Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
W&I/SIU/2003/81432
Onderwerp Datum
Concept besluit Experimenten SUWI 24 oktober 2003
Via de Invoeringswet Wet werk en bijstand is geregeld, dat aan de Wet structuur uitvoering
werk en inkomen (Wet SUWI) een experimenteerartikel (artikel 82a) wordt toegevoegd. Dit
artikel opent de mogelijkheid om bij wijze van experiment voor de duur van maximaal vijf
jaar af te wijken van in dit artikel nader aangegeven bepalingen. De experimenten hebben
betrekking op beoordeling van en advisering over arbeidsinschakeling en het aanvragen van
uitkeringen, toeslagen of bijstand en hebben tot doel te komen tot een doeltreffender
uitvoering hiervan. Een verzoek tot experimenteren wordt door de Centrale organisatie werk
en inkomen samen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en/of
Burgemeester en Wethouders ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Artikel 82a bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
nader invulling wordt gegeven aan de voorwaarden waaraan een experiment en een verzoek
daartoe moeten voldoen wil de Minister daaraan zijn toestemming kunnen verlenen.
Het zesde lid van art. 82a Wet SUWI schrijft voor dat de voordracht voor de krachtens
artikel 82a vast te stellen algemene maatregel van bestuur niet eerder wordt gedaan dan vier
weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Hierbij bied
ik u het ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur aan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
---
CONCEPT
Besluit van ..... (datum), tot vaststelling een algemene maatregel van bestuur als
bedoeld in artikel 82a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
(Besluit experimenten SUWI)
Gelet op artikel 82a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
De Raad van State gehoord (advies van ..... (datum en nummer));
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, , van
.....(datum en nummer)
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1. Begripsbepaling
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. CWI: de Centrale organisatie werk en inkomen;
c. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 2. Experiment
1. Onze Minister kan toestemming verlenen aan CWI en burgemeester en wethouders dan
wel aan CWI en UWV dan wel aan CWI, burgemeester en wethouders en UWV
gezamenlijk, bij wijze van experiment af te wijken van de artikelen, genoemd in artikel 82a,
eerste lid, van de Wet SUWI, met dien verstande dat de afwijking van artikel 26 van de
Werkloosheidswet slechts artikel 26, eerste lid, onderdelen a en b, betreft.
2. Een experiment als bedoeld in het eerste lid, betreft de taakverdeling tussen de in het
eerste lid genoemde bestuursorganen met betrekking tot de beoordeling van en advisering
over arbeidsinschakeling en het aanvragen van uitkeringen, toeslagen of bijstand, met het
oog op een doeltreffender uitvoering van taken, met dien verstande dat CWI geheel of
gedeeltelijk de taak blijft vervullen aanvragen voor uitkeringen in te nemen.
---
Artikel 3. Voorwaarden
1. Bij een verzoek om toestemming wordt een plan van aanpak aan Onze Minister overlegd.
2. Het plan van aanpak bevat in ieder geval:
a. de doelstelling, wijze van inrichting, en de te behalen resultaten van het experiment;
b. de start- en doorlooptijd van het experiment;
c. de locatie waar het experiment wordt gehouden;
d. de opzet van de evaluatie;
e. de wijze waarop uitkeringsgerechtigden, voor wie het experiment van betekenis is, over
het experiment worden geïnformeerd en bij de evaluatie van het experiment worden
betrokken.
3. Het experiment wordt uitgevoerd op een locatie, waar de betrokken bestuursorganen
samenwerken.
4. Indien het verzoek slechts door twee van de in artikel 2 genoemde bestuursorganen wordt
gedaan, wordt het oordeel van het niet bij het experiment betrokken bestuursorgaan over het
experiment bij het plan van aanpak gevoegd.
5. De bij het experiment betrokken bestuursorganen verstrekken Onze Minister alle
gegevens, die noodzakelijk zijn in verband met de verslaglegging over het verloop van de
experimenten op grond van artikel 82a, vijfde lid, van de Wet SUWI.
Artikel 4. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 5. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit experimenten SUWI
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het
Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
---
Nota van Toelichting
Inleiding
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet SUWI van kracht geworden. In de Wet SUWI is
onder meer bepaald dat de ketenpartners CWI, UWV en gemeenten samenwerken bij de
uitvoering van hun taken. Alle activiteiten van de ketenpartners moeten erop gericht zijn
werkzoekenden én zo snel mogelijk én duurzaam naar werk te leiden. Als dat niet snel
genoeg lukt, moet tijdig de juiste uitkering worden verstrekt. De ketenpartners dienen steeds
rekening te houden met of voort te bouwen op de werkzaamheden van een vorige of
volgende ketenpartner. De wijze waarop zij vorm en inhoud geven aan die samenwerking
behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de ketenpartners, waarbij de taak- en
verantwoordelijkheidsverdeling op grond van de Wet SUWI het kader vormt.
De SUWI-regelgeving biedt al veel ruimte om te komen tot nadere samenwerkingsafspraken
tussen de ketenpartners. In de praktijk is echter gebleken dat bij de ketenpartners behoefte
bestaat aan een grotere beleidsvrijheid om te komen tot een efficiëntere en effectievere
samenwerking. Indien de ketenpartners hiertoe nadere afspraken met elkaar willen maken,
mag de SUWI-regelgeving geen keurslijf vormen die een dergelijke ontwikkeling a priori
verhindert. Daarom is in de Invoeringswet Wet werk en bijstand een experimenteerartikel
aan de Wet SUWI toegevoegd (artikel 82a Wet SUWI). Op basis van dit artikel kunnen
vormen van (innovatieve) samenwerking tussen de ketenpartners, die niet binnen de
wettelijke kaders passen, in de praktijk worden beproefd. In dit besluit wordt geregeld op
welke bepalingen de experimenten betrekking kunnen hebben en aan welke
randvoorwaarden dient te worden voldaan.
Reikwijdte en doel van de experimenten (artikel 2)
De in dit besluit nader te regelen experimenten dienen erop gericht te zijn
proefondervindelijk vast te stellen welke mogelijkheden er zijn om in de keten van werk en
inkomen in zijn geheel te komen tot een doeltreffender en/of doelmatiger uitvoering van a)
de beoordeling van en advisering over arbeidsinschakeling en b) het aanvragen van
uitkeringen, toeslagen of bijstand. Een grotere doeltreffendheid moet worden beoordeeld in
het licht van een verbeterde uitstroom naar werk en/of een betere en efficiëntere
dienstverlening aan de klant. De minister verleent toestemming voor de experimenten, die
voldoen aan de in dit besluit (artikel 3) genoemde voorwaarden.
In artikel 82a, van de Wet SUWI is geregeld dat bij wijze van experiment voor ten hoogste
vijf jaar kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 21,
onderdelen e en f, 26, 28 en 29 van de Wet SUWI, artikel 41 van de Wet werk en bijstand
(WWB), de artikelen 11a, eerste lid, en 16a, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de artikelen 11a,
eerste lid, en 16a, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), artikel 26 van de Werkloosheidswet
(WW) en artikel 11, tweede lid, van de Toeslagenwet (TW).
Deze artikelen betreffen de taak van CWI te adviseren over de mogelijkheden tot het
verkrijgen van werk en de taak van CWI aanvragen voor uitkeringen WWB, IOAW, IOAZ,
WW en TW in te nemen. De afwijking van artikel 26 van de WW is beperkt tot het eerste
lid, onderdelen a en b, dat wil zeggen de bepalingen over melding van de werkloosheid bij
CWI en de verplichting betreffende het tijdstip van indiening van een aanvraag voor een
WW-uitkering.
---
In het tweede lid van artikel 2 wordt bepaald, dat de experimenten niet zodanig van deze
artikelen mogen afwijken, dat CWI daardoor in het geheel geen taak met betrekking tot de
intake (het innemen van aanvragen) van uitkeringen meer uitvoert.
Artikel 82a van de Wet SUWI voorziet niet in financiering van welke kosten van
experimenten dan ook, zodat hieraan in deze algemene maatregel van bestuur geen
uitwerking wordt gegeven. Het staat de ketenpartners echter vrij om binnen de gegeven
financiële kaders met elkaar afspraken te maken over een nadere kostenverdeling.
Voorwaarden voor het toestaan van experimenten (artikel 3)
De minister zal bij de toestemming voor het experiment op verzoek van twee of meer
ketenpartners vaststellen waar en hoe wordt deelgenomen aan een experiment. Bij het
gebruik maken van deze bevoegdheid zal de minister nagaan of in ieder geval voldaan is aan
de volgende voorwaarden.
1. Aan een experiment moet een gezamenlijk verzoek van partijen ten grondslag
liggen.
Dit dient te blijken uit een aanvraag voor een experiment die is ondertekend door het
bevoegd gezag. Voor een gemeente is dit het College van B&W; voor CWI en UWV
is dit de voorzitter van de Raad van bestuur. Aan een experiment kunnen meerdere
gemeenten meedoen.
2. Indien een experiment wordt afgesproken tussen twee partners, dient de derde
partner reeds bij het begin van de besprekingen betrokken te worden. Het oordeel
van die derde partij dient bij de indiening van het verzoek om toestemming bij de
minister bij het verzoek te worden gevoegd (artikel 3, vierde lid).
Het betrekken van de derde partij voorkomt dat er afspraken worden gemaakt die de
derde partij zouden kunnen schaden.
3. Ten minste een deel van de uitkeringsintake dient te allen tijde door CWI te worden
uitgevoerd.
4. Ten behoeve van de dienstverlening aan de cliënt en uit oogpunt van de één-
loketgedachte ligt het voor de hand dat een experiment met de beoordeling van en
advisering over arbeidsinschakeling en/of de uitkeringsintake in beginsel plaatsvindt
op locatie van een bedrijfsverzamelgebouw (artikel 3, derde lid). Dit kan ook een
CWI-locatie zijn, mits UWV en/of gemeenten (een deel van) hun directe
klantcontacten hier laten plaatsvinden. Indien de aanvragers van het experiment
kunnen aantonen dat het de voorkeur verdient om het experiment op een andere
locatie uit te voeren, is dat ook mogelijk
5. Bij een verzoek om toestemming voor een experiment wordt een plan van aanpak
gevoegd. In dit plan dient helder te worden omschreven wat het experiment inhoudt,
wat ermee wordt beoogd en welke gevolgen het experiment heeft voor de klant.
Hiertoe dient het plan van aanpak inzicht te verschaffen in de volgende aspecten:
a. De opzet van het experiment en de wijze waarop wordt afgeweken van het
bepaalde bij of krachtens de in artikel 82a, lid 1 genoemde artikelen van de
Wet SUWI, de WWB, de IOAW, de IOAZ, de WW en de TW.
b. De te behalen resultaten in termen van een betere uitstroom en/of een
efficiëntere dienstverlening aan de klant, alsmede de wijze waarop de
afgesproken prestaties gezamenlijk worden gemeten. Het referentiekader
---
hiervoor vormen de tussen de ketenpartners afgesproken prestatie-
indicatoren.
c. De eventuele consequenties van het experiment op het gebied van
werkproceskoppelingen en ICT-ondersteuning.
Op dit gebied zijn landelijke afspraken gemaakt in het Programma
Ketenresultaten 2003 2004. Men dient hiermee bij het opzetten van de
experimenten rekening te houden. Mocht het wenselijk zijn om in het kader
van het experiment van de landelijke afspraken af te wijken, dan dient
hierover expliciete besluitvorming plaats te vinden door de ketenpartners in
overleg met het Ministerie van SZW.
d. De start en doorlooptijd van het experiment met een maximum van vijf jaar.
e. De wijze waarop en de termijnen waarbinnen wordt geëvalueerd. Bij deze
evaluatie dienen alle bestuursorganen uit de betreffende regio te worden
betrokken.
f. De wijze waarop de individuele klant wordt geïnformeerd over de uit te
proberen nieuwe werkwijze en de consequenties daarvan voor de
dienstverlening.
Tot slot is het van belang dat betrokken organen in het plan van aanpak inzage geven in
de wijze waarop cliëntenorganisaties zijn betrokken bij de voorbereiding en evaluatie
van het experiment. Hierbij dient aangesloten te worden bij vigerende regelingen op het
gebied van cliëntenparticipatie.
Tussen de ketenpartners en het Ministerie van SZW wordt periodiek overleg gevoerd over
de afstemming tussen en de voortgang van de experimenten. In dat kader zullen met het oog
op een goede vergelijkbaarheid nadere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop
door de bestuursorganen aan de minister wordt gerapporteerd. In artikel 3, vijfde lid, is
geregeld, dat alle betrokken bestuursorganen de minister de daartoe noodzakelijke gegevens
verstrekken.
---
Afronding van een experiment
Na afloop leggen de bestuursorganen de resultaten van het experiment gezamenlijk voor aan
de minister. De minister meldt zo mogelijk gebundeld aan de beide Kamers der Staten-
Generaal hoe een of meerdere experimenten in de praktijk zijn verlopen en welke conclusies
er zijns inziens uit de experimenten dienen te worden getrokken voor de landelijke
beleidsontwikkeling.
Uitvoerbaarheid
Het Besluit experimenten SUWI is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan CWI, UWV en
VNG. De opmerkingen van de organisaties, die gericht waren op een betere uitvoerbaarheid,
zijn zoveel als mogelijk in het Besluit verwerkt. VNG is van mening dat de aanvraag van
een experiment namens CWI door een vestigingsdirecteur zou moeten worden ondertekend
en niet door de voorzitter van de Raad van bestuur. Het kabinet heeft die suggestie niet over
kunnen nemen; CWI is een centraal aangestuurd zelfstandig bestuursorgaan.
Het kabinet is de genoemde organisaties erkentelijk voor de snelheid waarmee zij hun
bijdrage aan de totstandkoming van het Besluit hebben geleverd.
Inwerkingtreding
Omdat de wenselijkheid van de experimenten is gebleken in relatie tot de invoering van de
Wet werk en bijstand zal de inwerkingtreding van dit besluit plaatsvinden rond de
inwerkingtreding van die wet.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,