Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag DBO-CB-U-2416486
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Ontwerp Retributiebesluit LNV-03-427, 430 en Vleeskeuringswet 431


Naar aanleiding van uw verzoek om reactie betreffende een brief van de Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie (KNS) over het ontwerp Retributiebesluit Vleeskeuringswet, gericht aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, bericht ik u het volgende.

In de brief van de KNS wordt een aantal feiten genoemd met betrekking tot het ontwerp Retributiebesluit Vleeskeuringswet en tevens wordt hieromtrent een zestal opmerkingen gemaakt. Ik zal punt voor punt in dit schrijven ingaan op deze opmerkingen. In verband met de duidelijkheid rond het dossier rond de RVV tarieven lijkt het mij correct dat ik eerst een aantal algemene, van belang zijnde feiten noem betreffende de vaststelling van RVV/VWA tarieven.


- De hoogte en de toepassing van praktisch alle tarieven voor controle- en keuringsactiviteiten welke worden verricht door de RVV/VWA, werden tot eind 2001 vastgesteld op basis van één ministeriële regeling, te weten de Regeling tarieven keuring vlees en vleesprodukten 1993. Deze regeling was gebaseerd op zowel LNV als VWS wetgeving. De Minister van LNV was eerste ondertekenaar en voerde het overleg over deze tarieven met de Kamer en met het betrokken bedrijfsleven. Niet voor alle werkzaamheden van de RVV/VWA konden echter tarieven worden vastgesteld, hiertoe diende onder andere de Vleeskeuringswet te worden gewijzigd.


- Op 13 december 2001 is de Vleeskeuringswet gewijzigd. Door deze wijziging verviel per 14 december 2001 de grondslag voor het vaststellen van VWS tarieven voor de RVV/VWA per ministeriële regeling. De bestaande VWS tarieven werden voorlopig ondergebracht in het Besluit retributies Vleeskeuringswet. Voor dit besluit ben ik politiek verantwoordelijk.


- De Vleeskeuringswet biedt sinds 14 december 2001 een mogelijkheid voor het heffen van op grond van Europese regelgeving verplichte tarieven en ook voor het heffen van nationale tarieven. Deze tarieven dienen echter bij AMvB te worden vastgesteld. Gezien de omvangrijke wijzigingen is gekozen voor het geheel intrekken en vervangen van de bestaande, op de Vleeskeuringswet gebaseerde regelingen en besluiten terzake. Deze tarieven zijn nu opgenomen in het (nieuwe) Retributiebesluit Vleeskeuringswet. Dit betekent

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
DBO-CB-U-241648

dat nu zowel de al bestaande verplichte tarieven, als ook de nieuwe nationale tarieven in dit nieuwe besluit zijn opgenomen. De verplichte tarieven die door de RVV/VWA in rekening worden gebracht hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van keurings- of controlewerkzaamheden tijdens de productie van vlees van slachtdieren waarop de Vleeskeuringswet betrekking heeft.


- Omdat bij de wijziging van de Vleeskeuringswet is gekozen de tarieven via een AMvB vast te stellen, is het voorbereidingstraject anders dan bij de via een ministeriële regeling vastgestelde LNV tarieven. Zo is de procedure om tot een AMvB te komen uitgebreider en met meer waarborgen omgeven. Het voornemen tot tariefswijziging wordt niet alleen besproken met het betrokken bedrijfsleven, maar ook de Ministerraad dient het conceptbesluit goed te keuren en de Raad van State wordt verzocht over het voorgenomen besluit te adviseren. In deze procedure is geen overleg met de Tweede Kamer voorzien.


- De VWA is een toezichtorganisatie die opereert als (tijdelijk) agentschap. Tot 27 mei 2003 maakte dit agentschap deel uit van VWS en sindsdien is het een onderdeel van LNV. Als agentschap blijft de VWA deel uitmaken van de rijksoverheid en valt zij volledig onder de ministeriële verantwoordelijkheid van LNV. De VWA/RVV functioneert als agentschap zelfstandig op het eigen expertisegebied, maar is volledig onderdeel van de VWA. De primaire politieke verantwoordelijk voor de RVV/VWA ligt bij de Minister van LNV, maar de Minister van VWS is verantwoordelijk voor het vaststellen van tarieven ter uitvoering van VWS wetgeving door de RVV/VWA.


- Het Retributiebesluit Vleeskeuringswet is op 1 september j.l. in werking getreden en heeft dus niet meer de status van een ontwerp.

Onderstaand zal ik puntsgewijs antwoord geven op de vragen uit de brief van de Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie (KNS), over het (ontwerp) Retributiebesluit Vleeskeuringswet.

1. De motie Ormel van 26 november 2002 had betrekking op LNV tarieven en niet op VWS tarieven. De Minister van LNV stelt de RVV/VWA tarieven vast per ministeriële regeling die vrijwel onmiddellijk in werking kan treden. Het informeren van de Kamer lijkt mij in deze daarom correct. Anders dan de LNV tarieven, worden de VWS tarieven bij AMvB vastgesteld. Aan de vaststelling van de VWS tarieven gaat een langdurige, uitgebreide en wettelijk vastgelegde voorbereiding vooraf, waarin geen vooroverleg met de Tweede Kamer is voorzien.

2. De desbetreffende tarieven ondergingen in ieder geval een verhoging van 3,3%, conform het beleid van LNV per 1 december 2002 voor dezelfde soort RVV/VWA werkzaamheden en daarboven een positieve of negatieve correctie op grond van de voorcalculatie 2003. De desbetreffende VWS wetgeving kon op 1 december 2002 niet gelijktijdig met de LNV verhoging worden aangepast. Indien het betreft controle- of keuringsactiviteiten voor bepaalde sectoren waarvoor door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ook een retributie is vastgesteld, zijn de verhogingen zoals in eerste instantie door LNV voorgenomen, op verzoek van de Tweede Kamer met 25% gemitigeerd. Verdere verhogingen zijn nodig om te komen tot kostendekkende tarieven overeenkomstig het regeringsstandpunt in deze. Hieromtrent zullen nog afspraken moeten worden gemaakt


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
DBO-CB-U-241648

met het betrokken bedrijfsleven, waarbij later nog een correctie van de tarieven volgt. Een uitzondering vormt de categorie bijzondere slachtplaatsen. Voor deze slachterijen is het tarief in eerste instantie verhoogd met 30%, vanwege het veel te lage, kostprijsdekkende niveau. Ook dit tarief zal later verder moeten worden verhoogd tot kostendekkend niveau. Het niveau van de tarieven voor deze bedrijven zou zelfs moeten worden verhoogd met 80,2% om tot kostendekkend niveau te komen, inclusief bovengenoemde 30%.

3. De motie Ormel van 23 april 2003 had betrekking op RVV/VWA tarieven die zowel op basis van LNV wetgeving, als op basis van VWS wetgeving waren vastgesteld. De verhoging voor die tarieven is teruggebracht met 25%, naar aanleiding van de toezegging van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft tijdens de behandeling van de motie Ormel op 23 april 2003 bovendien gezegd, dat de VWS tarieven voor de bijzondere slachthuizen zouden moeten worden verhoogd met 80,2 %. Dit zou niet ineens gebeuren, maar fasegewijs. Dit betekent voor het eerste jaar een verhoging van 30 %.

4. Ook voor de tarieven voor andere controle- en keuringsactiviteiten door de RVV/VWA, zoals voor sommige artikel 10 slachterijen en voor vleesverwerkende bedrijven geldt dat, indien deze tarieven zowel op basis van LNV wetgeving als op basis van VWS wetgeving zijn vastgesteld, een verhoging van 3,3 % (inhaalslag) heeft plaatsgevonden en daar bovenop een verhoging van 3,75 % op grond van de voorcalculatie 2003, conform het beleid van LNV in deze.

5. Op grond van artikel 19 van het Retributiebesluit Vleeskeuringswet zal ik in ieder geval jaarlijks de tarieven op basis van VWS wetgeving aanpassen, indien uit het indexcijfer overheidsconsumptie blijkt dat de lonen en salarissen van het overheidspersoneel zijn gestegen, dan wel zijn gedaald. Ik kan met betrekking tot deze indexering niet afwijken van de officiële, gepubliceerde cijfers. Alle tarieven zullen, in verband met het kabinetsbeleid op het gebied van kostendekkendheid, ook steeds worden aangepast aan kostprijsstijgingen dan wel aan kostprijsdalingen van de desbetreffende RVV/VWA controle- en keuringsactiviteiten. Dit geschiedt op basis van voor- en nacalculatie door de RVV/VWA. In dit kader zij opgemerkt dat de RVV/VWA zijn werkzaamheden, met het oog op verbetering van kwaliteit en efficiency, voortdurend doorlicht. Ook VWS is hierbij betrokken. De hier bedoelde aanpassingen staan los van de indexering die jaarlijks plaatsvindt op basis van artikel 19.

6. Alle tarieven met betrekking tot controle- en keuringsactiviteiten uitgevoerd door de RVV zijn in principe gebaseerd op het huidige EU systeem, te weten Richtlijn 96/43/EG. Hier geldt voor de meeste tarieven dat Lidstaten deze bedragen mogen verhogen indien de werkelijke kosten van de controles hoger zijn dan de opbrengst van de voorgeschreven forfaitaire bedragen. Voor praktisch alle controle- en keuringsactiviteiten van de RVV/VWA speelt dit in Nederland een rol. Dit hoeft geen bevreemding te wekken, want de forfaitaire bedragen dateren al uit 1988, respectievelijk uit 1994. Ook enkele andere lidstaten hebben de forfaitaire bedragen voor deze controles verhoogd. Zowel door Nederland als door de Europese Commissie is getracht te achterhalen welke bedragen de lidstaten in rekening brengen voor de controles op producten van dierlijke oorsprong en hoe deze tarieven zijn opgebouwd. Op basis van de ontvangen cijfers en nadere gegevens kon de Europese Commissie niet concluderen hoe alle lidstaten de kosten in rekening brengen voor de


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
DBO-CB-U-241648

desbetreffende veterinaire controles en of de verschillende tariefsystemen voldoen aan het Europees criterium op dat gebied. Hierbij kan worden opgemerkt dat de Commissie op dit moment 45 verschillende inbreukprocedures heeft met betrekking tot de uitvoering van de vigerende Richtlijn 96/43/EG. LNV heeft eind 2002 de Landbouwraden ingeschakeld, met het verzoek om door middel van een vragenlijst te achterhalen welke systemen de verschillende lidstaten hanteren om de kosten van keuringen en veterinaire controles te financieren. Uit de ontvangen antwoorden van de Landbouwraden blijkt dat de meeste lidstaten Richtlijn 96/43/EG hebben geïmplementeerd in nationale wetgeving. Enkele lidstaten hebben de desbetreffende regelgeving juist gedecentraliseerd naar deelstaten of naar autonome gewesten. Uit de informatie blijkt ook dat de meeste lidstaten het doel nastreven om kostendekkend te werken. Een aantal lidstaten maakt echter ook, of maximaal of gedeeltelijk gebruik van de toegestane 55% reductie op de vastgestelde forfaitaire bedragen. Aan de andere kant worden door de meeste lidstaten ook toeslagen berekend indien de werkelijke kosten niet gedekt worden door de tarieven. In enkele lidstaten wordt ook een belangrijk deel van de kosten met belastinggelden gefinancierd of betaald door de verantwoordelijke ministeries. Uit de ontvangen cijfers van de Landbouwraden over de tarieven in de diverse lidstaten, is niet ondubbelzinnig vast te stellen of de Nederlandse tarieven concurrerend zijn. Het gaat in deze om standaardtarieven, welke in de meeste lidstaten worden gebruikt als uitgangspunt voor de inspectie- en keuringsdiensten om het werkelijk te betalen tarief te berekenen. Het lijstje met de desbetreffende tarieven is door de Minister van LNV overhandigd aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit Kamer, tijdens een Algemeen Overleg eind 2002.

Ik vertrouw er op dat ik u hiermede voldoende heb geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst




---- --