Socialistische Partij
Financiële misdaad ontglipt de Tweede Kamer
Het ontbreekt de Tweede Kamer aan kennis op het gebied van de
financiële misdaad. Daarom is een onafhankelijk wetenschappelijk
instituut nodig dat rechtstreeks aan het parlement verslag uitbrengt.
---
door Petrus C. van Duyne en Jan de Wit
---
Veel financiële misdaad (fraude, witwassen en corruptie) blijft
ongestraft. De ophelderingkans wordt kleiner naar mate de zaken groter
of de verdachten belangrijker zijn. En als er strafrechtelijk wordt
ingegrepen, is er een verhoogde kans dat zo'n zaak als een nachtkaars
uitgaat. Dat is treurig, maar kennelijk aanvaard.
Erger is dat onafhankelijk inzicht en kennis op dit gebied ontbreken.
Veel kan daardoor ongemerkt mis gaan, zowel bij de aanpak van
afzonderlijke zaken als bij de beleidsvorming. Pas wanneer een
scheefgroei onbeheersbare vormen heeft aangenomen, blijkt deze aan de
oppervlakte te komen.
Om deze ondoorzichtigheid tegen te gaan is het vereist dat er een
onafhankelijk wetenschappelijk fraude-instituut komt. Dat dient los
van de politieke waan van de dag en buiten de ministeriële muren de
thans nog verbrokkelde kennis betreffende financieel-economische
misdaad helder en stelselmatig vast te leggen en te analyseren. Alleen
dan kan er eindelijk met inzicht opgetreden worden tegen deze
groeiende en ontwrichtende vorm van misdaad.
Een greep uit een gestage stroom onthullingen op het gebied van de
financiële misdaad is verhelderend. Neem de onduidelijkheid over het
mogelijk witwassen van geld in Nederlandse casino's. Door
handigheidjes zou daar een bedrag van tien tot twintig miljoen euro
aan zwart geld per jaar worden gewit. Dit wordt weliswaar
tegengesproken, maar belangrijker is dat we er geen zicht op hebben.
Zoals we in het algemeen maar weinig zicht hebben op de stroom aan
misdaadgelden, ondanks een breed opgezet en duur stelsel van het
melden en verwerken van verdachte geldhandelingen.
Waarom weten we in onze kenniseconomie zo weinig op een terrein
waarover zoveel politici zo vaak zoveel zorgen uitspreken en waarvoor
we zo'n kostbaar stelsel van meldingen hebben opgezet?
Een ander bericht van de afgelopen weken over financiële
onregelmatigheden: één van de veroordeelden in de destijds bekende
vleesfraude van de Vleeschmeesters hoeft de in 1987 opgelegde
gevangenisstraf van achttien maanden niet te ondergaan. Althans, dat
was de bedoeling. Alleen door uitspraken van een voormalige
deelgenoot, Aad Dingjan, kwam dit aan het licht. In het
administratieve geheugen van justitie was een `witte plek'.
Het verband tussen deze uiteenlopende berichten is het gebrek aan
kennis, het gebrek aan behoorlijk inzicht in financiële kanten van de
misdaad en het gebrek aan kunde om concrete zaken doeltreffend aan te
pakken en de vinger op de pols te houden. Veel gemotiveerde
fraudeofficieren moeten bovendien vaak werken in een niet op de
fraudebestrijding ingestelde organisatie, zoals is gebleken uit de
ongelukkig afgelopen Clickfonds-zaak. Vergelijken we de
onduidelijkheid en ondoorzichtigheid op financieel-economisch
misdaadgebied, tactisch zowel als strategisch, met de heldere aandacht
voor de maatschappelijk lagergeplaatsten, uiteenlopend van
georganiseerde `hakkelaren' tot draaideurboefjes, dan is het verschil
toch wel erg groot.
Dit is niet nieuw. De misdaad aan de bovenkant van de samenleving
wordt nu eenmaal minder belicht dan die aan de onderkant. Zonder veel
tegenstand op te roepen kan de minister van Justitie stellen, dat
fraude wel erg is, maar dat hij er nu even geen geld voor heeft.
Bovendien heeft hij de Kamer pas een brief gestuurd over het
fraudebeleid, die bij de lezer vooral het beeld oproept van
verbrokkeling en gebrek aan overzicht. Wanneer de minister voorts vol
vertrouwen meldt dat er wel belangrijke stappen gezet zijn in het
overigens jammerlijk mislukte project Financieel Rechercheren, dan
wordt het tijd kritisch en onafhankelijk naar de verschafte informatie
te kijken.
De verbrokkelde aandacht, de spaarzame kennis en de regelmatig
opduikende omvangrijke fraudes (in de bouw, het hbo, de zorg en de
landbouw) vragen om een indringendere en inzichtelijkere aanpak.
Daarbij gaat het niet allereerst om meer en hogere straffen. Er is al
genoeg repressie. Nodig is een doorlopende en onafhankelijke
kennisopbouw. Dit laatste is beslist noodzakelijk, gezien de normen en
waarden van onze overheden ten opzichte van het belang van
waarheidsvinding. Of het nu gaat om Schiphol, de bouwfraude, de
hbo-fraude, de Betuwelijn, het beeld dringt zich op van een overheid
die er regelmatig belang bij heeft om de onderste steen vooral niet
boven te laten komen.
In plaats van hier schande van te spreken, is het beter om hieruit met
een blijmoedig cynisme de juiste lering te trekken. Zo moet er een
einde worden gemaakt aan de praktijk dat de Kamer voor maatschappelijk
gericht wetenschappelijk onderzoek afhankelijk is van een minister. De
wederwaardigheden rondom de wetenschappelijke commissie voor Schiphol
is een helder voorbeeld van het dédain van een minister en zijn
ambtelijke top voor wetenschappelijke onwelgevallige bevindingen.
Waarom kan de Kamer niet zelf rechtstreeks onderzoek laten uitvoeren?
De gevolgtrekking is duidelijk: wil de Kamer een kennisopbouw op het
gebied van financieel-economische misdaad bevorderen, dan is een
onafhankelijk wetenschappelijk instituut nodig, dat rechtstreeks aan
de Kamer verslag uitbrengt. Alleen zo kan de Kamer die
wetenschappelijk onderbouwde, onafhankelijke kennis aangeleverd
krijgen, die haar in staat stelt de toezichthoudende taak doeltreffend
uit te oefenen.
(Dit artikel verscheen in NRC Handelsblad, 29 oktober 2003)
---