsdiensten nooit krimpen? De CDA-fractie stelt
voor, nu de taken m.b.t. het lokale onderwijsbeleid fors verminderen,
de omvang van de dienst ook enorm in te krimpen en de middelen te
besteden aan de uitbreiding schoolmaatschappelijk werk,
onderwijskansenzones, de positie van het VMBO en enkele concrete
subsidies zoals Delmatur. De CDA-fractie vindt dat we de bureaucratie
zeer stevig moeten terugdringen en steunt dan ook de ambitie van het
ROTS-traject.
Welzijn
Vorig jaar heeft de CDA-fractie tijdens de algemene beschouwingen de
stedelijke regie rond het welzijnswerk weer prominent op de agenda
gezet. We moeten op centraal niveau nadenken over de relatie tussen
grootstedelijke problemen (armoede, opvoeding, sociale problemen,
onderwijs) en de mogelijkheden van het welzijnswerk. Rond het
welzijnswerk is behoefte aan een duidelijke, stedelijke visie. Het
probleem van Rotterdam is niet dat er niets wordt gedaan, dat er
onvoldoende werkkracht op de vloer en te weinig geld beschikbaar is.
Het probleem van Rotterdam is dat er geen brede analyse is, geen visie
op de aanpak, geen regie is en geen controle op
uitvoeringsorganisaties. Dit is de inzet van de CDA-fractie als het
gaat om de versterking van het welzijnsbeleid:
- stedelijk plan en stedelijke regie
- uitvoering via deelgemeenten
- ook ruimte voor eigen initiatieven voor typisch stedelijke
problematiek
- inkoopmodel waarbij de (deel)gemeente het beste product tegen de
beste prijs kan inkopen in het veld
De CDA-fractie zal nog in de maand november een plan naar buiten
brengen met een verdere uitwerking van onze visie op het Rotterdamse
welzijnsbeleid in de toekomst.
Economische ontwikkeling van de stad
Ik refereerde zojuist aan de Berghuijs-discussie. Die discussie heeft
een aantal problemen van onze stad indringend op de nationale kaart
gezet en dat is prima. We moeten daar met elkaar ons voordeel mee
doen. Maar dat is dan ook wel weer genoeg geweest. We hadden ooit een
burgemeester die alle dagen sprak over Rotterdam, de stad van de
verkeerde lijstjes. Op een dag zij die burgemeester dat dat welweer
mooi was geweest. Dat is een waar woord. Het beeld van Rotterdam als
één groot riool, als een massale afvalput zal niet heel veel toeristen
op de been brengen, zal investeerders doen terugdeinzen en zal heel
veel Rotterdammers het gevoel geven dat de politiek wederom de zaken
anders voorstelt dan ze echt zijn. Geen misverstand over de
rafelranden van onze stad, maar nog minder misverstand over de kracht
en het elan van Rotterdam die wij en onze ouders en onze voorouders
uit het niets hebben doen opbouwen.
Rotterdam heeft zijn problemen, ze zijn niet onopgemerkt gebleven. Van
alle stedelijke gebieden in Nederland het meest te lijden van de
recessie. De werkloosheid is met name in de stad zelf hoger opgelopen
dan het gemiddelde in ons land.
Dat feit rechtvaardigt een strijdplan, waarin de pluspunten van
Rotterdam worden uitgebuit. Een dergelijk strijdplan zal de basis
moeten zijn voor verder herstel van de Rotterdamse economie en moeten
doorwerken in het Havenplan 2020. Met name zal vernieuwing (innovatie)
daarbij uitgangspunt moeten zijn. Hier ligt juist nu- een grootse
uitdaging voor wethouder Van Sluis. Voor verbetering van de economie
van Rotterdam in het perspectief van nieuwe industriële ontwikkeling
is de Tweede Maasvlakte absoluut noodzakelijk en als een vaste basis
van een Rotterdams strijdplan te beschouwen. We komen nu al veel
ruimte tekort om op niveau de concurrentie met de Noord-Europese
havens bij te houden. De beslissing om de Tweede Maasvlakte in 2 fases
aan te leggen, afgedwongen door het Rijk, is eigenlijk al achterhaald.
Er is al genoeg belangstelling bij bedrijven om aan de Rijkseis te
voldoen om te beginnen. We steunen wethouder Van Sluis in zijn
onderhandelingen op basis van de brief van september aan minister
Peijs. Bij een gesprek met de havenorganisatie Deltalinqs is zelfs al
gebleken dat nu al voor meer dan 1000 ha havenindustrieterrein
belangstelling bestaat. Dat is wel wat anders dan de PvdA suggereert
in het nieuwsblad Transport, dat er pas over 16 jaar behoefte is aan
een Tweede Maasvlakte.
Voor dat strijdplan is en blijft de unieke positie van de haven een
sterk uitgangspunt. Naast de ligging is vooral de zeer grote en
gevarieerde aanvoer van tal van grondstoffen heel bijzonder, Weliswaar
worden die trouw opgeslagen en doorgevoerd, maar de toegevoegde waarde
van deze grondstoffen, die in de haven zelf moet ontstaat, kan hoger.
Een sterke troef is de chemische sector en de ontwikkeling van de
metallurgie.
Andere onderdelen van het strijdplan kunnen zijn:
- de ontwikkeling van nieuwe energiedragers zoals de waterstof
energie;
- ontwikkeling van de sector dienstverlening, toegespitst op de
haveneconomie
- het uitroepen van Rotterdam als innovatiestad van ons land door de
versterking van de al stevig aanwezige IT-mogelijkheden
- een verdere versterking van het MKB, waarin terecht veel aandacht is
voor veiligheid in pilotgebieden maar waarbij het totaalbeeld niet
voldoende bevredigd
- het tegengaan van invliegen van Oost-Europeanen die hier in de
binnenvaart en in andere sectoren komen werken en ervoor zorgen dat er
voldoende opgeleide jongeren hier beschikbaar zijn;
Kortom: de CDA-fractie wil een strijdplan van Van Sluis ter
verbetering van de economie van de stad. We hebben hiervoor een aantal
bouwstenen opgesomd. Juist nu moeten we onze economie koste wat kost
versterken. De CDA-fractie steunt deze collegeprioriteit onverkort en
verwacht deze collegeperiode ook klinkende resultaten.
Tot slot:
Ook van het persoonlijk vlak valt er wat mij betreft nog wat te
melden. In het komende begrotingsjaar hoop ik te mogen beleven
gedurende 10 jaar aaneengesloten aktief te zijn in Rotterdamse
vertegenwoordigende organen. In heel wat van die jaren had je één of
twee spannende debatten per jaar. Tegenwoordig is er iedere twee weken
wel weer iets te beleven in deze raad. Dat is ook logisch. In de
campagne van 2002 stond voor iedereen toch wel vast dat de politiek
weer spannender en aansprekender moest. Dat is één van de beloftes die
heel expliciet door deze coalitie is ingelost. We mogen nu met elkaar
vaststellen dat de target rond politieke dynamiek nu al ruimschoots is
gehaald en wat ons betreft mag dat best hierbij blijven. Als CDA
zullen wij daar alles aan doen. U kunt van ons verwachten dat we
koersvast en vol elan de in 2002 bewust en van harte ingeslagen weg
zullen vervolgen. We buigen daarbij niet naar links en we buigen niet
naar rechts. We laten ons graag inspireren juist in een wereldstad in
een ultra-moderne tijd door de christelijke traditie die ons alle
dagen, ook buiten alle politieke hektiek om, leert dat de waarden van
gerechtigheid, rentmeesterschap en solidariteit het naleven waard
zijn, juist ook in het moderne Rotterdam.