Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

28 986 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid terzake van de arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden (Verzamelwet SZW-wetten AV- en Arboterrein)

Nota naar aanleiding van het verslag

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen gesteld. Deze worden als volgt beantwoord.

Artikel I Arbeidsomstandighedenwet 1998

De leden van de D66-fractie willen weten of er zicht op bestaat of de bestaande regels over risico-inventarisatie en -evaluatie (ri&e) voldoende inzichtelijk en uitvoerbaar zijn, en in hoeverre ze ook daadwerkelijk uitgevoerd worden.

Artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 verplicht de werkgever tot het opstellen van een ri&e, inclusief een plan van aanpak met voorgenomen maatregelen. De actualiteit van de ri&e en de uitvoering van het plan van aanpak komt - op basis van een jaarlijkse rapportage - in het overleg met de werknemers(vertegenwoordiging) aan de orde. Van alle werkgevers beschikt 78% over een ri&e; werkgevers met minder dan tien werknemers blijven iets achter maar ook daar beschikt inmiddels 74% over een ri&e. Verwezen wordt naar de SZW begroting 2004 (artikel 13, tabel 13.3). De afgelopen jaren was er een forse stijging; recent is de groei wat afgevlakt. In de afgelopen jaren heeft de Arbeidsinspectie 2495 maal een boete opgelegd op grond van genoemd artikel 5, c.q. het niet aanwezig zijn van een getoetste ri&e. De verplichtingen tot werknemersbetrokkenheid behoren tot het civielrechtelijke terrein van arbeidsverhoudingen tussen werkgever en werknemers. In 90% van de gevallen vindt met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging overleg plaats over het plan van aanpak1.

Voor de daadwerkelijke uitvoering - vooral in de kleinere bedrijven - worden de nodige acties door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ingezet. Het gaat om handhaving en stimulansen voor ontwikkeling en voorlichting. Recente en komende acties zijn de volgende. In projecten met MKB Nederland en in het kader van arboconvenanten met sociale partners is het tot stand brengen van branche ri&e instrumenten gestimuleerd. In maart 2003 is met SZW-subsidie de website www.rie.nl geopend, vooral voor het midden- en kleinbedrijf. Ondernemingen vinden hier ongeveer 200 modellen en branche-instrumenten om zelf aan de slag te gaan voor hun ri&e. De site is en komt onder de aandacht door een folder, artikelen in branchebladen en verbindingen met andere voor ondernemingen relevante sites. De eerste 20 dagen trok de site 5500 unieke bezoekers. In het kader van haar arbo- activiteitenplan wordt met MKB Nederland gewerkt aan een basis ri&e model voor kleinere bedrijven. Thans wordt samen met TNO Arbeid een elektronische basis ri&e ontwikkeld, welke te zijner tijd ook op genoemde website beschikbaar wordt gesteld. Ook geeft MKB Nederland, met steun van het SZW, voorlichting op maat in een informatiereeks `Arbo in de


1 Databestand Arbomonitor 2001, Popma, J. Het arbo-effect van medezeggenschap, p. 225
---



praktijk'. Een folder en artikelen in bladen geven een nieuwe impuls aan algemene voorlichting.

Voor de handhaving geldt dat bij het opzetten van inspectieprojecten door de Arbeidsinspectie inspectiepunten worden gekozen op basis van de meest omvangrijke risico's in de betreffende bedrijfstakken. De ri&e is als basisverplichting standaard onderwerp van arbo-inspecties. Bij het ontbreken van de ri&e wordt direct een boeterapport opgesteld. Alleen in heel specifieke projecten kan hiervan worden afgezien (bijv. bij vakantiewerk en hit-and-run acties). Als dan echter overtredingen op de werkvloer worden geconstateerd, wordt alsnog op aanwezigheid van de ri&e gecontroleerd en bij het ontbreken daarvan een boeterapport opgesteld.

Artikel II Arbeidtijdenwet

De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de concrete praktische gevolgen zijn van het opnemen van de registratieverplichting in artikel 8:2 van de Arbeidstijdenwet en wie (die dat tot dusverre niet deden) hierdoor worden gedwongen tot registratie.

Er zijn geen concrete praktische gevolgen van het opnemen van de registratieverplichting in artikel 8:2 van de Arbeidstijdenwet. De registratie van arbeids- en rusttijden is een bestaande verplichting voor werkgevers en het in ernstige mate niet naleven daarvan kan reden zijn om een bevel tot staken van de arbeid te geven.
Door middel van de voorgestelde aanpassing van artikel 8:2, tweede lid, wordt beoogd te verduidelijken dat het in ernstige mate niet naleven van de registratieverplichting beschouwd moet worden als een overtreding als bedoeld in dit artikel.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)


---



28896
Wijziging van een aantal wetten op het terrein van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid terzake van de arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden (Verzamelwet SZW-wetten AV- en Arboterrein)

Nota van wijziging

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:


---

In artikel II komt onderdeel C te luiden:


---

Artikel 5:11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt "in elke periode van 4 achtereenvolgende weken" vervangen door: in elke aaneengesloten periode van 28 maal 24 uren.
2. Aan het derde lid wordt toegevoegd: De in onderdeel a bedoelde periode vangt aan op het eerste tijdstip waarop de werknemer consignatie krijgt opgelegd.
3. In het zesde lid wordt "5:3, eerste lid" vervangen door: 5:3, tweede lid.


---

Artikel V komt te luiden:

Artikel V Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst

De Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst wordt als volgt gewijzigd:


---

In artikel 1, tweede lid, wordt "overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten" vervangen door: overeenkomsten van opdracht.


---

Artikel 14a, vierde lid, vervalt.


---



Toelichting

Onderdeel I

Nieuw aan onderdeel C van artikel II is de onder 1 voorgestelde wijziging. Volgens artikel 5:11, derde lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet kan aan werknemers in elke periode van 4 weken gedurende 2 maal een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren geen consignatie worden opgelegd. In het kader van de Arbeidstijdenwet wordt onder "week" verstaan een periode van 7 dagen van zondag 00.00 uur tot zaterdag 24.00 uur. Dit leidt ertoe dat consignatieroosters eigenlijk altijd op zondag moeten aanvangen, omdat anders niet voldaan wordt aan de eis dat werknemers gedurende 2 aaneengesloten blokken van 7 dagen consignatievrij kan zijn. Met deze voorgestelde wijziging wordt bereikt dat de 2 aaneengesloten periodes van 7 dagen dat men niet geconsigneerd mag zijn niet gekoppeld zijn aan een periode van 4 kalenderweken, maar aan een periode van 28 achtereenvolgende dagen. Hierdoor is het mogelijk om roosters te maken waarin de consignatieperiode midden in een kalenderweek in plaats van op zondag kan aanvangen. Hierdoor is een flexibelere inroostering van consignatie mogelijk, zonder dat de bescherming van 14 dagen dat de werknemer consignatievrij is, in gevaar komt.

Onderdeel II
In onderdeel II is in vergelijking met het oorspronkelijke artikel V toegevoegd de wijziging van artikel 1, tweede lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. De terminologie in dit lid is in overeenstemming gebracht met die van het Burgerlijk Wetboek.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---