Overwegingen met betrekking tot de uitvoering van de
regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
A.W. Kist, H.A. Keuzenkamp, 23 oktober 2003
Samenvatting
Op korte termijn moet een principebeslissing gemaakt worden over de uitvoering van de
regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten. In onderstaande tabel staan de
plus-, min- en vraagpunten bij publieke respectievelijk private uitvoering van de WGA.
publiek privaat Opmerking
Inhoudelijk
Prikkels ? ++ Bij publiek leidt reductie `grote geldstroom' tot
schadelastbeperking reductie `kleine geldstroom'
Continuïteit reïntegratie - + Bij publiek ontstaat een `knip' na twee jaar
Markt voor ? + Bij publiek dreigt een monopsonistische markt
reintegratiediensten (één dominante vrager)
Lastendruk
Premie korte termijn 0 - Privaat betekent een `rentehobbel' en vereist
premie voor werkloosheidsrisico
Premie lange termijn 0 +
Administratieve lasten + - Privaat vereist dossieroverdracht tussen UWV en
verzekeraars en vereist (vaak al aanwezige)
gegevens loonadministratie voor verzekeraar
Bestuurlijk
Complexiteit regelgeving 0 - Privaat vereist aanvullende wetgeving
en duur wetgevingstraject
Bestuurlijke continuïteit + - Privaat leidt tot reductie taken UWV
Politieke discipline ? +/? Privaat zet politiek op grotere afstand en
verzekeraars zijn gebonden aan contract. Wel is de
vraag of de verzekering niet bij voorbaat
`dichtgeregeld' gaat worden: dan heeft privaat
geen zin
Toelichting:
++ sterk positieve waardering
+ positieve waardering
- negatieve waardering
0 neutrale waardering
? ambivalente waardering
Overwegingen publieke uitvoering
De belangrijkste pluspunten voor een publieke uitvoering zijn:
· continuïteit bij UWV;
· beperkt extra regelgeving nodig en geen groei of zelfs reductie administratieve
lastendruk.
De vraagpunten bij publieke uitvoering betreffen:
· gebrekkige (mogelijk zelfs negatieve) prikkels voor schadelastbeperking;
· de rol van UWV als dominante marktpartij in de markt voor reïntegratiediensten;
· het politiek vermogen om de polisvoorwaarden enige tijd ongemoeid te laten.
Het belangrijkste minpunt bij publieke uitvoering is:
· een knip in het reïntegratieproces, formeel na twee jaar, in de praktijk al eerder (eerste
anderhalf jaar verzekeraar/werkgever, dan zeg een half jaar een `gat' wanneer
reïntegratiekosten niet meer opwegen tegen resterende verwachte schadelast, dan
overname van reïntegratie door UWV).
Overwegingen private uitvoering
De belangrijkste pluspunten voor een private uitvoering zijn:
· een zeer sterke prikkel voor schadelastbeperking;
· continuïteit in reïntegratietraject voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten;
· een verdieping van de markt voor reïntegratiediensten met meerdere vragers en
aanbieders;
· een lagere (en door kapitaaldekking stabielere) premiedruk op langere termijn;
· een sterkere borging van de polisvoorwaarden (politiek op iets grotere afstand).
De belangrijkste vraagpunten bij private uitvoering zijn:
· de snelheid waarmee SZW aanvullende regelgeving klaar heeft (in het bijzonder voor
werknemers zonder werkgever);
· de wijze waarop met privacy wordt omgegaan;
· het risico van detailtoezicht.
De belangrijkste minpunten van private uitvoering zijn:
· de hoogte van de premie op korte termijn (door een `rentehobbel' vanwege vereiste
kapitaaldekking, risico-opslag vanwege werkloosheidsrisico, en winstopslag);
· meer administratieve lastendruk voor werkgevers en UWV in relatie tot verzekeraars;
· extra regelgeving nodig, met het risico van detailregulering;
· continuïteitsproblemen bij het UWV, dat taken zal moeten afstaan (aanbesteden van
reïntegratietrajecten, premie-inning en uitkeringsbetaling).
Niet relevante overwegingen
In de discussie die afgelopen jaar tussen partijen gevoerd is, is ook een aantal punten aan de
orde geweest waarvan bij nader inzien geconcludeerd kan worden dat deze niet van cruciaal
belang voor de beslissing zijn. Het betreft de volgende punten.
---
1. De `perverse prikkel' bij private uitvoering. Deze is niet aanwezig bij een regeling
waarin de verzekeraar in geval van niet-werken 70% van het laatst verdiende loon
betaalt (terwijl het betrokken individu een lagere uitkering ontvangt).
Los daarvan zijn de mogelijkheden voor verzekeraars om een individu richting
werkloosheid te duwen zeer beperkt. Het frustreren van reïntegratie, om op die manier
de werkloosheidskans te laten groeien, lijkt een gezocht argument. Bovendien heeft
het individu daar zelf geen belang bij heeft: het gaat er in dat geval financieel op
achteruit. Ook de werkgever heeft belang bij serieuze reïntegratie. Op basis van de
Wet verbetering poortwachter is de werkgever medeverantwoordelijk voor serieuze
inspanning voor reïntegratie, op straffe van uitstel van de WAO-keuring en verlenging
van de plicht tot loondoorbetaling.
2. De voorziening voor situaties van extreme werkloosheid. Hoewel verzekeraars belang
hechten aan een dergelijke voorziening, is het achterwege laten hiervan geen
breekpunt. Omdat een `goede' objectieve regeling complex zou zijn en een
eenvoudige regeling onvermijdelijk willekeurig is, menen wij dat zo'n regeling beter
achterwege kan blijven. Ook lijkt het belang van zo'n regeling beperkt, daar
ziekteverzuim en werkloosheid negatief gecorreleerd zijn. Voor zover het risico
aanwezig is zullen verzekeraars hiermee uiteraard wel rekening houden in de
premiestelling.
3. Het probleem van een `hybride stelsel'. Beide varianten zullen hybride zijn:
- private uitvoering, omdat in geval van niet-werk de uitkering vanuit het
publiek domein wordt geregeld, en omdat de keuring en het sanctieregime in
publieke handen blijven.
- publieke uitvoering, omdat er na twee jaar een breuk in het reïntegratietraject
ontstaat, en omdat de schadelast in een privaat en een publiek deel is
gesplitst.
4. Waardeoverdracht bij verandering van werkgever. Dit probleem blijkt niet langer aan
de orde. De uitkering blijft (net als bij vergelijkbare bestaande
inkomensdervingverzekeringen) ten laste van de oorspronkelijke verzekeraar waar de
werknemer in dienst was op het moment dat arbeidsongeschiktheid ontstond.
5. Tot slot zijn in de gesprekken met UWV en VvV en de door betrokkenen verstrekte
notities nog andere overwegingen aan de orde geweest, die weliswaar niet onjuist zijn
maar waarvan we het belang voor de besluitvorming gering achten.
---
1. Inleiding
De huidige WAO zal worden vervangen door een nieuw stelsel van
arbeidsongeschiktheidsregelingen. Een onderdeel van dit stelsel betreft de regeling
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Met betrekking tot de uitvoering van
deze regeling is in het Strategisch Akkoord de volgende passage opgenomen:
"In geval van arbeidsongeschiktheid van meer dan 35% wordt bij aanvaarding van andere
arbeid het verschil tussen het oude en nieuwe inkomen gedeeltelijk overbrugd door middel
van een loonaanvulling. Mits gewaarborgd is dat verzekeraar en werkgever geen financieel
belang hebben bij het zonder arbeid uitstromen naar de WW kan deze loonaanvulling op basis
van een privaatrechtelijke verzekering gerealiseerd worden, indien dit zonder fricties met de
uitvoering van de WAO mogelijk is."
In deze notitie worden de afwegingen voor private of publieke uitvoering van de WGA
besproken. De notitie is tot stand gekomen na gesprekken met vertegenwoordigers van het
UWV1 en het Verbond van Verzekeraars2 op 6 respectievelijk 7 oktober. Van de gesprekken
is verslag gemaakt door de heer Rovers (SZW), de verslagen zijn voor commentaar en
aanvulling aan de partijen voorgelegd. Ook is schriftelijk enige aanvullende informatie
gevraagd.
Paragraaf 2 presenteert in het kort het uitvoeringsmodel dat aan de orde is. In paragraaf 3
wordt een vijftal aspecten voor de afweging tussen private of publieke uitvoering besproken:
regelgeving; prikkels; gevolgen voor werknemers; gevolgen voor werkgevers; premies.
Paragraaf 4 geeft tot slot nog enkele aanvullende afwegingen van bestuurlijke aard.
2. Het uitvoeringsmodel
Alvorens in te gaan op de voor- en nadelen van een publieke dan wel private uitvoering is het
van belang aan te geven welk model als uitgangspunt dient. Hierover bestond in het
voortraject van besprekingen met (potentiële) stakeholders namelijk niet altijd helderheid.
Bij een private uitvoering wordt de werkgever verplicht een verzekering af te sluiten voor zijn
werknemers. De werkgever is met andere woorden verzekeringnemer, de werknemers kunnen
rechtstreeks de wettelijk voorgeschreven rechten ontlenen aan de verzekeringsovereenkomst.
Om het financiële belang bij een private uitvoering tot zijn recht te laten komen, dienen de
prikkels goed te staan; de verzekeraar mag geen financieel belang hebben bij inactiviteit. Om
deze reden is in het tot dusver gevoerde overleg tussen het Verbond van Verzekeraars en
SZW voorgesteld om het systeem, zoals beschreven in het Strategisch Akkoord, als volgt
vorm te geven.
Uitgangspunt is de in het Strategisch Akkoord bepaalde keuze dat de werknemer bij werk een
loonaanvulling ontvangt van 70% van het verschil tussen oude en nieuwe loon. Bij een private
uitvoering komt deze loonaanvulling voor rekening van de verzekeraar. Onder
omstandigheden kan het nieuwe loon zeer beperkt zijn. Dit is het geval als de resterende
verdiencapaciteit zeer gering is; de loonaanvulling is in dat geval dus hoog. Om de
1 De heer Joustra, mevrouw Dümig en de heer Ouwehand.
2 De heer Fischer, de heer Van Ek, de heer Kleijnenberg en de heer Van der Veen.
---
incentivestructuur goed vorm te geven, betaalt de verzekeraar bij niet-werk altijd 70% van het
laatstverdiende loon (ongeacht de uitkering die de werknemer ontvangt; het surplus wordt in
een fonds gestort waarvan de bestemming nader te bepalen is). Op deze manier is werk altijd
financieel voordeliger voor de verzekeraar. Deze structuur is bij private uitvoering niet
onbeperkt in duur verzekerbaar; bij een private uitvoering wordt daarom uitgegaan van een
periode van vijf jaar na de periode van loondoorbetaling.
De werknemer ontvangt binnen deze periode eerst een loongerelateerde uitkering conform de
duur van de WW; na afloop van deze periode ontvangt de werknemer bij niet-werk een
minimumuitkering. In het Najaarsakkoord tussen regering en sociale partners is afgesproken
de eerder aangekondigde partnerinkomenstoets achterwege te laten.
Dit model is tevens het uitgangspunt bij een publieke uitvoering. De enige amendering hierop
is dat de publieke uitvoerder, vanwege het ontbreken van financiële belangen, kan volstaan
met het uitbetalen van de feitelijke uitkering van de werknemer.
Het aldus beschreven model is door partijen (het UWV en het Verbond van Verzekeraars) als
gegeven aangenomen; beide partijen hebben aangegeven het model te kunnen en willen
uitvoeren.
3. Aspecten in de overweging
Om een afweging te kunnen maken over publieke of private uitvoering van de WGA zullen de
voor- en nadelen worden langsgelopen. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde:
a. Regelgeving;
b. Prikkels;
c. Werknemers;
d. Werkgevers;
e. Premies.
a. Regelgeving
Bij een publieke uitvoering kan op een aantal punten worden uitgegaan van (de kaders van de)
bestaande regelgeving. Dit betreft bij voorbeeld het toezicht, de sanctionering en de positie
van werknemers zonder werkgever (tijdelijke dienstverbanden, uitzendkrachten).
Bij een private uitvoering zal nieuwe aanvullende regelgeving moeten worden ontworpen.
Van belang daarbij is dat deze regelgeving ruimte zal moeten laten voor verzekeraars. Indien
de regelgeving dermate gedetailleerd en "dichtgetimmerd" is dat verzekeraars geen ruimte
meer hebben om zich te kunnen onderscheiden van concurrenten heeft private uitvoering geen
meerwaarde. Ook moet de aanvullende regelgeving een werkbare relatie tussen publieke en
private uitvoeringstaken mogelijk maken. Een hybride vorm waarbij verantwoordelijkheden
niet duidelijk zijn afgebakend moet vermeden worden.
Keuring
De belangrijkste publieke waarborg betreft de keuring. Deze zal publiek worden uitgevoerd.
In de eerste plaats garandeert dit een uniforme keuringspraktijk. In de tweede plaats wordt op
deze manier voorkomen dat verzekeraars een belang krijgen bij de uitkomst van de keuring, in
de zin dat zij werknemers kunnen afwentelen op de regeling voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten dan wel de WW (in geval iemand minder dan 35% arbeidsongeschikt is).
---
Deze publieke positionering van de keuring betekent wel dat verzekeraars belanghebbenden
worden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Verzekeraars kunnen dus ook, naast de
thans al bestaande mogelijkheid voor de werknemer, bezwaar en beroep aantekenen tegen de
uitslag.
Voor de regelgeving heeft keuring in het publiek domein geen additionele gevolgen. Wel
zullen er afspraken worden gemaakt tussen de publieke uitvoerder en de verzekeraars over de
tijdigheid van de keuring en de gegevensverstrekking. Het is aannemelijk dat het privaat
belang de tijdigheid van keuringen ten goede komt: private partijen zullen dit eerder
afdwingen dan publieke betrokkenen.
Werknemers zonder werkgever
Een private uitvoering vergt additionele regelgeving vergen voor de positie van werknemers
zonder werkgever.
De huidige regeling is dat een werkgever bij ziekte het loon doorbetaalt tot het einde van het
dienstverband. Daarna krijgt de werknemer recht op een vangnet-ZW-uitkering, uitgevoerd
door het UWV (dat ook voor reïntegratie verantwoordelijk is). Na afloop van de wachttijd
komt de werknemer in aanmerking voor een WAO-keuring en krijgt eventueel recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Voor de werknemers zonder werkgever dient bij een private uitvoering een keuze te worden
gemaakt voor de reikwijdte van de verzekering. Om afwenteling te voorkomen zal bij een
private uitvoering de werkgever ook verplicht moeten worden voor tijdelijke dienstverbanden
een verzekering af te sluiten. Daarvoor zijn verschillende varianten denkbaar.
Een eerste variant is dat de werkgever een verzekering moet afsluiten conform de huidige
verantwoordelijkheidsverdeling voor werknemers zonder werkgever. Gedurende het
dienstverband is de werkgever verantwoordelijk, na afloop van het dienstverband wordt de
publieke uitvoerder verantwoordelijk en na twee jaar ziekte de verzekeraar. Deze keuze vergt
weinig additionele regelgeving. Het nadeel is wel dat er een "knip" in de reïntegratie komt.
De financiële consequenties voor werkgevers zijn in zekere mate vergelijkbaar met de huidige
situatie; nu worden de arbeidsongeschiktheidslasten van werknemers met tijdelijke
dienstverbanden ook doorvertaald naar de werkgever, in het kader van Pemba.
Een tweede variant is dat de werkgever wordt verplicht een verzekering af te sluiten vanaf het
moment dat het dienstverband eindigt. In dat geval duurt de verzekering voor deze
werknemers langer dan voor "normale" werknemers. Deze optie vergt meer additionele
regelgeving.
Verzekeraars en SZW hebben aangegeven dat het probleem voor werknemers zonder
werkgever oplosbaar is. Het valt buiten het bestek van de onderliggende verkenning om de
meest werkbare oplossing in kaart te brengen.
Sanctionering
Voor sanctionering zal een private uitvoering omkleed moeten worden met publieke
waarborgen teneinde een rechtmatige en uniforme uitvoering te bewerkstelligen. Dit zal
additionele regelgeving vergen. Welke gevolgen een private sanctionering voor de rechtsgang
heeft (civiele rechter dan wel administratieve rechter) is een punt van nader onderzoek.
---
Daarnaast vergt sanctionering in relatie tot de minimuminkomensbescherming nader
onderzoek.
Toezicht en privacy
Met betrekking tot het toezicht dient bij private uitvoering te worden bepaald welke instantie
dit toezicht uitoefent. Indien wordt gekozen voor de huidige toezichthouder voor verzekeraars
zal de regelgeving hieromtrent moeten worden uitgebreid. Toezicht door het IWI wordt door
het Verbond van Verzekeraars onwenselijk en niet noodzakelijk geacht. Omdat de meest
relevante onderdelen voor publiek toezicht, namelijk keuring en rechtmatigheidstoets, binnen
het publiek domein blijven vallen, lijkt het benodigde aanvullende toezicht op private
uitvoerders beperkt.
Bij een private uitvoering zal moeten worden geregeld over welke gegevens de verzekeraar
mag beschikken.
Pemba
Bij een private uitvoering ten slotte zullen verzekeraars uit eigener beweging
premiedifferentiatie toepassen voor de werkgever. In dat geval kan de bestaande regelgeving
ten aanzien van premiedifferentiatie voor wat betreft de WGA komen te vervallen. Dit kan
zonder condities, en gaat dus verder dan de voorwaardelijke afschaffing van Pemba in het
najaarsakkoord.
b. Prikkels
Private verzekeraars hebben een evident financieel belang bij schadelastbeperking. Een
dergelijk intrinsiek financieel belang heeft een publieke uitvoerder niet een beperking van
schadelast (grote geldstroom) kan zelfs een beperking van de eigen organisatie (kleine
geldstroom) impliceren die binnen de organisatie niet noodzakelijk positief gewaardeerd
wordt.
Schadelastbeperking is voor verzekeraars het motief voor snelle reïntegratie. Hoe eerder de
reïntegratie plaatsvindt en hoe groter de mate van werkhervatting is, des te groter is het
financiële voordeel voor de verzekeraar. Daarbij speelt tevens de wijze van
premiedifferentiatie een rol. Zowel bij een publieke als een private uitvoering zal er
premiedifferentiatie richting de werkgever optreden. Bij publieke uitvoering vindt
premiedifferentiatie plaats op basis van feitelijke schade uit het verleden (Pemba); bij private
uitvoering kan de verzekeraar, naast de feitelijke schade, ook rekening houden met verwachte
schade in de toekomst, onder meer door een beoordeling van het ziekteverzuimbeleid. Een
private verzekeraar heeft met andere woorden meer instrumenten ter beschikking en zal ook
meer aandacht besteden aan preventief beleid.
Een tweede aspect betreft de periode van reïntegratie. Indien een werkgever een verzekering
heeft voor de eerste twee jaren van loondoorbetaling zal deze worden gecombineerd met een
verzekering voor de WGA. In dat geval ontstaat een doorlopend reïntegratietraject vanaf de
eerste ziektedag. De inspanning zal ook in het zicht van het einde van de tweejaarsperiode
worden gecontinueerd. Bij publieke uitvoering zal op een vroeger moment de investering in
reïntegratie worden gestaakt.
In geval de werkgever geen verzekering wenst af te sluiten voor de twee jaren van
loondoorbetaling zal de verzekeraar tóch eisen stellen aan de reïntegratie-inspanningen
---
gedurende deze periode, omdat deze inspanningen van invloed zullen zijn op de schadelast
gedurende de aansluitende (wettelijk verplicht) verzekerde periode.
De publieke uitvoerder hanteert een sluitende aanpak: alle uitkeringsgerechtigden krijgen een
traject aangeboden. Een private verzekeraar kan een afweging maken tussen de kosten van de
reïntegratie en de kans van slagen; bij een private uitvoering is een sluitende aanpak derhalve
niet gegarandeerd.
De publieke uitvoerder is een dominante partij op de markt voor reïntegratiediensten. In een
monopsonistische markt zijn de prikkels voor een optimale allocatie kleiner dan in een markt
met voldoende vragers en aanbieders. Private uitvoering kan innovaties in de
reïntegratiemarkt stimuleren, publieke uitvoering vereist zeer transparante
aanbestedingsregels die echter niet noodzakelijk efficiënte uitkomsten opleveren.
c. Werknemers
Bij een publieke uitvoering hebben werknemers wat betreft de keuring en de
uitkeringsverstrekking te maken met één loket. Daarnaast zullen werknemers zich moeten
inschrijven bij het CWI en hebben ze te maken met een privaat reïntegratiebedrijf. Dit zal een
ander reïntegratiebedrijf zijn dan gedurende de eerste twee ziektejaren.
Bij een private uitvoering gaat de werknemer voor wat betreft de keuring naar de publieke
uitvoerder. Of de inschrijvingsplicht bij het CWI noodzakelijk is, is onderwerp van nader
onderzoek. De uitkeringsvertrekking komt in handen van de verzekeraar. De reïntegratie ligt
eveneens in handen van de verzekeraar, die daarvoor een reïntegratiebedrijf kan inschakelen.
Het reïntegratietraject zal in het algemeen een continuering zijn van al eerder ingezette
reïntegratie.
Afhankelijk van de keuze voor werknemers zonder werkgever kan de werknemer voor wat
betreft de uitkeringsverstrekking en reïntegratie afwisselend te maken krijgen met een
publieke en een private uitvoerder.
d. Werkgevers
Bij een publieke uitvoering zal de band met de uitvoering voor werkgevers veelal niet spelen;
de werknemer die na afloop van de twee jaar ziekte nog geen werk heeft hervat, zal in
beginsel worden ontslagen en komt onder de verantwoordelijkheid van de publieke
uitvoerder. De voor de publieke uitvoerder noodzakelijke gegevens bij de
uitkeringsvaststelling zijn al in de polisadministratie aanwezig.
Bij een private uitvoering dient de werkgever een verzekering af te sluiten. De verzekeraar
kan de reïntegratie geheel in eigen hand nemen, maar kan ook activiteiten van de werkgever
verlangen. Daarnaast zal de werkgever gegevens moeten verstrekken aan de verzekeraar.
Omdat veel werkgevers voor hun werknemers al inkomensdervingverzekeringen hebben
lopen, is de administratieve lastenverzwaring in veel gevallen beperkt.
Bij private uitvoering is een noodvoorziening nodig in geval een werkgever geen verzekering
heeft afgesloten dan wel nalatig is gebleven bij de premiebetaling. In deze gevallen zullen de
uitkeringen moeten verstrekt van een waarborgfonds. Verzekeraars zullen deze voorziening
---
moeten treffen. Voor andere verzekeringen bestaan al zulke voorzieningen, dus hier worden
geen moeilijkheden verwacht.
e. Premies
Bij private uitvoering zullen de premies op korte termijn waarschijnlijk hoger zijn dan bij
publieke uitvoering. Ten eerste zal bij private uitvoering de premiestelling gebaseerd worden
op basis van rentedekking. Verzekeraars zullen bij aanvang van de verzekering structurele
premies moeten hanteren. Dit betekent dat in de aanvangsfase na invoering van het stelsel
sprake zal zijn van een zogenaamde "rentehobbel". Bezien zal moeten worden of en op welke
wijze deze kan worden gemitigeerd. Het Verbond van Verzekeraars stelt overleg hierover met
de PVK voor, en doet een tweetal suggesties om de rentehobbel te reduceren (aanpassing van
de rekenrente voor deze verzekering, of een geleidelijke opbouw van voorzieningen).
In de tweede plaats wordt de huidige gedeeltelijke WW-uitkering voor gedeeltelijk
arbeidsgeschikten onderdeel van de regeling WGA. Dit betekent dat bij private uitvoering
verzekeraars dit risico zullen meenemen. Enige tijd is sprake geweest dat de overheid in tijden
van extreme laagconjunctuur een bijdrage zou leveren ter compensatie van dit risico.
Het Verbond van Verzekeraars meent dat een dergelijke compensatie uitvoerbaar is. Gedacht
kan worden aan een macro-economische indicator of een constructie die vergelijkbaar is met
de "terrorismepool". De opstellers van dit rapport zijn echter niet overtuigd van de
uitvoerbaarheid van een compensatieregeling. Een eenvoudige regeling zal een sterke mate
van willekeur meebrengen (welke indicator wordt gekozen; welke grenswaarde zal gelden,
hoe hoog is de compensatie na overschrijden ervan, hoe wordt de compensatie over
verzekeraars verdeeld), terwijl een `objectief correcte' regeling, zo al mogelijk, zeer complex
zal zijn. Ook is de vraag of een compensatie noodzakelijk is: in tijden van extreme
laagconjunctuur zal immers juist het risico van ziekteverzuim relatief laag zijn.
Laagconjunctuur is daarom niet noodzakelijk een bron van hoog risico.
Indien niet tot een compensatie vanuit de overheid wordt besloten, zal zich dit mogelijk
vertalen in een hogere premie van verzekeraars; de verzekeraars zullen dan immers een
eventueel noodzakelijke risico-opslag voor een laagconjunctuur in rekening brengen.
In de derde plaats zullen de premie-inkomsten hoger zijn dan de uitgaven aan uitkeringen.
Voor een deel heeft dit betrekking op winst voor verzekeraars; voor een ander deel is dit het
gevolg van het feit dat verzekeraars bij inactiviteit een hogere uitkering verschuldigd zijn dan
de werknemer ontvangt. Dit laatste surplus zal in een fonds worden gestort. Voor de
aanwending van dit fonds bestaat nog geen concreet voorstel; wel zouden de middelen
bijvoorbeeld aan reïntegratie kunnen worden besteed.
Op de langere termijn zal private uitvoering tot lagere premies leiden, indien verzekeraars
inderdaad succes boeken bij schadelastbeperking. Schadelastbeperking is zonder meer het
belangrijkste voordeel van private uitvoering, deze prikkel werkt daarom in het voordeel van
private uitvoering.
4. Aspecten van bestuurlijke aard
Private uitvoering van regelingen met publieke waarborgen vereist dat de regelgeving zo veel
mogelijk beperkt blijft. Indien alle voorwaarden in regelgeving worden vastgelegd, bestaat er
geen mogelijkheid meer te concurreren en is private uitvoering niet zinvol. Een belangrijke
---
randvoorwaarde voor een private uitvoering is in de eerste plaats dat er "rust" op het
beleidsterrein is; voortdurende wijzigingen van voorwaarden en regelgeving belemmeren een
private uitvoering. In de tweede plaats vergt een private uitvoering een "sturing op afstand";
de wetgever dient te accepteren dat regelgeving op detailniveau niet strookt met een private
uitvoering.
In de tweede plaats is van belang dat het UWV als organisatie pas anderhalf jaar bestaat. De
totstandkoming van het UWV betreft een grootscheepse fusie van zes verschillende
organisaties. Het zou een eindstation zijn, en daarmee rust voor de uitvoering creëren in de
jarenlange discussie over de uitvoering van de sociale zekerheid. Het fusieproces is nog niet
afgerond; er zullen nog grote veranderingen binnen het UWV gaan plaatsvinden. De grootste
daarvan is de samenwerking op het terrein van de premie-inning met de Belastingdienst, die
tot een besparing van zeer veel arbeidsplaatsen binnen het UWV zal gaan leiden.
Private uitvoering van de WGA heeft verstrekkende gevolgen voor de toekomst van het
UWV, zowel wat betreft het aantal arbeidsplaatsen, reeds genomen investeringsbeslissingen,
maar ook motivatie binnen de organisatie, omdat de uitvoering van de WGA een substantieel
deel van het UWV raakt.
Tot slot zij er op gewezen dat bij een private uitvoering er nog keuzen moeten worden
gemaakt voor de noodzakelijke regelgeving; hiermee zal enig tijdsbeslag gemoeid zijn.
10