European Commission

IP/03/1471

Brussel, 29 oktober 2003

Najaarsprognoses 2003 2005 van de Commissie voor de eurozone, de Europese Unie en de toetredende staten en kandidaat-lidstaten

De zwakke economische prestaties die reeds aan het eind van 2002 in de eurozone en de economieën van de EU-lidstaten werden waargenomen hielden ook in de eerste helft van dit jaar aan. Daardoor zal er waarschijnlijk, voor het derde achtereenvolgende jaar, sprake zijn van tegenvallende groei: voor 2003 wordt in de eurozone slechts een gemiddelde groei verwacht van 0,4% (0,8% in de EU). Dankzij de gunstige macro-economische beleidsvoorwaarden, de aanhoudend teruglopende inflatie, de ondersteunende financiële voorwaarden, de vorderingen op het gebied van structurele hervormingen en de afgenomen geopolitieke onzekerheid keert het vertrouwen van de economische actoren evenwel terug en verbetert het internationale klimaat. Tegen deze achtergrond wordt verwacht dat het herstel in de tweede helft van 2003 weer op gang zal komen en in 2004 zal aantrekken. Voor volgend jaar wordt een terugkeer naar een gemiddeld groeitempo van 1,8% in de eurozone en 2% in de EU voorzien; in 2005 zal deze groei dicht bij de 2,5% liggen. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op een herstel van de consumptieve bestedingen, geschraagd door een stijging van de externe vraag en een aanhoudend herstel van de investeringen. Ondanks dit verwachte herstel heeft de langdurige periode van trage groei haar stempel gedrukt op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, waardoor slechts een geringe toename van de werkgelegenheid wordt verwacht met 0,3% in 2004 en een iets gunstiger cijfer van 0,8% in 2005. Begin van mondiaal herstel

Na de inkrimping van de wereldhandel in 2001 en de zwakke groei in 2002 ziet de toekomst er thans rooskleuriger uit. De geringe groei van de buitenlandse handel die voor dit jaar wordt verwacht is bedrieglijk, omdat deze beïnvloed wordt door de slechte prestaties in de eerste helft van het jaar. Deze groei zal waarschijnlijk van circa 4,4% in 2003 toenemen tot 7 à 8% in 2004-2005.

Volgens de prognoses zal de mondiale BBP-groei in 2003 3,3% bedragen, tegen 2,8% in het afgelopen jaar. In 2004 en 2005 zal zij toenemen tot een robuuste 4,1%. Deze versnelling wordt door een aantal factoren beïnvloed, zoals soepele macro-economische beleidsvoorwaarden en ondersteunende financiële voorwaarden - deels in verband met een verdere daling van de inflatie - en een herstel van vertrouwen als gevolg van een vermindering van de geopolitieke spanningen en krachtige effectenbeurzen.

Vooruitkijkend naar 2004 kan worden vastgesteld dat de basis voor wereldwijde groei zich verbreedt, met een sterke, in gewicht toenemende rol van Azië (met name China), de VS, Australië en de toetredende landen.

In de VS wordt, dankzij de stimulerende werking van het monetaire en begrotingsbeleid en de krachtige achterliggende productiviteitsgroei, een voortzetting van het herstel verwacht met een groei van circa 2,8% in 2003, toenemend tot 3,8% in 2004. Hiermee zal de BBP-groei het potentieel overschrijden. Niettemin zullen in 2004 waarschijnlijk zowel het overheidstekort als het tekort op de lopende rekening toenemen tot respectievelijk 5,5 en 5,6% van het BBP.

De economische vooruitzichten in Azië blijven zeer gunstig met een groei van 6,7% in 2004-2005. Ook de vooruitzichten voor Japan zijn verbeterd met een scherpe opwaartse aanpassing tot 2,6% in 2003, hoewel de deflatie waarschijnlijk zal voortduren, zij het in mindere mate, en het tekort van de algemene overheid waarschijnlijk gedurende de ramingsperiode de 7% van het BBP zal overschrijden. Na een stagnatie in 2002 wordt voor Latijns-Amerika een gematigd herstel verwacht als gevolg van valutadepreciatie, het herstel van de wereldeconomie en de geleidelijke oplossing van de financiële crisis die verschillende landen in de regio heeft getroffen. In Canada wordt tegen het einde van 2003 een versnelling van de groei verwacht. Ook in de landen die zich voorbereiden op de toetreding op 1 mei 2004 wordt voor de ramingsperiode een aanhoudende krachtige groei verwacht, gesteund door de binnenlandse vraag en structurele veranderingen. Daling van de olieprijzen en herstel van de beurzen

Wat de olieprijs betreft wordt een geleidelijke daling verwacht van het hoge niveau van 31 USD per vat ruwe olie (brent) medio oktober tot een gemiddelde prijs van 28,3 USD per vat voor het gehele jaar. Voor de volgende twee jaar wordt een verdere daling verwacht tot 25,6 USD per vat in 2004 en 24,1 USD per vat in 2005.

Sinds medio juni zijn de aandelenkoersen gestabiliseerd en is het rendement van staatsobligaties vrij sterk gestegen, hoewel het naar historische maatstaven laag blijft. Dankzij lagere risicopremies en gunstige rentetarieven zijn de financieringsvoorwaarden in de wereldeconomie verbeterd ten opzichte van vorig jaar. Deze factoren zouden moeten bijdragen tot herstel - met name doordat zij een gunstige invloed hebben op de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen van het bedrijfsleven in zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie.
Het economisch herstel in de eurozone en de EU zet niet door in de eerste helft van 2003

Na de povere prestaties in 2002 stagneerde de economie van de eurozone in de eerste helft van 2003, terwijl de economie van de EU licht verbeterde.

Na een veelbelovende stijging in het eerste kwartaal van dit jaar vertraagde de groei van de particuliere consumptieve bestedingen weer in het tweede kwartaal. De investeringen bleven de eerste helft van het jaar dalen, terwijl de afname van de voorraden verminderde. De netto-export vormde een belangrijk obstakel voor de groei in de drie kwartalen tot medio 2003. Het overheidsverbruik werd in het tweede kwartaal van dit jaar de voornaamste motor van de groei.

Er zijn verschillende redenen voor deze tegenvallende economische prestaties en voor het uitblijven van het herstel dat eerder dit jaar werd verwacht. Het wereldwijde vertrouwen, zowel van consumenten als van het bedrijfsleven, werd ondermijnd door geopolitieke spanningen in verband met de oorlog in Irak, die tot onzekerheden inzake de olieprijs leidden. Voor de consumenten in de eurozone werd deze ontwikkeling nog versterkt door onzekerheden ten aanzien van het toekomstige arbeids- en pensioeninkomen en de negatieve gevolgen van de aanhoudend dalende beurskoersen.

De druk op de rentabiliteit van het bedrijfsleven als gevolg van de overinvesteringen aan het eind van de jaren '90, de langdurige vertraging, de voortdurende balansaanpassingen en de gestegen kosten van externe financiële middelen als gevolg van de dalende beurskoersen hebben naar alle waarschijnlijkheid geleid tot uitstel van investeringsplannen.
Ommekeer verwacht voor de tweede helft van 2003, met potentiële groei in 2004

Sinds april van dit jaar gaan van de onderzochte indicatoren bemoedigende signalen uit wat de vooruitzichten voor herstel betreft. Volgens deze indicatoren zal de dienstensector het herstel aanvoeren. Binnen de dienstensector zal in de detailhandel het vertrouwen meer geleidelijk terugkeren. De index van de inkoopdirecteuren volgt sinds juli een stijgende lijn en heeft thans het niveau van begin 2002 bereikt. Het consumentenvertrouwen vertoont langzaam maar zeker tekenen van verbetering, hoewel de huishoudens relatief voorzichtig blijven wat grote aankopen betreft.

Industriële indicatoren suggereren dat het herstel in deze sector minder uitgesproken is. Toch laten de belangrijkste indicatoren, zoals de indicator voor het ondernemingsklimaat en voor de inkoopdirecteuren in de industriële sector een verbetering zien. Tezamen genomen wijzen deze indicatoren erop dat een recessie is afgewend en dat een ommekeer zich thans aandient.

Gezien de lage rentetarieven en een sterkere wisselkoers moet de bron van de groei veeleer in het binnenland dan in het buitenland worden gezocht. Een deel van het verwachte herstel van de bestedingen van huishoudens en bedrijven in de komende maanden is een gevolg van de historisch lage rente, zowel de korte als de lange rente. Dit heeft bijgedragen tot een vermindering van de budgettaire beperkingen ten aanzien van huishoudens en bedrijven doordat de kosten voor schuldendienst afnemen. De heropleving van de beurzen sinds maart van dit jaar en de levendige huizenmarkt in sommige lidstaten hebben er eveneens toe bijgedragen dat het welvaartsverlies als gevolg van het barsten van de zeepbel op de beurzen, gedeeltelijk is goedgemaakt.

Het reëel beschikbare inkomen van de huishoudens heeft een impuls gekregen door de lagere inflatie, een ontwikkeling die zal worden versterkt naarmate de inflatie verder afneemt. Het positieve effect op het reële inkomen wordt geschraagd door de appreciatie van de euro en de gevolgen daarvan voor de ruilvoet, welke op middellange termijn waarschijnlijk beter voelbaar zullen worden.

Terwijl de gemiddelde groei in de eurozone in 2003 beperkt blijft tot 0,2%, wordt in 2004 een stijging tot 1,8% en in 2005 tot 2,3% verwacht (respectievelijk 0,8%, 2% en 2,4% in de EU). Deze ontwikkeling is een gevolg van het herstel van de binnenlandse vraag, gesteund door een stijging van de buitenlandse vraag vanaf de tweede helft van 2003. Hierdoor zal in de loop van 2004 naar verwachting een versnelde kapitaalvorming tot stand komen.
Een minder gunstige ontwikkeling van de arbeidsmarkt

In de eerste fase van de periode van trage groei hield de werkgelegenheid redelijk stand en bleef de stijging van het werkloosheidscijfer beperkt. Dit komt deels door de relatieve stabiliteit van de werkgelegenheid in de dienstensectoren. Mogelijke andere factoren zijn arbeidsoppotting en flexibele arbeidsovereenkomsten.

Nu de neergang voortduurt wordt het beeld evenwel minder rooskleurig. In 2003 zullen in de eurozone naar verwachting (per saldo) circa 200 000 arbeidsplaatsen verloren gaan, de eerste daling sinds 1994, waarbij de werkloosheid zal oplopen tot 8,9% (8,1% in de EU). In het licht van het flauwe herstel en de aanhoudende starheden wordt voor volgend jaar nauwelijks banengroei verwacht. Aangezien wordt verwacht dat de stijging van de beroepsbevolking waarschijnlijk groter zal zijn dan de werkgelegenheidsgroei zal de werkloosheid in de eurozone in 2004 verder oplopen tot 9,1% (8,2% in de EU), alvorens in 2005 weer te dalen.
Inflatie begint terug te lopen

Ondanks de conjunctuurvertraging bleef de inflatie hardnekkig hoog in 2003, gestimuleerd door tijdelijke factoren als de doorwerking van olieprijsstijgingen, stijgingen van voedselprijzen als gevolg van weersomstandigheden en de verhoging van indirecte belastingen. Na een inflatie van 2,3% in 2002 wordt voor dit jaar verwacht dat de inflatie in de eurozone gemiddeld op een niveau van 2,1% zal blijven alvorens volgend jaar te dalen tot 2% en in 2005 tot 1,7%. De kerninflatie bleef in 2003 eveneens vrijwel ongewijzigd door de geringe productiviteitsgroei en de trage doorwerking van de waardestijging van de euro in de productie- en consumptieprijzen. De daling van de arbeidskosten per eenheid wanneer de arbeidsproductiviteit zich herstelt, evenals loonmatiging zullen op middellange termijn echter eveneens tot een daling van de kerninflatie moeten leiden. Verdere verslechtering van het overheidstekort in de eurozone, waarbij sprake is van grote verschillen tussen de lidstaten

Verwacht wordt dat het overheidstekort in de eurozone zal oplopen van 2,2% in 2002 (1.9% in de EU) tot 2,8% van het BBP in 2003 (2,7% in de EU). In vergelijking met de voorjaarsprognose van de Commissie, waarin werd uitgegaan van een tekort van 2,5% voor de eurozone, komt dit neer op een verslechtering van de begrotingssituatie in alle landen met uitzondering van België, Spanje, Oostenrijk en Portugal.

Ten opzichte van 2002 zal het overheidssaldo er dit jaar naar verwachting in alle EU-landen op achteruitgaan behalve in België. Hoewel de verslechtering algemeen is, kan toch een aantal landengroepen worden onderscheiden. Een eerste groep bestaat uit twee landen Duitsland en Frankrijk die in 2003 de referentiewaarde van 3% wellicht zullen overschrijden, na dit ook in 2002 te hebben gedaan. Een tweede groep omvat de landen waarvan het tekort dit jaar verslechterd is en/of naar verwachting dicht in de buurt van de referentiewaarde zal uitkomen: Italië, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Een derde groep bestaat uit de landen waar het tekort in 2003 vermoedelijk onder 1¾% van het BBP zal blijven: Griekenland, Ierland, Luxemburg en Oostenrijk. Een laatste groep omvat de landen die in 2003 naar verwachting nog steeds een overschot zullen boeken: België, Denemarken, Spanje, Finland en Zweden.

Voor 2004 wordt voor de eurozone enige verbetering voorspeld: het overheidstekort zou er afnemen tot 2,7% van het BBP (2,6% in de EU). Dit neemt evenwel niet weg dat drie landen (Duitsland, Frankrijk en Portugal) de referentiewaarde van 3% waarschijnlijk zullen overschrijden. In 2005 zal het tekort in de eurozone vermoedelijk eveneens 2,7% van het BBP belopen (2,4% in de EU).

Dit is het gevolg van een verwachte versnelling van de BBP-groei, aangezien bij de prognose voor 2005 is uitgegaan van de veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft. Op basis van deze veronderstelling wordt voorspeld dat de referentiewaarde in 2005 door vier landen zal worden overschreden: Duitsland, Frankrijk, Italië en Portugal.
Prognose is omgeven met risico's die elkaar min of meer in evenwicht houden

Van de Noord-Amerikaanse en de Aziatische economieën gaan bemoedigende signalen uit die duiden op een herstel van de wereldeconomie. Een gelijktijdige groeiversnelling in alle belangrijke regio's van de wereld zou een wederzijds versterkende groeidynamiek op gang brengen. De reeds geruime tijd bestaande macro-economische onevenwichtigheden kunnen evenwel een duurzame expansie van de VS-economie in de weg staan. De Japanse economie begint zich nog maar pas te herstellen van een langdurige recessie. Het internationale klimaat kan derhalve minder gunstig uitvallen dan wordt aangenomen.

Een nieuwe forse koersstijging van de euro kan vooral de activiteit in de verwerkende industrie van de eurozone ondermijnen, in het bijzonder in de lidstaten die recentelijk afhankelijk zijn gebleken van de buitenlandse vraag voor het genereren van economische groei.

De aanhoudende conjunctuurverzwakking, de onzekerheid rond de oorlog in Irak en de balansaanpassingen in het bedrijfsleven hebben het vertrouwen ondermijnd, hetgeen tot een uitstel van consumptie en investeringsplannen heeft geleid. Dankzij een vertrouwensherstel kan het loskomen van een dergelijke ingehouden vraag de terugkeer naar het potentiële groeitempo versnellen.

Het ondernemersvertrouwen kan gunstig worden beïnvloed door de opmerkelijke vorderingen die bij het doorvoeren van structurele hervormingen zijn gemaakt, alsmede door de inachtneming van het stabiliteits- en groeipact. Ten slotte zij erop gewezen dat hoewel de geopolitieke spanningen nog niet volledig zijn weggeëbd, zij de laatste maanden toch verminderd zijn, waardoor de onzekerheid in de wereld is afgenomen.
Toetredingslanden: de groei bleef gemiddeld genomen vrij solide

Ondanks een somber internationaal klimaat is de groei in de toetredingslanden eind 2002 en begin 2003 solide gebleven. De groei werd geschraagd door de uitvoer en een aantrekkende industriële productie bij een robuust blijvende particuliere consumptie. De lagere rentetarieven betekenden een extra steun in de rug. Evenals elders in de wereld gaven de investeringen een zwakke ontwikkeling te zien.

Voor 2003 wordt net als in de voorjaarsprognose van de Commissie een gemiddelde BBP-groei van 3,1% voorspeld, tegen 2,3% in 2002. Dit steekt gunstig af bij het teleurstellende groeiverloop in de EU, maar achter het algemene beeld gaan uiteenlopende ontwikkelingen per land schuil. Voor vele landen is de groei neerwaarts herzien en wordt een trager groeitempo verwacht in vergelijking met vorig jaar. Het ongewijzigde geaggregeerde groeicijfer komt vooral voor rekening van Polen, dat zich geleidelijk herstelt na twee jaar van zwakke groei. De groeiprognoses voor dit jaar lopen uiteen van 0,8% voor Malta, dat bijzonder zwaar getroffen werd door een achteruitgang van het toerisme als gevolg van de mondiale onzekerheid, tot 6,6% voor Litouwen, dat wordt gekenmerkt door een krachtige toename van de investeringen.

en zal naar verwachting aantrekken dankzij de toetreding tot de EU, maar de schepping van werkgelegenheid blijft beperkt

Onder impuls van het herstel in de EU en de aanstaande uitbreiding zal de gemiddelde groei in de toetredingslanden vermoedelijk oplopen tot 3,8% in 2004 en 4,2% in het daaropvolgende jaar. Dit groeipatroon wordt verwacht voor alle landen met uitzondering van de Baltische staten, waar de expansie vermoedelijk enigszins zal vertragen ten opzichte van het eerdere hoge peil. De groei wordt vooral geschraagd door een toenemende uitvoer en een krachtige particuliere consumptie, aangevuld met aantrekkende investeringen.

Als gevolg van het aan de gang zijnde herstructureringsproces loopt de werkgelegenheid in 2003 terug in de Tsjechische Republiek, Polen en Slovenië en worden in de overige landen (behalve Slowakije en Litouwen) slechts vrij weinig nieuwe banen geschapen. De algemene situatie zal weliswaar verbeteren, maar de gemiddelde werkgelegenheidsschepping blijft beperkt tot 0,6% in 2004 en 1,1% in 2005. De werkloosheid zal zich in 2005 bijgevolg handhaven op het hoge niveau van ongeveer 15%.

Geringe stijging van de kerninflatie

De inflatie bedroeg in 2002 gemiddeld ongeveer 2,5% en gaf daarmee een scherpe daling te zien. In enkele toetredingslanden zijn de prijzen gedurende enige tijd zelfs teruggelopen als gevolg van forse productiviteitswinsten. De gemiddelde inflatie zal in 2003 vermoedelijk dicht in de buurt van de in de eurozone waargenomen percentages uitkomen, maar vervolgens naar verwachting versnellen tot 3,5% in 2004 en 3,1% in 2005. Deze ontwikkelingen zijn toe te schrijven aan een terugkeer naar een normalere situatie van stijgende prijzen, de liberalisering van gereglementeerde prijzen en een verhoging van de indirecte belastingen. De onderliggende inflatie zal waarschijnlijk binnen de perken blijven naarmate de van de vrij forse loonstijgingen uitgaande druk wordt gecompenseerd door de productiviteitsgroei.

Tekorten op de lopende rekening blijven hoog

Verwacht wordt dat het gemiddelde tekort op de lopende rekening tijdens de beschouwde periode rond de 4¾% van het BBP zal blijven schommelen als gevolg van de correctie van het zeer grote tekort van Estland en Slovenië en een enigszins toenemend tekort in Polen en Letland. De tekorten blijven vrij aanzienlijk in de Tsjechische Republiek en Hongarije zonder dat er van veel bijsturing sprake is.

In 2003 zullen zes landen vermoedelijk een overheidstekort van meer dan 3% van het BBP boeken

Voor 2003 wordt het gemiddelde overheidstekort in de toetredingslanden op 5% van het BBP geraamd. Cyprus, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije zullen vermoedelijk tekorten van meer dan 3% van het BBP boeken. Aangenomen wordt dat het overheidstekort in 2004 in de meeste landen zal teruglopen dankzij de verbetering van de economische situatie en een verstrakking van het begrotingsbeleid. Verwacht wordt dat het tekort alleen zal verslechteren in Polen (van 4,3% tot 5,9% van het BBP), Litouwen (van 2,6% tot 3,1%) en Estland (van 0,0% tot 0,4%). In 2005 zal het overheidssaldo in alle toetredingslanden een verbetering te zien geven.
Overige kandidaat-lidstaten: verdere stabilisatie

De macro-economische ontwikkeling in de overige kandidaat-lidstaten zal zich verder stabiliseren. Verwacht wordt dat de groei tijdens de beschouwde periode in alle drie de kandidaat-lidstaten zal convergeren tot circa 4,5 à 5% per jaar. Voor Turkije zou dit neerkomen op een groeivertraging ten opzichte van het zeer krachtige groeitempo van 2002, dat evenwel terug te voeren was op een herstel van de diepe crisis van 2001. Over de beschouwde periode zou de groei derhalve een stabieler en duurzamer patroon te zien geven. De voorspelde lichte groeiverzwakking in Roemenië in 2005 volgt op een verwachte forse groei in het verkiezingsjaar 2004. In Turkije en Roemenië zou de desinflatie zich moeten voortzetten onder impuls van de trendmatige reële appreciatie van de valuta's van beide landen, een versterking van de aanbodzijde van hun economieën als gevolg van een sterke investeringsactiviteit, en, voor een deel, een voorzichtiger monetair en begrotingsbeleid. Naar het einde van de beschouwde periode toe zal de inflatie in beide landen naar verwachting afnemen tot minder dan 10%, zoals ook het geval is in Bulgarije, waar de inflatie reeds vrij laag is maar enigszins zal versnellen.

In de drie landen zullen de tekorten op de lopende rekening vermoedelijk toenemen als gevolg van een krachtige binnenlandse vraag en een enigszins verslechterend prijsconcurrentievermogen van hun uitvoer op de wereldmarkten.

Voor nadere informatie over de prognoses, zie European Economy, te raadplegen op internet op het volgende adres:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/publications/european_econom y/forecasts_en.htm