Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DL. 2003/3321
datum
23-10-2003

onderwerp
Beantwoording vragen in het verslag van een schriftelijk overleg (28 625, nr. 11)
TRC 2003/7446

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen gesteld door de leden van de verschillende fracties over de aanpassing van het beleid voor melkleasen.

datum
23-10-2003

kenmerk
DL. 2003/3321

bijlage

Terugblik op AO melklease van 23 juni 2003
De leden van de fractie van het CDA vragen hoe het staat met het onderzoek naar de verdeling van de waarde van het melkquotum tussen pachter en verpachter. Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hiernaar. Tevens vragen zij nu alvast aan de minister van LNV of hij de 50-50 waardeverdeling rechtvaardig vindt. Ten aanzien van de termijn kan ik u mededelen dat mijn departement thans onderzoekt of er goede redenen zijn om af te wijken van de gangbare verdeling van de waarde van het melkquotum bij de beëindiging van de pacht of het melkveebedrijf. Ik zal de uitkomsten van dat onderzoek en mijn standpunt nog dit jaar bekend maken. Op de vraag of ik de huidige verdeling rechtvaardig acht, antwoord ik als volgt. De reeds sinds eind tachtiger jaren geldende verdelingsmaatstaf is een door de rechter ontwikkelde maatstaf, gegrond op redelijkheid en billijkheid. Mij lijkt de ontwikkelde maatstaf inderdaad redelijk en billijk, mede in het licht van de omstandigheid dat in 1984 bij de introductie van het stelsel de gerealiseerde melkproductie in het referentiejaar en de in gebruik zijnde grond voor de melkproductie de basis vormden voor de introductie en toekenning van het melkquotum om niet. Zoals de Kamer bekend is, behoort het melkquotum aan de verpachter toe. Voorop moet staan dat de verdeling van de waarde van het melkquotum afhankelijk is van de afspraken die verpachter en pachter daaromtrent hebben gemaakt. Bij gebreke van zulke afspraken heeft de pachter echter op basis van bestendige jurisprudentie recht op de helft van de waarde van het melkquotum, bijzondere omstandigheden daargelaten.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de leden van de LPF-fractie zal ik nogmaals mijn argumenten voor deze beleidswijziging uiteen zetten. Zoals bekend blijft gedeeltelijke verhuur van quotum toegestaan. Melkquotum is uitsluitend bedoeld als instrument voor productiebeperking en niet als structurele inkomensbron voor gewezen melkveehouders. De mogelijkheid van verhuur van melkquotum is in de regelgeving opgenomen als instrument om eventuele mee- en tegenvallers in de melkproductie te kunnen opvangen. Vanwege het beperkt toestaan van melkquotumverhuur zal - in ieder geval tijdelijk - een groter aanbod van melkquotum op de markt komen, waardoor de prijs enigszins zal dalen. Tevens zal het aanbod naar verwachting ook structureel wat hoger zijn.

Besluit Landbouwraad
De leden van de fractie van het CDA vragen of de minister de nieuwe Verordening melkquotering welke onderdeel uitmaakt van het in juni tot stand gekomen landbouwakkoord in de EU de Kamer kan doen toekomen. Tevens vragen zij of het vraagstuk van het structureel verleasen expliciet aan de orde geweest is tijdens de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid? Zo ja, in hoeverre was het mogelijk om bijvoorbeeld met de landen als Engeland en Ierland een 'alliantie' te sluiten omdat deze landen dezelfde problematiek kennen? De leden van de LPF-fractie willen graag weten wie het initiatief heeft genomen om te komen tot het instellen van de nieuwe verordening en waarom? Wat is de inzet van Nederland geweest bij de gesprekken en de onderhandelingen hierover in Brussel? En waarom?

De nieuwe verordening melkquotering is nog niet officieel gepubliceerd. Via de website
http://europa.eu.int/comm/agriculture/capreform/index_nl.htm kunt u echter een voorpublicatie vinden.
Zoals bekend heeft de Europese Commissie na het Thomsen arrest in 2002 de totaalverhuur ter discussie gesteld. Vervolgens heeft de Commissie het initiatief genomen om totaalverhuur niet langer toe te staan door middel van een bepaling in de nieuwe verordening voor de melkquotering. Deze verordening is onderdeel van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Nederland heeft bilateraal contact gehad met het Verenigd Koninkrijk, Ierland en de Europese Commissie. Van meet af aan was Nederland samen met die landen en de Commissie zelf ook van mening dat het melkquotum toebehoort aan de actieve producent. Wel heeft Nederland bij de Commissie gepleit voor een overgangsperiode bij het afschaffen van totaalverhuur van het melkquotum.
Het volledig verhuren van het melkquotum kon op geen of nauwelijks steun van andere delegaties rekenen. Algemeen was de opvatting dat verhuur van 30 % van het quotum voldoende flexibiliteit geeft aan de producent.

De leden van de LPF-fractie vragen of Nederland verplicht is de totaalverhuur te verbieden of dat de Verordening Nederland daartoe de mogelijkheid biedt. Bepaalt de Verordening dat het deel dat verhuurd mag worden maximaal 30% mag zijn of is dat nationale invulling? Op basis van de nieuwe EU-verordening is Nederland gehouden totaalverhuur te verbieden. Nederland mag alleen nog de verhuur van een deel van het quotum toestaan. Het huidige beleid dat totaalverhuur toestaat is daarmee van de baan. Dat voortaan nog 30% mag worden verhuurd, is nationale invulling op basis van de EU-verordening. Zoals ik in eerdere brieven al aangaf, eist de nieuwe verordening dat een producent die over melkquotum beschikt actief moet zijn. Op grond van de nieuwe verordening kan van een producent die minder dan 70% van zijn quotum volmelkt, het niet benutte quotum worden afgeroomd ten behoeve van de nationale reserve. Een producent moet dus zelf ten minste 70% van zijn quotum benutten.
Ik ben van mening dat dit een goede maatstaf biedt voor de mate waarin een producent actief moet zijn. De resterende 30% mag worden verhuurd aan een ander.

De leden van de LPF-fractie vragen waarom de minister c.q. Brussel als niet-producent ingrijpt in een systeem waar de praktijk naar tevredenheid gebruik van maakt.
Vanaf april 1984 kent het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid een melkquoteringssysteem. De Europese Raad stelt de kadervoorschriften vast en laat de bevoegdheid verdere regels te stellen aan de Europese Commissie. De Nederlandse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van deze regels en de minister kan op enkele onderdelen daar nadere invulling aan geven. De redenen waarom totaalverhuur niet meer kan worden toegestaan, heb ik hierboven al op een rij gezet.
In de brief van 24 september jl. is het Thomsen-arrest niet meer genoemd, omdat thans de nieuwe Verordening voor de melkquotering totaalverhuur verbiedt en van de producent eist dat hij actief is of voorbereidingen treft dat spoedig te gaan worden.

Nationale invulling nieuwe Verordening
De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeverre het parlement nog de gelegenheid krijgt om nader met de minister van gedachten te wisselen over de nieuw te maken ministeriële regeling superheffing, welke elementen daarin worden opgenomen, of het gaat om een één op één vertaling van de verordening en welke 'nationale' vrijheden er zoal zijn. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de regeling superheffing wordt gepubliceerd.
Op antwoord van de leden van de VVD fractie kan ik u mededelen dat de nieuwe regeling superheffing naar verwachting rond de jaarwisseling gepubliceerd zal worden en op 1 april 2004 in werking treden. De meest in het oog springende elementen van die regeling zijn reeds onderwerp van gesprek geweest met het parlement.
Zoals bekend is, wordt voor de totstandkoming van een ministeriële regeling het parlement niet geraadpleegd. Dat past ook niet bij het karakter ervan.

De leden van de fracties van het CDA en van de VVD vragen welke voorwaarden er gehanteerd zullen worden bij het terugvragen van het melkquotum uit de nationale reserve.
Het nieuwe systeem eist een actieve producent. De producent die in enig jaar te weinig of geen melk produceert, raakt inderdaad zijn quotum of een deel daarvan kwijt aan de nationale reserve. De voorwaarden waaronder hij dat weer terug kan krijgen, heb ik uitvoerig verwoord in mijn brief van 24 september jl. Belangrijkste voorwaarden zijn dat een producent het verzoek tijdig doet en dat hij daadwerkelijk weer en in voldoende mate met de melkproductie begint. Over overige voorwaarden van - vooral - administratieve aard moet nog overleg met de uitvoerende instanties plaatsvinden. De procedure zal naar verwachting niet langer duren dan de huidige, vergelijkbare procedure.

De leden van de CDA-fractie vragen om meer duidelijkheid over de uiterste termijn voor registratie van verkoop van quotum in 2005. Er is overleg geweest met de uitvoerder van de superheffing, de Centrale Organisatie Superheffing (COS). De huidige termijn van 31 december is ingesteld om tijdig voor afloop van een heffingsperiode (31 maart) te kunnen vaststellen over welk quotum een producent beschikt.
Immers, op basis van het beschikbare quotum berekent een zuivelfabriek de verschuldigde superheffing voor de veehouder en verrekent deze met de melkprijzen. Het doel van deze termijnbepaling is te zorgen dat tijdig het juiste verschuldigde bedrag - overeenkomstig de voorschriften van de EU - kan worden geïnd en afgedragen. De ervaring leert bovendien dat de meeste quotumtransacties aan het einde van de termijn worden ingediend. De verificatie en vervolgens registratie van de jaarlijkse hoeveelheid van circa 5.000 transacties door de COS vergt een aantal weken. Gezien het grote belang gemoeid met tijdige en adequate registratie van quotumtransacties enerzijds, de mogelijke behoefte aan een ruimere periode voor verkoop van quotum in het komende jaar anderzijds, zal ik de uitvoerende instantie verzoeken om de uiterste termijn voor registratie van verkocht quotum in het quotumjaar 2004/2005 eenmalig te verschuiven naar 1 februari 2005.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de minister omgaat met de wens van deze leden dat er een discretionaire bevoegdheid voor de minister komt.
Vooropgesteld zij dat de Europese verordeningen in casu in feite alle beginselen en randvoorwaarden regelen. Van een nationale discretionaire bevoegdheid om daarvan af te wijken of deze zelf te bepalen, is geen sprake. Dat betekent onder meer dat alle rechtstreeks werkende verplichtingen uit de EU verordening moeten worden nageleefd door de producent en ook dat deze verplichtingen moeten worden gehandhaafd door de Nederlandse autoriteiten. Slechts daar waar voor de producent een expliciete uitzondering op het nakomen van een verplichting is voorzien, zoals in het geval van overmacht, is het niet voldoen aan een verplichting verschoonbaar. Zoals reeds in mijn brief van 20 juni 2003 aangegeven zijn de Nederlandse autoriteiten ook in dergelijke gevallen niet vrij in hun doen en laten, maar gebonden door de communautaire uitleg van het begrip overmacht. Afrondend kan ik derhalve mededelen dat ik niet over een discretionaire bevoegdheid beschik om af te wijken van de Europese voorwaarden voor producenten die niet of niet meer hieraan voldoen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar een definitie van een actief producerende boer. In mijn brief van 24 september jl. heb ik al aangegeven dat een melkveehouder vanaf 1 april 2004 alleen als actieve producent zal worden beschouwd indien hij minimaal 70% van zijn melkquotum zelf produceert en op de markt brengt.

De leden van de LPF-fractie vragen naar de financiële en sociale gevolgen van het afschaffen van het totaal verhuren van melkquotum en vragen of een beleidswijziging naar de mening van de minister op deze termijn kan worden ingevoerd en of de minister schadeclaims verwacht. Mijn inzicht in de financiële en sociale gevolgen van het verbod op totaalverhuur is als volgt. De gevolgen voor de quotumprijs heb ik reeds eerder verwoord. De gevolgen voor de huidige groep van totaalverhuurders variëren, afhankelijk van het geval. De gevolgen kunnen behoorlijk ingrijpend zijn, maar zijn onontkoombaar. Reeds in eerdere overleggen heb ik getracht aan te geven welke mogelijkheden er voor de huidige groep totaalverhuurders resteren, zodat zij voor zichzelf de beste keuze kunnen maken. Uit brieven die mij bereiken blijkt het soms inderdaad om schrijnende gevallen te gaan, waarvoor ik echter op de grond van Europese regels geen oplossing kan bieden.

Met mijn brief van 3 april 2003 (kenmerk TRCJZ/2003/3114) heb ik een jaar voor de beleidswijziging zou ingaan duidelijkheid willen scheppen voor de groep van totaalverhuurders. De voortdurende discussie over het onderwerp belemmert echter de door mij gewenste helderheid. Ik hoop niet dat een deel van huidige totaalverhuurders zich vastklampt aan iedere perspublicatie, die de suggestie in zich draagt dat totaalverhuur mogelijk blijft, in plaats van zich te beraden op hun toekomst en passende maatregelen te nemen.
De nieuwe Verordening wordt op 1 april 2004 van kracht en daarmee verandert het stelsel van melkquotering. De Verordening heeft rechtstreekse werking in Nederland, zodat de verplichtingen uit die verordening direct voor alle producenten gelden. Ik meen dat de invoeringstermijn voldoende ruimte biedt voor alle producenten om adequate aanpassingen in de bedrijfsvoering te nemen. Op basis hiervan verwacht ik dan ook niet dat eventuele schadeclaims kans van slagen zullen hebben.

De leden van de LPF-fractie willen weten waarom melkveehouders die aangegeven dat zij binnen een bepaalde termijn hun quotum weer zelf gaan gebruiken dit toch eerst moeten kwijtraken aan de nationale reserve, waarom zij het totale quotum niet zonder meer terug kunnen krijgen en of daar geldbedragen mee zijn gemoeid. Het vervallen van het quotum aan de nationale reserve bij inactiviteit van de producent is nodig om te voorkomen dat het quotum door een ander kan worden gebruikt. Tevens dient het als stimulans voor de desbetreffende producent om zelf weer de melkproductie te hervatten op straffe van definitief verval van het quotum aan de nationale reserve. Voor de producent zijn hier geen kosten aan verbonden. De uitvoeringskosten voor de voorlopige intrekking en de toewijzing van een quotum zijn voor rekening van de overheid.

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op het feit dat de overmachtsituatie geen soelaas bied voor de huidige groep van totaalverhuurders en vraagt hoe de minister van plan is om te gaan met deze schrijnende gevallen.
Terecht merken de leden van de fractie van ChristenUnie op dat totaalverhuur van quotum als beleid van de baan is. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden zou het als gevolg van een overmachtsituatie nog mogelijk kunnen zijn eenmalig totaalverhuur toe te staan.
Voor zover ik het op dit moment kan overzien, staan degenen die niet in staat zijn te voldoen aan de nieuwe eisen als gevolg van de EU-verordening twee mogelijkheden ten dienste:
* ten eerste kunnen zij definitief stoppen met de melkproductie en het quotum verkopen of, in geval van een pachtsituatie, tot een afrekening met de verpachter komen.
* ten tweede kunnen zij de melkproductie direct hervatten of - indien zij vast en zeker van plan en in staat zijn de melkproductie binnen afzienbare tijd weer op te pakken - de situatie van tijdelijke inactiviteit continueren, waardoor echter op 1 april 2005 hun quotum vervalt aan de nationale reserve. Dit quotum kunnen zij terugkrijgen bij de herstart van de melkproductie voor 1 april 2007 en een realisatie van 70% van het initieel melkquotum in het tijdvak 1 april 2007-2008.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nog hoe strikt er zal worden omgegaan met het vol produceren van de 70% van het melkquotum. Leidt bijvoorbeeld het vol melken van 68% er al toe dat 32% aan de nationale reserve vervalt?
Het genoemde percentage van 70% is de minimumeis. Het is derhalve voor de producent van belang ten minste dat percentage vol te melken. Het is vervolgens een eigen keuze van een melkveehouder om het maximum van 30% te verhuren. Ik ga ervan uit dat een verstandige melkveehouder ervoor zorgdraagt dat hij niet minder dan 70% van zijn quotum produceert en dus zelf bij het verhuren van zijn quotum rekening houdt met een marge voor het opvangen van tegenvallers in de productie.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

Zie voor de nieuwe verordening melkquotering die nog niet officieel gepubliceerd is:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/capreform/index_nl.htm


---