Uitvoering van de zorgtoeslag
Tussenrapportage van de werkgroep Uitvoering
van Inkomensafhankelijke Regelingen
Interdepartementaal Beleidsonderzoek 2002-2003, nr. 4
Inhoud
Samenvatting 5
1 Inleiding 7
2 De zorgtoeslag 9
3 Uitvoeringsmodellen en criteria 11
3.1 Uitvoeringsmodellen 11
3.2 Criteria voor uitvoering 11
4 Uitvoeringsvarianten voor de zorgtoeslag 13
Literatuurlijst 17
Bijlage 1. Taakopdracht 19
Bijlage 2. Samenstelling van de werkgroep 21
Bijlage 3. Geraadpleegde uitvoeringsinstanties 23
---
Samenvatting
In het Strategisch Akkoord van het Kabinet Balkenende is het voornemen opgenomen
om een nieuw zorgstelsel en om ongewenste inkomenseffecten hiervan te
compenseren een zorgtoeslag in te voeren. Hoe deze zorgtoeslag het beste kan
worden uitgevoerd en door welke uitvoeringsorganisatie is niet beschreven in het
Strategisch Akkoord. Dit was aanleiding voor dit interdepartementale beleidsonderzoek.
Aan de IBO-werkgroep Uitvoering van Inkomensafhankelijke Regelingen zijn in dit
verband twee vragen voorgelegd:
1. Hoe kan de toekomstige zorgtoeslag op de meest doelmatige, klantvriendelijke en
risicobeperkende wijze worden uitgevoerd?
2. Welke mogelijkheden zijn er om door samenvoeging van de uitvoering van
inkomensafhankelijke regelingen voordelen op deze gebieden te bereiken?
In dit rapport wordt de eerste vraag beantwoord.
Als eerste is onderzocht hoe de nieuwe zorgtoeslag er uit zou moeten gaan zien. Al vrij
snel na de start van dit onderzoek is gebleken dat over de invulling van de
(uitvoeringstechnisch bezien) belangrijkste elementen van de zorgtoeslag nog geen
definitieve beslissing is genomen. Wel zijn de hoofdlijnen van de regeling bekend. Het
moet een regeling worden die in ieder geval afhankelijk is van de huishoudsamenstelling,
de hoogte van de normzorgkosten (uitgedrukt in een percentage van het zogenaamde
gezamenlijk (ongecorrigeerd) verzamelinkomen) en de hoogte van de
referentienormzorgkosten (de standaard verschuldigde premie).
Uitvoeringsmodellen
Gelet op het feit dat de invulling van de zorgtoeslag nog gedeeltelijk onbekend is, heeft
de werkgroep bezien welke uitvoeringsmodellen denkbaar zijn. Op basis van de
uitvoering van de huidige regelingen zijn twee hoofdmodellen voor de uitvoering van een
inkomensafhankelijke regeling te onderkennen (zie ook de werkgroep Vervolgstudie
Derksen (1999)):
1. Uitvoering door informatieverstrekker.
2. Uitvoering en informatieverstrekking zijn gescheiden. Afhankelijk van hoe de
aanvraag tot stand komt en welke informatie de klant moet verstrekken, heeft de
werkgroep 4 verschillende submodellen onderkend.
a. Het bijstandsmodel;
b. Het huursubsidiemodel;
c. Eigenbijdrage model;
d. Pro-actieve uitvoerder.
Uitvoeringscriteria
Daarnaast is aan de organisaties die inkomensafhankelijke regelingen uitvoeren
gevraagd naar hun ervaringen met de uitvoering.. Op basis van deze gesprekken is een
aantal criteria geformuleerd waar de uitvoering van de zorgtoeslag aan kan worden
getoetst:
1. Rechtmatigheid;
2. Klantgerichtheid;
3. Doelmatigheid.
---
Beleidsvarianten voor de uitvoering van de zorgtoeslag
Tot slot heeft de werkgroep een groot aantal uitvoeringsorganisaties bezien, zoals het
UWV, het CAK-BZ en de IB-Groep, en getoetst aan de geformuleerde criteria en de
vormgeving van de zorgtoeslag. De volgende uitvoeringsorganisaties komen in beginsel
in aanmerking voor de uitvoering van de zorgtoeslag:
· De Belastingdienst;
· Directoraat-Generaal Wonen van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Millieubeheer (hierna: VROM/DGW);
· De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB).
De genoemde organisaties zijn getoetst aan de criteria. Hieruit is gebleken dat wat betreft
de rechtmatigheid de Belastingdienst iets makkelijker de gegevens zal kunnen
controleren dan de andere instanties. De klantgerichtheid zal met name gaan om de
beschikbaarheid en bereikbaarheid van de verschillende kanalen waarlangs burger
contact met de uitvoeringsorganisatie kan opnemen (de klantcontactpunten). Het
klantenbestand van de Belastingdienst en de SVB is groter dan het potentieel aantal
zorgtoeslag gerechtigden. Bij de Belastingdienst zal het aantal klanten niet of nauwelijks
stijgen. Voor de SVB wordt een maximale stijging van het klantenbestand met 25%
verwacht. Voor VROM/DGW geldt dat uitvoering van de zorgtoeslag het aantal klanten
zal verdrievoudigen en zal in 2003 over een relatief groot aantal fysieke
klantcontactpunten beschikken.
Het te hanteren peiljaar heeft direct invloed op de gekozen uitvoeringsmodaliteit en
daardoor ook op de doelmatigheid. Het is immers het meest doelmatig als de
uitvoeringsorganisatie gebruik kan maken van c.q. aan kan sluiten bij bestaande
processen. Wanneer de zorgtoeslag uitgaat van peiljaar t, dan blijven de volgende
uitvoeringsmodellen over: uitvoering door de informatieverstrekker en het bijstandsmodel.
Peiljaar t-2 kan in alle uitvoeringsmodellen worden toegepast, hoewel de vormgeving van
de hardheidsclausule daarbij wel een belangrijke rol speelt.
De bestaande uitvoeringsprocessen van de Voorlopige Teruggaaf-procedure en de
toekomstige kinderopvangregeling van Belastingdienst komen overeen met het model
waarin de informatieverstrekker de uitvoering verzorgt (model 1). Bij VROM/DGW gaat
het om het huursubsidiemodel (model 2b). De uitvoering van de AOW door de SVB lijkt
het meest op het bijstandsmodel met automatische continuering (model 2a).
---
1 Inleiding
Aan de IBO-werkgroep Uitvoering van Inkomensafhankelijke Regelingen zijn twee vragen
voorgelegd:
1. Hoe kan de toekomstige zorgtoeslag op de meest doelmatige, klantvriendelijke en
risicobeperkende wijze worden uitgevoerd?
2. Welke mogelijkheden zijn er om door samenvoeging van de uitvoering van
inkomensafhankelijke regelingen voordelen op deze gebieden te bereiken?
Dit rapport geeft antwoord op de eerste vraag door uitvoeringsvarianten aan te reiken
voor de zorgtoeslag.
De opbouw van deze tussenrapportage is als volgt. Hoofdstuk 2 beschrijft de zorgtoeslag
en belangrijke elementen daaruit voor de uitvoering. Hoofdstuk 3 bevat een inventarisatie
van uitvoeringsvarianten van bestaande inkomensafhankelijke regelingen en van criteria
om deze varianten te beoordelen. Hoofdstuk 4 beschrijft beleidsvarianten voor de
uitvoering van de zorgtoeslag getoetst aan de criteria.
In de tweede fase van dit onderzoek zal de werkgroep aandacht besteden aan de
mogelijkheden om door samenvoeging van de uitvoering van inkomensafhankelijke
regelingen voordelen te behalen. Hierbij zal een uitgebreidere toetsing plaatsvinden dan
in dit rapport. Daarnaast kan de tweede fase er toe leiden dat de uitvoering van de
zorgtoeslag eventueel uit de organisatie waaraan zij aanvankelijk is opgedragen moet
worden getild, wanneer de besluitvorming over het eindrapport van deze werkgroep daar
aanleiding toe zou geven.
---
2 De zorgtoeslag
De zorgtoeslag zal in ieder geval afhankelijk zijn van de huishoudsamenstelling, de
hoogte van de normzorgkosten (uitgedrukt in een percentage van het zogenaamde
gezamenlijk (ongecorrigeerd) verzamelinkomen) en de hoogte van de
referentienormzorgkosten (de standaard verschuldigde premie).
Over de invulling van de normzorgkosten en het huishoudbegrip is nog niet definitief
besloten. Hierbij verdient het bijzondere aandacht dat noch uit de Gemeentelijke
Basisadministratie (GBA), noch uit de database "Beheer van relaties" van de
Belastingdienst zonder meer de huishoudsamenstelling kan worden afgeleid. Ook ten
aanzien van het te hanteren peiljaar voor het verzamelinkomen is nog niets besloten. De
toekenning van de zorgtoeslag kan geschieden op basis van inkomensgegevens uit het
jaar t (het jaar waarin de zorgtoeslag wordt verstrekt) of jaar t-2. Vanuit een oogpunt van
actuele inkomensondersteuning ligt jaar t voor de hand. Nadeel is echter dat de
inkomensgegevens over jaar t nog niet bekend zijn. De klant moet dan zelf aan de
uitvoeringsorganisatie een schatting van het huishoudinkomen in jaar t verstrekken. Dit
vergroot de kans op misbruik en oneigenlijk gebruik, zeker indien de zorgtoeslag een
forse omvang heeft. Vanuit dit perspectief ligt peiljaar t-2 voor de hand, omdat van dat
jaar 80% van de inkomstenbelastinggegevens definitief is vastgesteld. Daarbij moet wel
de mogelijkheid bestaan om te opteren voor peiljaarverlegging in het geval dat in de
tussenliggende periode het inkomen en/of de huishoudsituatie een belangrijke mutatie
hebben ondergaan. In die gevallen zal de klant het inkomen wederom moeten schatten.
De mate waarin dit zal gebeuren is afhankelijk van de vormgeving van de zorgtoeslag (en
de vangnetregeling i.v.m. peiljaarverlegging). Als de aanvrager van een zorgtoeslag
relatief gemakkelijk een beroep kan doen op de vangnetregeling gaat het peiljaar t-2
weer meer lijken op het peiljaar t.
De hoogte van de zorgtoeslag zal afhankelijke van de huishoudsituatie en uitgaande
van de gegevens uit het Strategisch Akkoord voor 2005 naar verwachting tussen 0 en
380 liggen. De werkgroep gaat er vanuit uit dat jaarlijks circa 3 mln huishoudens in
aanmerking komen voor de zorgtoeslag. De uitvoeringsorganisatie zal daardoor jaarlijks
enkele honderdduizenden mutaties moeten verwerken. Ook het aantal klantcontacten zal
relatief hoog liggen. Dit betekent dat de uitvoeringsorganisatie berekend moet zijn op
deze massaliteit. Het uitvoeringsproces van de zorgtoeslag is relatief eenvoudig. Bij de
uitvoering zijn slechts enkele actoren betrokken: de klant, de uitvoeringsorganisatie en
twee informatieverstrekkende instanties: de Belastingdienst en de GBA. De uitvoering
kan in belangrijke mate met IT ondersteund worden.
Voor de uitvoering van de zorgtoeslag dient op de volgende punten nog een keuze te
worden gemaakt:
- Pro-actieve of passieve uitvoering of een tussenvorm?
Pro-actieve uitvoering houdt in dat de uitvoeringsorganisatie bepaalt wie in
aanmerking komt voor de zorgtoeslag. De klant hoeft hierbij niets te doen. Passieve
uitvoering is het tegengestelde hiervan; de klant moet zich aanmelden. Natuurlijk zijn
ook tussenvormen mogelijk zoals: de klant hoeft zich slechts eenmalig aan te melden
(automatische continuering) en de uitvoeringsorganisatie bevordert de aanvraag door
potentiële cliënten informatie te verstrekken over de zorgtoeslag.
- Automatische continuering van de aanvraag?
---
Dit houdt in dat de klant niet ieder jaar opnieuw een aanvraag hoeft in te dienen; één
keer een aanvraag indienen is voldoende om de regeling langere tijd te krijgen.
Vanuit een oogpunt van doelmatigheid en klantvriendelijkheid is het aantrekkelijk als
de gegevens al aanwezig zijn bij de uitvoeringsorganisatie of deze de gegevens snel
en eenvoudig van derden kan betrekken. Dit vermindert echter het maatschappelijke
bewustzijn van de regeling en maakt de burger eerder afhankelijk van de juistheid,
tijdigheid en kwaliteit van de door derden geleverde gegevens. Ook privacyaspecten
en doelbinding dienen in het oog gehouden te worden.
- Zelf de klantcontactpunten verzorgen of uitbesteden?
De uitvoeringsorganisatie kan zelf de klantcontactpunten hebben, maar kan deze ook
onderbrengen bij een andere organisatie.
- De relatie tussen beleids- en uitvoeringsorganisatie.
De uitvoeringsorganisatie moet betrokken zijn bij het opstellen van het beleid,
bijvoorbeeld via een uitvoeringstoets, om de uitvoerbaarheid te waarborgen en
flexibel met beleidswijzigingen kunnen omgaan. Daarnaast is van belang hoe de
politieke verantwoordelijkheid voor de uitvoerings- en beleidsinstantie is verdeeld.
Idealiter ligt de politieke verantwoordelijkheid voor beide instanties bij dezelfde
bewindspersoon. Dit zal bij de zorgtoeslag waarschijnlijk niet mogelijk zijn. De
medeverantwoordelijkheid van de uitvoering voor het beleid en omgekeerd moet
echter wel gewaarborgd zijn. Dit kan door de relatie tussen beleid en uitvoering
bestuurlijk en juridisch te regelen, bijvoorbeeld door medeondertekening van de
wetgeving door de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor de
uitvoeringsorganisatie en het afsluiten van een uitvoeringsconvenant.
10
3 Uitvoeringsmodellen en criteria
3.1 Uitvoeringsmodellen
Er zijn twee hoofdmodellen voor de uitvoering van een inkomensafhankelijke regeling te
onderkennen (zie ook de werkgroep Vervolgstudie Derksen (1999)):
4. Uitvoering door informatieverstrekker. De uitvoeringsorganisatie beschikt over alle
relevante informatie. Er is dus geen aparte informatieverstrekkende instantie nodig.
Het is hierbij zowel mogelijk om een regeling pro-actief, als om haar passief uit te
voeren.
5. Uitvoering en informatieverstrekking zijn gescheiden. In dit geval zijn
informatieverstrekkende instanties nodig die de informatie verstrekken aan c.q.
verifiëren voor de uitvoeringsorganisatie. Afhankelijk van hoe de aanvraag tot stand
komt en welke informatie de klant moet verstrekken, heeft de werkgroep 4
verschillende submodellen onderkend. In alle gevallen is het proces na het
aanleveren van de aanvraag en de benodigde informatie bij de uitvoeringsorganisatie
hetzelfde: deze organisatie beslist, stelt de hoogte van de vergoeding of de eigen
bijdrage vast, verstuurt de beschikking en verzorgt de betaling c.q. inning.
a) Het bijstandsmodel. De klant dient een aanvraag inclusief persoonlijke gegevens
zoals naam-, adres- en inkomensgegevens in bij de uitvoeringsorganisatie, die
de verstrekte informatie verifieert bij de informatieverstrekkers.
b) Het huursubsidiemodel. De klant dient een aanvraag in vergezeld van zijn of haar
sofi-nummer bij de uitvoeringsorganisatie, waarna deze aan de hand van het sofi-
nummer informatie opvraagt bij de informatieverstrekker(s).
c) Eigenbijdrage model. De klant dient zijn aanvraag in bij de informatieverstrekker
of meldt bij de informatieverstrekker dat hij in aanmerking wil komen voor een
bepaalde faciliteit (niet zijnde de inkomensafhankelijke regeling) zoals thuiszorg
of rechtsbijstand. De informatieverstrekkende instantie zoekt de informatie op en
stuurt alles door naar de uitvoeringsorganisatie van de inkomensafhankelijke
regeling.
d) Pro-actieve uitvoerder. Tot slot is het mogelijk dat de uitvoeringsorganisatie
zonder aanvraag vaststelt wie in aanmerking komt. Daarvoor zal alle informatie
bekend moeten zijn bij de uitvoeringsorganisatie.
3.2 Criteria voor uitvoering
De term risicobeperking uit de probleemstelling kan op meer wijzen worden
geïnterpreteerd. Daarom heeft de werkgroep besloten om dit begrip niet afzonderlijk op te
nemen als criterium maar het te verwerken in de andere criteria. Voor de beoordeling van
de uitvoeringsvarianten hanteert de werkgroep de onderstaande criteria:
1. Rechtmatigheid
Is de uitvoering conform wet- en regelgeving? Hiertoe behoren de vraag of de
uitvoeringsvariant het gewenste beleidsdoel bereikt en de mogelijkheden voor het
minimaliseren van de kans op misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude.
2. Klantgerichtheid
Elementen zijn: transparantie van regelgeving en uitvoering, proces van aanvraag en
besluitvorming is tijdig en correct, bereikbaarheid & beschikbaarheid van de
---
klantcontactpunten, het mogelijk maken van uitzonderingssituaties,
vangnetbepalingen & hardheidsclausules, mogelijkheden voor de bestrijding van niet
gebruik en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
3. Doelmatigheid
Het bereiken van de gewenste eindtoestand met inzet van zo weinig mogelijke
middelen. Het gaat hierbij om de uitvoeringskosten en de administratieve lasten.
Tussen deze criteria kan spanning bestaan. Meer rechtmatigheid kan bijvoorbeeld ten
koste gaan van de doelmatigheid. Het zal daarom in het algemeen moeilijk zijn om een
variant te vinden die op alle criteria het beste scoort.
12
4 Uitvoeringsvarianten voor de zorgtoeslag
In de werkgroep is een groot aantal uitvoeringsorganisaties bezien, zoals het UWV, het
CAK-BZ en de IB-Groep. Gelet op (ervaring met) de massaliteit van de
(geautomatiseerde) processen en in sommige gevallen de specifieke aard zoals de
doelgroep en het uitvoeringsproces van de uitvoeringsorganisaties vielen de meeste
organisaties af. De volgende uitvoeringsorganisaties komen in beginsel in aanmerking
voor de uitvoering van de zorgtoeslag:
· De Belastingdienst;
· Directoraat-Generaal Wonen van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Millieubeheer (hierna: VROM/DGW);
· De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB).
Alvorens in te gaan op de criteria zijn de nog openstaande punten van de zorgtoeslag
(zie hoofdstuk 2) in relatie gebracht met de bovenstaande uitvoeringsorganisaties:
- Pro-actieve of passieve uitvoering of een tussenvorm?
In beginsel is er geen verschil in de mate waarin de Belastingdienst, VROM/DGW en
de SVB de zorgtoeslag pro-actief of passief kunnen uitvoeren. Aangezien de
Belastingdienst de gegevens over de (potentiële) cliënten al in huis heeft, is het voor
deze organisatie iets eenvoudiger om pro-actief te functioneren dan voor beide
andere organisaties.
- Automatische continuering van de aanvraag?
VROM/DGW en de SVB maken al gebruik van automatische continuering bij de
uitvoering. De Belastingdienst maakt hier geen gebruik van, maar onderzoekt wel de
mogelijkheden daartoe in het kader van de Voorlopige Teruggaaf. Gegeven het feit
dat de Belastingdienst zelf al informatie over inkomens en huishoudens beschikbaar
heeft, zal deze instantie de automatische continuering iets eenvoudiger kunnen
toepassen dan de andere twee.
- Zelf de klantcontactpunten verzorgen of uitbesteden?
Zowel de Belastingdienst als de SVB beschikken over eigen klantcontactpunten.
VROM/DGW heeft de klantcontactpunten neergelegd bij bepaalde (deel)gemeentes
en verhuurders.
- De relatie tussen beleids- en uitvoeringsorganisatie.
VROM/DGW is gewend beleid en uitvoering onder één dak te hebben. Op het niveau
van het Ministerie van Financiën is dat voor de Belastingdienst eveneens het geval.
Belastingdienst en de SVB kennen al een groot aantal regelingen die zij voor
anderen handhaven c.q. uitvoeren en waarbij de relatie tussen uitvoering en beleid
tussen twee departementen moet worden vormgegeven.
De genoemde organisaties zijn getoetst aan de criteria uit paragraaf 3.2.
1. Rechtmatigheid
Alle drie de uitvoeringsorganisaties kunnen de zorgtoeslag rechtmatig uitvoeren. De
Belastingdienst heeft de inkomensgegevens en de gegevens over de
huishoudsamenstelling voor een groot deel zelf al, waardoor het gebruik en de
controle van deze gegevens iets eenvoudiger zal zijn dan bij VROM/DGW of de SVB.
De kans op misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude is afhankelijk van de uiteindelijke
vormgeving van de zorgtoeslag en de wijze waarop de Belastingdienst, VROM/DGW
en de SVB het uitvoeringsproces inrichten en uitvoeren.
13
2. Klantgerichtheid
Bij elk van deze drie uitvoeringsorganisaties zullen de elementen transparantie van
regelgeving en uitvoering, het proces van uitvoering is tijdig & correct, mogelijk
maken van uitzonderingssituaties & hardheidsclausules en de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer voorwaarden voor het uitvoeringsproces zijn.
Belangrijk is de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de verschillende kanalen
waarlangs de burger contact met de uitvoeringsorganisatie kan opnemen (hierna:
klantcontactpunten). Deze zullen zowel fysiek als virtueel aanwezig moeten zijn. De
Belastingdienst beschikt thans over circa 30 fysieke klantcontactpunten, een landelijk
werkende Belastingtelefoon en een Internetsite. Het aantal klanten zal in het geval
van de Belastingdienst niet of nauwelijks stijgen, doordat zij via de inkomsten- en/of
loonbelasting veelal al bekend zijn. De SVB beschikt over 9 front offices, 9 call-
centers en een Internetsite. Bij de AKW, AOW en ANW is weinig klantcontact nodig.
In het kader van de uitvoering van het Persoonsgebonden Budget (PGB) is de SVB
bezig een actievere dienstverlening op te zetten. Het aantal klanten van de SVB zal
bij uitvoering van de zorgtoeslag met circa 25% stijgen. VROM/DGW beschikt thans
over 35 klantcontactpunten, een landelijke telefonische helpdesk en een Internetsite.
Het aantal klantcontactpunten zal in 2003 uitmonden in naar verwachting 300 tot 500
klantcontactpunten binnen circa 100 à 130 (middel)grote gemeenten. Voor
VROM/DGW betekent de uitvoering van de zorgtoeslag dat het aantal klanten
verdrievoudigt.
3. Doelmatigheid
Het te hanteren peiljaar heeft direct invloed op de gekozen uitvoeringsmodaliteit en
daardoor ook op de doelmatigheid. Het is immers het meest doelmatig als de
uitvoeringsorganisatie gebruik kan maken van c.q. aan kan sluiten bij bestaande
processen. Wanneer de zorgtoeslag uitgaat van peiljaar t, dan blijven de volgende
uitvoeringsmodellen over: uitvoering door de informatieverstrekker en het
bijstandsmodel. Peiljaar t-2 kan in alle uitvoeringsmodellen worden toegepast,
hoewel de vormgeving van de hardheidsclausule daarbij wel een belangrijke rol
speelt. De bestaande uitvoeringsprocessen van de Voorlopige Teruggaaf-procedure
en de toekomstige kinderopvangregeling van Belastingdienst komen overeen met het
model waarin de informatieverstrekker de uitvoering verzorgt (model 1). Bij
VROM/DGW gaat het om het huursubsidiemodel (model 2b). De uitvoering van de
AOW door de SVB lijkt het meest op het bijstandsmodel met automatische
continuering (model 2a).
Naast uitvoering van de zorgtoeslag door een bestaande instantie is het ook mogelijk de
zorgtoeslag door een geheel nieuwe uitvoeringsorganisatie (privaatrechtelijke
rechtspersoon met een wettelijke taak, z.b.o., agentschap of een onderdeel van een
ministerie) uit te laten voeren. Aan de rechtmatigheid zal ook in dit geval voldaan kunnen
worden. De klantvriendelijkheid zal aanvankelijk minder zijn, omdat de
klantcontactpunten e.d. nog niet bestaan. Aangezien de uitvoeringsorganisatie niet kan
aansluiten bij bestaande processen en dus geen schaalvoordelen van een grote
bestaande organisatie kent, is dit minder doelmatig. Pro-actief of passief uitvoeren en
automatische continuering behoren hier tot de mogelijkheden. De relatie tussen beleid en
uitvoering moet hier worden geregeld, tenzij het beleidsverantwoordelijke ministerie ook
de uitvoering op zich neemt.
Gelet op de wenselijke flexibiliteit om indien de besluitvorming over het eindrapport
daar aanleiding toegeeft de zorgtoeslag uit de uitvoeringsorganisatie te lichten, kan het
een voordeel zijn om een nieuwe uitvoeringsorganisatie voor de zorgtoeslag op te zetten.
Het opnieuw opzetten van een dergelijke organisatie en het regelen van een nieuw
(automatisering)proces kent echter wel een doorlooptijd van enkele jaren.
14
Een van de factoren in de vergelijking tussen bovengenoemde organisaties is het feit dat
de Belastingdienst de gegevens (direct of indirect door uitwisseling met het GBA) al in
huis heeft. Dit vanwege de mogelijkheden om bij de inrichting van de uitvoering van de
zorgtoeslag aan te sluiten bij reguliere processen binnen de Belastingdienst. Dit voordeel
vervalt en noopt tot een wijziging in de procesinrichting wanneer, bij besluitvorming op
het eindrapport van dit IBO-onderzoek, gekozen zou worden voor een andere invulling
van de uitvoering buiten de Belastingdienst.
15
Literatuurlijst
Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten, 2001, Verslag van het CAK-BZ
over het jaar 2000, Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten, 's
Gravenhage
EIM, 2000, Uitvoeringsmodaliteiten intramurale eigen bijdrage AWBZ, EIM Zoetermeer
Faculteit der Technische Bestuurskunde, 1996, Procesbeschrijving en
implementatievarianten Abw: Werkproces aanvraagafhandeling, TU Delft, Delft
Interdepartementale commissie Harmonisatie inkomensafhankelijke regelingen, 1997,
Armoede en armoedeval: de rol van inkomensafhankelijke regelingen, VUGA
Uitgeverij BV, 's Gravenhage
IOO en EIM, 2000, Implementatie van een eenvoudiger uitvoering van
inkomensafhankelijke regelingen, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
`s Gravenhage
Laan, C., W.B. Roorda, J.H.L. van der Waart, 2003, Armoedeval aangepakt, Sociaal
Maandblad Arbeid, jrg. 58, nr 3
MDW-werkgroep Benchmark Gemeentelijke Dienstverlening, 2002, Lokaal Loket,
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, 1999, Handleiding voor
de uitvoering van de huursubsidiewet door gemeenten en verhuurders, Ministerie
van VROM, Den Haag
Mintzberg, H., 2000, Organisatiestructuren, Academic Service, Schoonhoven
Mulder, E.J. en J.J.M. Uijlenbroek, 1997, De rol van een referentiemodel bij
decentralisatie, Informatie, maart 1997, blz 38-47, ten Hage & Stam BV, Den Haag.
ODRP Organisatie-adviesbureau, 1993, Model administratieve organisatie op grond van
de Wet Voorzieningen Gehandicapten, VNG, Den Haag
Schieman, C.J., J.H. Huijgen en F.J. Gosselink, 1994, Beheersing van bedrijfsprocessen,
Stenfert Kroese, Houten
Uijlenbroek, J.J.M., 1994, Implementatie Administratieve Organisatie WVG in de
gemeenten Berschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk, ODRP Organisatie-
adviesbureau BV
Veen, R.J. van der, 1990, De sociale grenzen van beleid: een onderzoek naar de
uitvoering en effecten van het stelsel van sociale zekerheid, Stenfert Kroese
Uitgevers, Leiden/Antwerpen
17
Werkgroep Harmonisatie Inkomensafhankelijke Regelingen, 2000, De armoedeval:
analyse en oplossingen, Elsevier, 's Gravenhage
Werkgroep IBO Balansverkorting onderwijsbijdragen, 2001, Interdepartementaal
Beleidsonderzoek Balansverkorting onderwijsbijdragen, Ministerie van Financiën, `s
Gravenhage
Werkgroep IBO Rechtsbijstand, 2002, Interdepartementaal Beleidsonderzoek
Rechtsbijstand, Ministerie van Financiën, `s Gravenhage
Werkgroep vervolgstudie Derksen, 1999, Inkomensafhankelijke regelingen: kan de
uitvoering eenvoudiger?, Elsevier bedrijfsinformatie bv, 's-Gravenhage
Wijk, H.D. van en W. Konijnenbelt, 1997, Hoofdstukken van administratief recht, VUGA
Uitgeverij BV, 's Gravenhage
18
Bijlage 1. Taakopdracht
Aanleiding
In het Strategisch Akkoord is besloten tot de invoering van een zorgtoeslag om te
voorkomen dat de invoering van een nominale ziektekosten premie tot een
onaanvaardbare hoge belasting van de individuele huishoudens leidt. Welke
uitvoeringsorganisatie de zorgtoeslag het beste kan gaan uitkeren moet nog worden
vastgesteld.
De vraag hoe inkomenstoeslagen kunnen worden uitgevoerd, zodat de doelmatigheid en
klantvriendelijkheid zo goed mogelijk worden gewaarborgd en risico's zoveel mogelijk
worden beperkt, is niet alleen aan de orde bij de toekomstige zorgtoeslag. Deze vraag is
in het verleden ook aan de orde geweest bij andere inkomensafhankelijke regelingen. Dat
biedt de mogelijkheid om de ervaringen met die regelingen te benutten en om te bezien
welke voor- en nadelen het heeft als die regelingen door dezelfde organisatie(s) worden
uitgevoerd. Daarbij kan onder meer gebruik worden gemaakt van het rapport
"Inkomensafhankelijke regelingen; kan de uitvoering eenvoudiger" (1999), een
vervolgstudie van het rapport "Armoede en armoedeval; de rol van inkomensafhankelijke
regelingen" (werkgroep Derksen, 1997).
Probleemstelling
Hoe kan de toekomstige zorgtoeslag op de meest doelmatige, klantvriendelijke en
risicobeperkende wijze worden uitgevoerd en welke mogelijkheden zijn er om door
samenvoeging van de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen voordelen op deze
gebieden te bereiken?
Onderzoeksaanpak
Het onderzoek zal uit de volgende onderdelen bestaan:
· Inventarisatie van de ervaringen met uitvoering van de bestaande
inkomenstoeslagen;
· Nadere bepaling en uitwerking van criteria om beleidsvarianten met betrekking
tot de uitvoering te beoordelen;
· Ontwikkeling van beleidsvarianten voor de uitvoering van de zorgtoeslag en
andere inkomenstoeslagen. Daarbij dient bezien te worden welke voor- en
nadelen het heeft als de verschillende regelingen door dezelfde organisatie(s)
worden uitgevoerd. Tevens dient te worden bezien of regelingen betreffende
inkomenstoeslagen beter op elkaar en de belastingwetgeving afgestemd en
gestroomlijnd kunnen worden teneinde de uitvoering te vereenvoudigen.
Gelet op de noodzaak om een wetsontwerp over de uitvoering van de zorgtoeslag voor
de zomer van 2003 bij de Tweede Kamer in te dienen, zal het onderzoek in twee fasen
worden uitgevoerd. In de eerste fase worden in ieder geval varianten ontwikkeld voor de
zorgtoeslag, al dan niet in combinatie met de uitvoering van andere inkomensafhankelijke
regelingen. De eerste fase van het onderzoek dient in december 2002 te worden
afgesloten. In de tweede fase worden mogelijke beleidsvarianten bezien voor bestaande
inkomensafhankelijke regelingen zoals de huursubsidie, de rechtsbijstand, de
inkomensafhankelijke bijdragen in de zorg, de kinderopvang, de studiefinanciering en de
vergoeding onderwijsbijdrage en schoolkosten.
19
Deelnemende departementen
FIN, AZ, EZ, BZK, Justitie, VWS, OCenW, SZW en VROM. Daarnaast zullen twee
externe deskundigen deelnemen aan de werkgroep.
20
Bijlage 2. Samenstelling van de werkgroep
Voorzitter mr. J.N. van Lunteren
Leden drs. W. de Vreeze Ministerie van Algemene Zaken
drs. M. Bottema Ministerie van Binnenlandse Zaken
drs. W.J. Vossers Ministerie van Financiën
E. Morit Ministerie van Financiën
mr. M. Brandsma Ministerie van Justitie
drs. H.M.M. Haring Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen
drs. J.C.M. Sap Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
drs. G.A. van Pruissen Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport
dr. J.J.M. Uijlenbroek Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
J.J.J. Grobbee
Secretaris mr. drs. K.A. van der Lee Ministerie van Financiën
21
Bijlage 3. Geraadpleegde uitvoeringsinstanties
In het beginstadium van dit onderzoek hebben het externe lid en de secretaris van de
werkgroep enige oriënterende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de
uitvoeringsinstanties. Hierbij wil de werkgroep deze personen bedanken voor hun
medewerking aan het onderzoek.
Belastingdienst mr. J. Duijghuisen Voorzitter managementteam
Belastingdienst Utrecht-Gooi
drs. L.E. van Zanten Projectleider WBK
Centraal Administratie Kantoor D.M.B. Groen Directeur
Bijzondere Zorgkosten (CAKBZ)
mw. M. Bouwhuis Adjunct-directeur Uitvoering
IB-Groep mr. J. Smit Directeur Accountantsgroep
Directoraat-Generaal Wonen van mw. J.M. Jacobs Senior adviseur beleid
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieu drs. R.L.W. Lizanzu Senior adviseur financiën
mw. drs. K. Berge-de Bruin Unithoofd
mw. drs. E.A. de Schipper Hoofd cluster beleid
Raad voor de Rechtsbijstand Den mr. P.J.M. van den Biggelaar Directeur
Bosch
mw. mr. M.A.H. Leers Manager Beheer
Sociale Verzekeringsbank (SVB) U. Groen Hoofddirecteur
mr. drs. H.E. Trouw Hoofd externe betrekkingen
A. Schuiteman Hoofd afdeling procesinrichting
Uitvoering Werknemersverze- mw. A.J.M. Willekes Directeur Strategisch Bureau
keringen (UWV)
23