Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie

LBR-bericht
Rotterdam, 4 november 2003

LBR tevreden met wijziging wetsvoorstel identificatieplicht

Waarborgen tegen discriminatie opgenomen

Het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) is tevreden met de wijzigingen die in het wetsvoorstel voor een uitgebreide identificatieplicht zijn opgenomen, zo heeft het LBR vandaag in een bericht aan de Tweede Kamer laten weten. De door het LBR geadviseerde maatregelen om bij uitoefening van de wet discriminatie te voorkomen zijn door het kabinet overgenomen. Het wetsvoorstel wordt binnenkort in de vergadering van de vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer behandeld.

In 2002 besloot het kabinet tot uitbreiding van de identificatieplicht. Met de uitbreiding wil het kabinet de criminaliteitsbestrijding verbeteren en de rechtshandhaving versterken. Politieagenten en toezichthouders krijgen hiertoe de bevoegdheid om, in het kader van hun taakuitoefening, burgers om hun identiteitsbewijs te vragen. Wie zijn identiteitsbewijs niet kan tonen, maakt zich schuldig aan een strafbaar feit en riskeert een boete van 2250 euro.

Het conceptwetsvoorstel waarin dit is neergelegd, is begin dit jaar aan verschillende instanties voorgelegd, waaronder De Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en het College Bescherming Persoonsgegevens. Daar de voorgestane wet mogelijk discriminatoir zou kunnen worden toegepast jegens etnische minderheden heeft ook het LBR advies uitgebracht. In dit advies geeft het LBR aan dat een selectie op huidskleur, spraak of andere etnische kenmerken moet worden voorkomen.

De aanbevelingen in het advies zijn tot tevredenheid van het LBR door het kabinet overgenomen. Door deze maatregelen wordt een willekeurige en discriminatoire toepassing tegen gegaan. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel, zoals dat nu bij de Tweede Kamer ligt, wordt door het kabinet expliciet benadrukt dat geen algemene identificatieplicht wordt voorgestaan waarbij mensen die zich op de openbare weg bevinden zonder reden kunnen worden aangehouden om hen te vragen naar hun identiteit. De identiteitscontrole dient redelijkerwijs noodzakelijk te zijn voor de taakuitoefening en mag niet zonder reden en willekeurig worden uitgeoefend.

Tevens onderschrijft het kabinet het door het LBR aangevoerde belang van een controleerbare uitoefening van de bevoegdheid tot identiteitscontrole. Een motiveringsplicht zal daarom worden ingesteld. Dat houdt in dat in een proces-verbaal dient te worden opgenomen waarom tot controle van de identiteit is overgegaan en waarom deze noodzakelijk is voor de taakuitoefening. Hierdoor kan de rechter achteraf toetsen of terecht om een identiteitsbewijs is gevraagd. In de gevallen dat wel aan de identificatieplicht wordt voldaan en dus geen proces-verbaal wordt opgemaakt, kunnen burgers een klacht over een mogelijke discriminatoire toepassing van de bevoegdheid, indienen door een beroep te doen op de klachtenregeling van de politie. Voorts kan een klacht over de behoorlijkheid van de gedraging worden ingediend bij de Nationale Ombudsman.

Door het kabinet wordt voorgestaan om drie jaar na eventuele inwerkingtreding van de wet, een evaluatie van de werking van de wet te houden.

Het LBR hoopt dat door deze maatregelen discriminatoire toepassing van de wet wordt tegengegaan en zal, zo schrijft zij in haar bericht aan de Tweede Kamer, de ontwikkelingen en uitwerking in de praktijk van de toekomstige wet nauwlettend volgen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mr C.C. de Fey (info@lbr.nl), juridisch beleidsadviseur, tel. 010-2010201

Zie voor de tekst van het Wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting: http://www.justitie.nl/Images/11_37439.pdf http://www.justitie.nl/Images/11_37441.pdf