Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF9413 Zaaknr: C01/335HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 24-10-2003
Datum publicatie: 24-10-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
24 oktober 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/335HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma ANKARA EXPORT, gevestigd te Helmond,
2. , wonende te ,
3. , wonende te ,
4. , wonende te ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. B. Winters,
t e g e n
de rechtspersoon naar Turks recht , gevestigd te
, Turkije,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: - heeft bij
exploit van 17 juni 1998 eisers tot cassatie - verder te noemen:
Ankara c.s. - op verkorte termijn gedagvaard voor de rechtbank te
's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
voorzover de Wet zulks toelaat, Ankara c.s. te veroordelen om aan
te betalen een bedrag van US$ 25.804,90, althans de
tegenwaarde van deze bedragen in Nederlandse courant, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 30 maart 1998 tot aan de dag der
algehele voldoening.
Ankara c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie - voor
zover in cassatie nog van belang - gevorderd:
1. de tussen partijen eind januari/begin februari 1998 gesloten
koopovereenkomst met betrekking tot de container gezeefde Turkse
honing met graat in potten van 500 gram van het merk "Wildblute" te
ontbinden, en
2. te veroordelen om aan Ankara c.s. te voldoen een
bedrag van US$ 30.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente
daarover vanaf 1 april 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.
heeft de vorderingen in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 15 januari 1999 een comparitie
van partijen gelast en bij eindvonnis van 28 mei 1999 in conventie de
vordering afgewezen en in reconventie de onderhavige koopovereenkomst
ontbonden en - voor zover in cassatie nog van belang -
veroordeeld om aan Ankara c.s. te betalen een bedrag van US$ 2.293,10,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 1998
tot aan de dag der voldoening, en het meer of anders gevorderde
afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft zowel in conventie als in
reconventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 23 juli 2001 heeft het hof het tussenvonnis van 15
januari 1998 bekrachtigd, het eindvonnis van 28 mei 1999 vernietigd
en, opnieuw rechtdoende, in conventie de vordering van
toegewezen en in reconventie het gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Ankara c.s. beroep in cassatie
ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen is verstek verleend.
Ankara c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat en mede
door mr. S. Simonetti, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het
bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak ter verdere behandeling
en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden
vermeld in de conclusie van de Procureur-Generaal onder 1.
Het gaat hier, kort gezegd, om de koop door Ankara c.s. van
van levensmiddelen, waaronder 30.240 potten gezeefde
Turkse honing met raat van het merk Wildblüte voor een bedrag van USD
47.628,--, waarbij de garantie heeft gegeven dat, indien
de honing binnen een jaar zou versuikeren, deze door haar zou worden
vervangen; Ankara c.s. hebben aan als voorschot een
bedrag van USD 6.825,-- betaald en later nog een bedrag van USD
30.000,--.
3.2 heeft gevorderd Ankara c.s. te veroordelen tot
betaling van het restant van de koopprijs, zijnde USD 25.804,90. In
reconventie hebben Ankara c.s. ontbinding van de koopovereenkomst
gevorderd en terugbetaling door van het bedrag van USD
30.000,--. De rechtbank heeft de vordering van afgewezen
en in reconventie de vordering tot ontbinding toegewezen alsmede de
vordering tot terugbetaling tot een bedrag van USD 2.923,10.
In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd,
de vordering in conventie toegewezen en Ankara c.s. veroordeeld tot
betaling van het restant van de koopsom ad USD 25.804,90 en de
vordering in reconventie afgewezen.
3.3 Onderdeel 1.1 klaagt terecht over het oordeel van het hof in rov.
4.6 dat de vraag, of Ankara c.s. bevoegd waren tot opschorting van de
betaling in afwachting van vervanging van de honing, niet aan de orde
komt aangezien voor een geslaagd beroep op opschorting minstgenomen
vereist zou zijn dat Ankara c.s. in niet mis te verstane bewoordingen
aanspraak hadden gemaakt op vervanging. Voor een geslaagd beroep op
opschorting is immers voldoende dat de opschortende partij duidelijk
heeft gemaakt wat de reden van de opschorting is en wat zij verder met
betrekking tot de wanprestatie en de overeenkomst wenst. Indien het
hof met rov. 4.6 heeft bedoeld tot uitdrukking te brengen dat Ankara
c.s. aan de zo-even vermelde maatstaf niet hebben voldaan, is zulks
zonder nadere motivering onbegrijpelijk omdat duidelijk was dat Ankara
c.s. aanvankelijk vervanging van de versuikerde honing en dus nakoming
wensten. Ankara c.s. hebben immers op de hoogte gebracht
van de versuikering van de honing en hebben vervolgens, naar
aanleiding van een bezoek van de vertegenwoordiger van ,
een deel (USD 30.000,--) van de koopprijs betaald.
Het slagen van onderdeel 1.1 brengt mee dat onderdeel 1.2 geen
behandeling behoeft.
3.4 In rov. 4.6 heeft het hof eveneens geoordeeld dat de van Ankara
c.s. afkomstige brief van 20 april 1998 niet kan worden gezien als een
ingebrekestelling en dat de voor de ontbinding van de overeenkomst
noodzakelijke toestand van verzuim aan de zijde van niet
is ingetreden.
Onderdeel 1.3 klaagt dat het hof dit oordeel onvoldoende heeft
gemotiveerd nu het geen aandacht heeft besteed aan een essentiële
stelling die Ankara c.s. in hoger beroep (memorie van antwoord, nr.
29) hebben aangevoerd, namelijk dat wel in verzuim
verkeerde omdat uit een mededeling van haar kant kon worden afgeleid
dat zij niet zou nakomen. Daartoe hebben Ankara c.s. in genoemde
memorie verwezen naar een als productie 1 bij deze memorie gevoegde
brief van 5 juni 1998 van de raadsman van , waarin deze
aan de raadsvrouw van Ankara c.s. heeft medegedeeld:
"Dezerzijds wordt de namens uw cliënte beschreven garantie betwist.
Het is duidelijk dat uw cliënte niet wenst te betalen, zodat op korte
termijn onderhavige zaak ter beoordeling de rechter zal
worden voorgelegd."
Het onderdeel slaagt, nu het hof deze stelling inderdaad onbesproken
heeft gelaten en deze, indien juist, kan meebrengen dat aan het door
het hof gegrond bevonden verweer van moet worden
voorbijgegaan.
3.5 In rov. 4.6 heeft het hof ten slotte geoordeeld dat aan Ankara c.s
dient te worden verweten "dat zij hebben nagelaten in de
gelegenheid te stellen de overeenkomst respectievelijk de
vervangingsgarantie na te komen". Onderdeel 1.4, dat hierover een
klacht bevat, slaagt op grond van hetgeen hiervoor in 3.3 is
overwogen.
3.6 Onderdeel 2 bevat geen zelfstandige klacht en behoeft geen
behandeling.
3.7 Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld, vloeit voort dat de tegen rov.
4.7 van het hof gerichte klacht van onderdeel 3 eveneens slaagt.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23
juli 2001;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere
behandeling en beslissing;
veroordeelt in de kosten van het geding in cassatie, tot
op deze uitspraak aan de zijde van Ankara c.s. begroot op EUR 901,27
aan verschotten en EUR 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter
en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.
Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de
raadsheer F.B. Bakels op 24 oktober 2003.
*** Conclusie ***
nr. C01/335HR
Mr. Hartkamp
zitting 13 juni 2003
Conclusie inzake
1) De vennootschap onder firma Ankara Export
2)
3)
4)
tegen
De rechtspersoon naar Turks recht
Feiten en procesverloop
1) In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
Eisers tot cassatie, hierna: Ankara c.s., hebben in januari 1998 van
verweerster in cassatie, hierna: , levensmiddelen gekocht
voor een bedrag van USD 62.629,90, waaronder 30.240 potten gezeefde
Turkse honing met raat van het merk Wildblüte voor een bedrag van USD
47.628,-. heeft daarbij de garantie afgegeven dat indien
de honing binnen een jaar zou versuikeren, deze door haar zou worden
vervangen.
Medio februari 1998 heeft de levensmiddelen, waaronder
de potten honing, aan Ankara c.s. geleverd. Voordat de goederen werden
geleverd, hebben Ankara c.s. aan als voorschot betaald
een bedrag USD 6.825,-. Voorts is vóór de levering aan
een wissel ter hand gesteld, die betaalbaar was per 30 maart 1998.
Korte tijd na de levering bleek dat een deel van de potten honing aan
het versuikeren was geraakt. Behalve het hiervoor genoemde voorschot
van USD 6.825,- haddden Ankara c.s. toen nog niets betaald.
Een vertegenwoordiger van heeft in de periode van 28
maart tot 4 april 1998 Nederland bezocht en is toen ook bij Ankara
c.s. geweest.(1)
Op 2 april 1998 hebben Ankara c.s. aan een bedrag van
USD 30.000,- betaald. Het restant van de koopsom, USD 25.804,90, is
onbetaald gebleven.
Bij brief van 20 april 1998 hebben Ankara c.s. gemaand
de potten versuikerde honing terug te nemen en het deel van de koopsom
dat Ankara c.s. reeds had voldaan (USD 30.000,-), terug te betalen.(2)
Op 25 juni 1998 heeft de toegevoegd kandidaat-deurwaarder op verzoek
van Ankara c.s. een proces-verbaal opgemaakt, waarbij door hem is
geconstateerd "dat Ankara Export nog in voorraad heeft 13 (dertien)
complete pallets à 96 dozen gevuld met 12 glazen potten honing met
opschrift 'Wildblüte Blumen und Waldhonig Mit Wabenanteil, Deva Halis
Çam ve Çiçek Bali' en 'Forest Wildflower Honey, Nettoinhalt 500g,
Ankara Export Helmond', alsmede 3 (drie) incomplete pallets met
diezelfde honing en een bak geheel gevuld met losse volgens
van afnemers retour gekomen potten honing, welke aanwezige voorraad
door mij, deurwaarder, uitgebreid steekproefsgewijze is gecontroleerd;
... dat de honing in alle aldus door mij, deurwaarder, gecontroleerde
potten inderdaad in ernstige tot zeer ernstige mate en duidelijk
zichtbaar blijkt te zijn gekristalliseerd."
2) heeft bij exploot van 17 juni 1998 Ankara c.s.
gedagvaard voor de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. Zij
heeft gevorderd Ankara c.s. te veroordelen om aan haar het restant van
de koopprijs te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, zijnde
een bedrag van USD 25.804,90, althans de tegenwaarde hiervan in
Nederlandse courant, te vermeerderen met wettelijke rente. In dat
verband heeft onder meer aangevoerd dat Ankara c.s. de
toezegging hebben gedaan om op 14 april 1998 nog eens (ten minste) USD
15.000,- te voldoen en dat zij deze laatste toezegging niet zijn
nagekomen.
Ankara c.s. hebben hiertegen verweer gevoerd. Zij hebben gesteld dat
reeds kort na de levering de honing wegens versuikering niet voldeed
aan de eigenschappen die op grond van de koopovereenkomst mochten
worden verwacht en bovendien een garantie had afgegeven
op grond waarvan zij gekristalliseerde honing zou terugnemen en
vervangen voor goede honing. Ook een vertegenwoordiger van
, die in Nederland op bezoek was, zou de versuikering van
de honing in het magazijn van Ankara c.s. hebben waargenomen. Volgens
Ankara c.s. is met deze vertegenwoordiger afgesproken dat
het geschil betreffende de kwaliteit van de honing naar
tevredenheid zou oplossen, indien en zodra Ankara c.s. in elk geval
een groot deel van de overeengekomen koopsom zouden voldoen. Hierop
hebben Ankara c.s. op 2 april 1998 een bedrag van USD 30.000,-
betaald. Ankara c.s. hebben betwist dat zij zouden hebben toegezegd op
14 april 1998 een bedrag van (ten minste) USD 15.000,- te voldoen. Zij
hebben geweigerd om de restant-vordering van de op 14 april 1998
betekende wisselbrief te voldoen, toen weigerde om de
gekristalliseerde honing te vervangen.
Voorts hebben Ankara c.s., stellende dat - ondanks
sommatie om tot nakoming over te gaan - in gebreke is gebleven met
correcte nakoming, in reconventie gevorderd, voor zover in cassatie
nog van belang, ontbinding van de koopovereenkomst, en veroordeling
van om aan Ankara c.s. (terug) te betalen een bedrag van
USD 30.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente. Tegen deze eis in
reconventie heeft verweer gevoerd.
3) Nadat bij tussenvonnis van 15 januari 1999 een comparitie van
partijen was gelast, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 28 mei 1999
de vordering van afgewezen. Volgens de rechtbank hebben
Ankara c.s. zich terecht beroepen op de door verstrekte
(vervangings)garantie (r.o. 2.1.3). Omdat niet bereid is
gebleken haar uit de garantie voortvloeiende verplichtingen jegens
Ankara c.s. na te komen, heeft de rechtbank in reconventie de
vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst toegewezen voor zover
deze betrekking heeft op de zich nog bij Ankara c.s. bevindende
voorraad van 18.240 potten honing. Blijkens het proces-verbaal van
comparitie zijn van de totale partij van 30.240 potten honing namelijk
ongeveer 12.000 potten verkocht, waarvan niet is komen vast te staan
of deze verkochte potten versuikerde honing bevatten (r.o. 2.1.4 en
r.o. 2.3.1). Voor wat betreft de vordering tot terugbetaling van USD
30.000,- heeft de rechtbank geoordeeld dat de koop van de honing deel
uitmaakte van een grotere transactie (totaalbedrag USD 62.629,90), die
voor het overige wel correct is nagekomen, zodat - na berekening - de
vordering is toegewezen tot een bedrag van USD 2.923,10 (r.o. 2.3.2).
4) is onder aanvoering van twaalf grieven(3) tegen het
vonnis van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
5) Bij arrest van 23 juli 2001 heeft het hof het eindvonnis van de
rechtbank vernietigd en de vordering in conventie toegewezen en Ankara
c.s. veroordeeld tot betaling van het restant van de koopsom ad USD
25.804,90. De vordering in reconventie tot ontbinding en terugbetaling
van USD 30.000,- is door het hof afgewezen. Daartoe heeft het hof als
volgt overwogen.
Uit de garantie blijkt dat partijen uitdrukkelijk de mogelijkheid van
versuikering hebben voorzien en juist voor dat geval een regeling
hebben getroffen. Een redelijke uitleg van de garantie brengt mee dat
ingeval van versuikering Ankara c.s. in beginsel enkel aanspraak
kunnen maken op vervanging. In dat stadium komt dus, bijvoorbeeld,
ontbinding nog niet aan de orde (r.o. 4.5).
Waar ontbinding nog niet aan de orde kon komen, kon naar het oordeel
van het hof opschorting door Ankara c.s. in afwachting van ontbinding
evenmin aan de orde komen. De vraag of Ankara c.s. de betaling hadden
mogen opschorten in afwachting van vervanging van de honing, gelet op
enerzijds de afgegeven garantie en anderzijds op de oorspronkelijke
betalingsregeling welke inhield dat vooraf een wissel werd afgegeven
welke echter pas later betaalbaar werd gesteld, voor de afloop waarvan
de versuikering reeds zou zijn waargenomen, komt volgens het hof niet
aan de orde, aangezien voor een geslaagd beroep op opschorting, indien
al in dit geval mogelijk, minstgenomen vereist zou zijn geweest dat
Ankara c.s. in niet mis te verstane woorden aanspraak hadden gemaakt
op vervanging (r.o. 4.6).
In de brief van 20 april 1998 hebben Ankara c.s. niet gemeld dat zij
nakoming van de overeenkomst wensten, noch hebben zij zich beroepen op
de door verstrekte garantie. In deze brief hebben Ankara
c.s. aan (slechts) meegedeeld dat zij de versuikerde
honing moest terugnemen en de door Ankara c.s. betaalde USD 30.000,-
moest terugbetalen. Dat brengt volgens het hof mee dat de brief niet
gezien kan worden als een ingebrekestelling en dat de voor de
ontbinding van de overeenkomst noodzakelijke toestand van verzuim aan
de zijde van niet is ingetreden. Naar het oordeel van
het hof dient aan Ankara c.s. te worden verweten dat zij hebben
nagelaten in de gelegenheid te stellen de overeenkomst
respectievelijk de vervangingsgarantie na te komen. Derhalve zijn
Ankara c.s. met de opschorting van hun betalingsverplichting in
verzuim geraakt (r.o. 4.6).
Wat de oorspronkelijke overeenkomst precies inhield ten aanzien van de
volgorde van de over en weer te verrichten prestaties is, zo vervolgt
het hof, niet meer relevant, aangezien ook als Ankara c.s. naar de
normale regels in dit geval haar betalingsverplichting hadden mogen
opschorten, dienaangaande in het onderhavige geval anders moet worden
geoordeeld gelet enerzijds op de afgegeven garantie en anderzijds op
de omstandigheid dat zij die niet hebben ingeroepen, althans geen
aanspraak maakten op datgene waarop zij krachtens die garantie recht
hadden (r.o. 4.7).
Evenmin is volgens het hof nog relevant welke nadere
betalingsafspraken (met betrekking tot een bedrag groot USD 15.000,-)
zijn gemaakt, omdat ook als die afspraken niet zijn gemaakt dat er
niet aan in de weg staat dat Ankara c.s. hun betalingsverplichting
niet kunnen opschorten (r.o. 4.8).
Tenslotte kan ook onbeantwoord blijven, aldus het hof, de vraag of
met vervanging van de honing mocht wachten totdat
eventueel Ankara c.s. aan de door gestelde maar door
Ankara c.s. betwiste nadere betalingsafspraak hadden voldaan. Als
gezegd, hebben Ankara c.s. immers bij de meergenoemde
brief van 20 april 1998 helemaal niet tot vervanging in de gelegenheid
gesteld, maar zich aanstonds beroepen op ontbinding en terugbetaling
(r.o. 4.9).
In het voorgaande ligt, naar het hof heeft geoordeeld, besloten dat de
grieven tegen het oordeel van de rechtbank dat Ankara c.s. zich
terecht op de vervangingsgarantie hebben beroepen, slagen. Evenzo
slagen de grieven tegen de in reconventie uitgesproken ontbinding, nu
dit, zo volgt uit het vorenoverwogene, nog niet aan de orde was. Deze
zou eventueel aan de orde hebben kunnen komen als de
honing niet op vordering van Ankara c.s. had vervangen, maar zodanige
vordering tot vervanging is niet ingesteld (r.o. 4.11).
Het eindvonnis waarvan beroep moet naar het oordeel van het hof dan
ook worden vernietigd (r.o. 4.13).
6) Ankara c.s. zijn tijdig van het arrest van het hof in cassatie
gekomen. Daartoe hebben zij een middel van cassatie geformuleerd dat
drie onderdelen telt en waarvan het eerste onderdeel in vier
subonderdelen uiteenvalt. Ankara c.s. hebben hun stellingen
schriftelijk toegelicht. Aan is verstek verleend.
Bespreking van het cassatiemiddel
7) Onderdeel 1 bestrijdt met een viertal subonderdelen r.o. 4.6 van 's
hofs arrest. Subonderdeel 1.1 is gericht tegen de passage uit r.o. 4.6
waarin het hof heeft overwogen dat de vraag of Ankara c.s. bevoegd
waren tot opschorting in afwachting van vervanging van de honing niet
aan de orde komt, aangezien voor een geslaagd beroep op opschorting
minstgenomen vereist zou zijn geweest dat Ankara c.s. in niet mis te
verstane bewoordingen aanspraak hadden gemaakt op vervanging. Volgens
het subonderdeel heeft het hof miskend dat voor een geslaagd beroep op
opschorting in een geval als het onderhavige niet is vereist dat de
opschortende partij in niet mis te verstane bewoordingen aanspraak
heeft gemaakt op vervanging (nakoming van de overeenkomst). Voor
opschorting is volgens het subonderdeel voldoende (naast de vereisten
van art. 6:262 en 6:52) dat de opschortende partij aan haar
wederpartij duidelijk maakt dat zij vervanging wenst, althans dat het
voor de wederpartij voldoende duidelijk is dat de opschortende partij
vervanging wenst.
8) De klacht wordt m.i. met succes voorgesteld. De door het hof
gehanteerde eis dat opschorting slechts mogelijk is indien de
opschortende partij in niet mis te verstane bewoordingen aanspraak
maakt op nakoming, vindt geen steun in het recht. Uit de
jurisprudentie volgt dat voor een geslaagd beroep op opschorting
voldoende is dat de opschortende partij duidelijk heeft gemaakt wat de
reden van de opschorting is en wat zij verder met betrekking tot de
wanprestatie en de overeenkomst wenst: vgl. Asser-Hijma 5-I (2001),
nr. 405; Asser-Hartkamp 4-II (2001), nr. 538; C.A. Streefkerk, Mon.
Nieuw BW B32b 1995, nrs. 11 en 22; Verbintenissenrecht, Afdeling
6.1.7, Inleiding (Klomp), aant. 16 en zie HR 19 februari 1988, NJ
1989, 343 m.nt. CJHB; HR 21 februari 1992, NJ 1992, 337; HR 23
september 1994, NJ 1995, 26; HR 5 december 1997, NJ 1998, 169; HR 6
juni 1997, NJ 1998, 128 m.nt. PAS.
Mocht het hof met de bestreden overweging hebben bedoeld dat aan de
voormelde eis niet is voldaan, dan is zulks onbegrijpelijk, nu
vaststaat dat Ankara c.s. op de hoogte hebben gebracht
van de versuikering van de honing en zij vervolgens, naar aanleiding
van het bezoek van de vertegenwoordiger van , een deel
van de koopprijs (USD 30.000,-) hebben betaald. Daardoor was duidelijk
dat Ankara c.s. aanvankelijk vervanging van de versuikerde honing
wensten en derhalve aanstuurden op nakoming. In elk geval had het hof
de daarop gerichte stellingen van Ankara c.s. niet zonder motivering
mogen passeren.
9) Gelet op het onder 8 opgemerkte behoeft subonderdeel 1.2 geen
behandeling.
10) Subonderdeel 1.3 keert zich tegen 's hofs oordeel dat de brief van
20 april 1998 niet gezien kan worden als een ingebrekestelling en dat
de voor de ontbinding van de overeenkomst noodzakelijke toestand van
verzuim aan de zijde van niet is ingetreden. Gesteld
wordt dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste
rechtsopvatting, althans zijn arrest niet (voldoende) heeft
gemotiveerd, nu Ankara c.s. hebben gesteld dat zij uit mededelingen
van hebben afgeleid dat niet zou nakomen.
11) Door is in de memorie van grieven onder nr. 8.1
aangevoerd, dat Ankara c.s. haar niet in gebreke hebben gesteld en dat
zij daarom niet in verzuim is met de nakoming van de tussen partijen
gesloten koopovereenkomst, zodat voor (de gevorderde) ontbinding geen
plaats is. Ankara c.s. hebben zich in de memorie van antwoord onder
nr. 29 hiertegen verweerd met de stelling dat wel in
verzuim verkeerde, nu uit haar mededeling kon worden afgeleid dat zij
niet zou nakomen. Daartoe hebben Ankara c.s. verwezen naar een brief
van 5 juni 1998 van de raadsman van (als productie 1
overgelegd) waarin aan de raadsvrouwe van Ankara c.s. is medegedeeld:
"Dezerzijds wordt de namens uw cliënte beschreven garantie betwist.
Het is duidelijk dat uw cliënte niet wenst te betalen, zodat op korte
termijn (de, ASH) onderhavige zaak ter beoordeling (van, ASH) de
rechter zal worden voorgelegd."
Het hof heeft hieromtrent slechts geoordeeld dat de brief van Ankara
c.s. van 20 april 1998 (waarin zij hebben gemaand de
potten versuikerde honing terug te nemen en de reeds betaalde USD
30.000,- terug te betalen) niet als een ingebrekestelling kan worden
aangemerkt en dat de voor de ontbinding noodzakelijke toestand van
verzuim aan de zijde van niet is ingetreden. Aldus is
het hof voorbijgegaan aan het verweer van Ankara c.s. dat het verzuim
van rechtswege - derhalve zonder ingebrekestelling - is ingetreden
gelet op de mededeling van (de raadsman van) (art. 6:83
sub c). Het betreft hier een essentiële stelling, zodat de klacht
gegrond is.
12) Aan het slot van r.o. 4.6 heeft het hof geoordeeld dat aan Ankara
c.s. verweten dient te worden dat zij hebben nagelaten
in de gelegenheid te stellen de overeenkomst respectievelijk de
vervangingsgarantie na te komen. In subonderdeel 1.4 wordt erover
geklaagd dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting
door uit de (enkele) omstandigheid dat Ankara c.s. niet in niet mis te
verstane bewoordingen aanspraak zouden hebben gemaakt op vervanging
en/of door uit de (enkele) omstandigheid dat Ankara c.s. in de brief
van 20 april 1998 geen aanspraak zouden hebben gemaakt op nakoming van
de overeenkomst en zich evenmin zouden hebben beroepen op de
vervangingsgarantie, af te leiden dat aan Ankara c.s. dient te worden
verweten dat zij hebben nagelaten in de gelegenheid te
stellen na te komen, althans dat het hof dit oordeel onvoldoende heeft
gemotiveerd. Het hof zou hebben miskend dat Ankara c.s.
pas niet in de gelegenheid zouden hebben gesteld om de overeenkomst
c.q. de vervangingsgarantie na te komen, als Ankara c.s. de hiervoor
benodigde medewerking niet zouden hebben verleend of als een ander
beletsel van de zijde van Ankara c.s. zou zijn opgekomen.
In r.o. 4.9 heeft het hof overwogen dat onbeantwoord kan blijven de
vraag of met vervanging van de honing mocht wachten
totdat eventueel Ankara c.s. aan de door gestelde maar
door Ankara c.s. betwiste nadere betalingsafspraak hadden voldaan. Als
gezegd, zo vervolgt het hof, hebben Ankara c.s. bij de
meergenoemde brief van 20 april 1998 immers helemaal niet tot
vervanging in de gelegenheid gesteld maar zich aanstonds beroepen op
ontbinding en terugbetaling. Ook deze overweging wordt door het
subonderdeel bestreden, nu hier evenzeer zou gelden dat de enkele
omstandigheid dat naar 's hofs oordeel Ankara c.s. zich in de brief
van 20 april 1998 aanstonds hebben beroepen op ontbinding en
terugbetaling, niet meebrengt dat zij niet tot
vervanging in de gelegenheid zouden hebben gesteld.
13) Zoals hiervoor onder nr. 8 ook al is aangegeven, staat in casu
vast dat Ankara c.s. op de hoogte hebben gebracht van de
versuikering van de honing en later, naar aanleiding van het bezoek
van de vertegenwoordiger van , een deel van de koopprijs
(USD 30.000,-) hebben betaald. Zodoende was duidelijk dat Ankara c.s.
aanvankelijk vervanging van de versuikerde honing wensten en derhalve
aanstuurden op nakoming. heeft vervolgens in ieder geval
tot de brief van 20 april 1998 de gelegenheid gehad om de honing te
vervangen dan wel om daarmee een begin te maken. In het licht van deze
omstandigheden is 's hofs oordeel dat Ankara c.s. moet worden verweten
dat zij hebben nagelaten om in de gelegenheid te stellen
de overeenkomst respectievelijk de vervangingsgarantie na te komen,
onbegrijpelijk. Het subonderdeel slaagt derhalve.
14) Onderdeel 2 bevat geen zelfstandige klacht.
15) Zoals uit het voorafgaande voortvloeit, wordt ook onderdeel 3
terecht voorgesteld.
Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot
verwijzing van de zaak ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 Zie r.o. 2.4 van het tussenvonnis van de rechtbank d.d. 15 januari
1999.
2 Zie r.o. 2.5 van het tussenvonnis van de rechtbank d.d. 15 januari
1999 en r.o. 4.6 van het arrest van het hof d.d. 23 juli 2001.
3 De memorie van grieven vermeldt bij vergissing twee keer grief elf.
Hoge Raad der Nederlanden