Ministerie van Defensie


---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoord op vragen van de leden Koenders en Eijsink ( PvdA) over Enduring Freedom

23-10-2003

In bijlage bied ik u aan, mede namens mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Koenders en Eijsink (2030400060 d.d. 16 september 2003).

DE MINISTER VAN DEFENSIE,

1. Kunt u een gedetailleerde rapportage geven van de activiteiten van de Nederlandse luchtmacht in de Operatie Enduring Freedom, uitgesplitst naar doelen, succes en schade aan burgerslachtoffers? 1)

Over de activiteiten van de Koninklijke luchtmacht in het kader van de operatie Enduring Freedom en de European Participating Airforces F-16 (EPAF)-missies boven Afghanistan werd de Kamer op 21 mei 2003 met een tussentijdse evaluatie geïnformeerd.

Nederlandse F-16 gevechtsvliegtuigen hebben in het kader van de operatie Enduring Freedom diverse malen wapens ingezet ter ondersteuning van de grondtroepen van de coalitie. Alle doelen waarop is gevuurd voldeden aan de richtlijnen die zijn vastgelegd in de geweldsinstructie (rules of engagement) voor het Nederlandse contingent in de EPAF-missie, alsmede aan de aanvullende nationale richtlijnen. Uit aan Nederland ter beschikking gestelde geheime informatie blijkt dat als gevolg van de door Nederlandse F-16 gevechtsvliegtuigen uitgevoerde acties geen burgerslachtoffers zijn gevallen. Over de effectiviteit en de mate van succes van de bombardementen kan ik u om redenen van operationele veiligheid geen informatie verschaffen.

Een Nederlandse vlieger heeft in twee gevallen, na een afweging op grond van de nationale richtlijnen, zijn bommen niet afgeworpen.

2. In hoeverre hebben de Nederlandse activiteiten de International Security Assistance Force for Afghanistan (ISAF) beschermd en het terrorisme teruggedrongen?

Mede door de acties in het kader van operatie Enduring Freedom zijn gecoördineerde aanvallen op ISAF in Kabul en directe omgeving uitgebleven. Incidentele aanslagen, zoals op de bus met Duitse ISAF-militairen op 7 juni jl., zijn helaas niet voorkomen. Voor de regering was van belang dat de Nederlandse F-16s in noodgevallen ook ten behoeve van ondersteuning van ISAF konden worden ingezet. Deze ondersteuning, die onder meer aan de orde zou zijn in het geval van een extractie, was een belangrijke voorwaarde voor de deelneming van Nederlandse militairen aan ISAF.

3. Welke militair-operationele richtlijnen bestaan er voor bombardementen daar waar terroristen zich mengen onder de bevolking en hoe verhoudt zich dit tot het humanitaire oorlogsrecht? Hoe zijn die richtlijnen uitgevoerd?

De richtlijnen voor de doelselectie bij bombardementen vanuit de lucht zijn gebaseerd op, en deels zelfs een (vereenvoudigde) weergave van, de relevante bepalingen uit de internationale verdragen over het humanitaire oorlogsrecht. Zo dienen onder andere alle redelijke voorzorgsmaatregelen te worden genomen om slachtoffers onder de burgerbevolking en schade aan civiele objecten te voorkomen. In de praktijk voeren Nederlandse vliegers geen aanvallen uit op doelen waarvan ook maar een vermoeden bestaat dat er zich burgers bevinden. Ook mag geen aanval worden uitgevoerd indien de daarvan verwachtbare nevenschade zich in redelijkheid niet verhoudt tot het concrete en directe militaire voordeel van de aanval. Net zo goed is overigens, volgens diezelfde verdragen, de verdedigende partij verplicht de burgerbevolking te ontzien en is het expliciet verboden de burgerbevolking te gebruiken als menselijk schild.

4. Hoe is precies de informatie-uitwisseling met de Amerikaanse coördinatoren verlopen en wat kan daarin verbeterd worden?

In de voorschriften en de procedures die gelden voor de planning en inzet van de Nederlandse gevechtsvliegtuigen zijn voorzorgsmaatregelen getroffen om onbedoelde nevenschade te voorkomen. Er zijn over de inzet van de Nederlandse F-16s afspraken gemaakt met de Verenigde Staten. Over de procedures ter zake is de Kamer in antwoorden op eerdere vragen van het lid Koenders (PvdA) uitvoerig geïnformeerd (Kamervragen met antwoord 2001-2002, nr. 1621).

De regering is van mening dat de invloed van Nederland op de doelenkeuze door het plaatsen van liaisonofficieren bij de betrokken Amerikaanse militaire hoofdkwartieren is gewaarborgd.

5. Hoe staat Nederland nu tegenover de noodzakelijke uitbreiding van ISAF en de Provincial Reconstruction Teams (PRTs)? Welke positie neemt Nederland daarover in internationaal verband in?

Zoals werd medegedeeld in het antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Karimi (Kamervragen met antwoord 2003-2004, nr. 30) is de regering van mening dat een uitbreiding van de presentie van ISAF kan bijdragen aan een verbetering van de veiligheidssituatie in Afghanistan. De ambassadeurs bij de NAVO spraken zich positief uit over de mogelijkheid van een uitbreiding van ISAF. De VN-Veiligheidsraad heeft 13 oktober jl. mede op basis van dit positieve advies een resolutie aangenomen die voorziet in de uitbreiding van het ISAF-mandaat buiten Kaboel. De wijze waarop deze uitbreiding vorm kan krijgen is onderwerp van nadere besprekingen. De Provincial Reconstruction Teams (PRT´s) zijn thans het belangrijkste instrument om de veiligheidssituatie buiten Kabul te stabiliseren en het gezag van de centrale regering te ondersteunen. Om die reden staat de regering achter de vorming van de PRTs.

Nieuws