ECA/03/20
Luxemburg, 7 november 2003
Persbericht van de Europese Rekenkamer betreffende speciaal verslag
nr. 13/2003 over de productiesteun voor katoen
(1)
Binnen de EU wordt bijna uitsluitend in Griekenland en Spanje katoen
geteeld. Na de oogst worden de vezels volgens een procédé met de naam
"egreneren" ontdaan van pitten en afval. De EU produceert ongeveer 1,6
miljoen ton niet-geëgreneerde katoen, hetgeen een opbrengst van
ongeveer 0,5 miljoen ton vezels (geëgreneerde katoen) oplevert. Met
dit productieniveau wordt ongeveer 47 % van de interne behoeften
gedekt. De rest wordt vrij van rechten en heffingen in de Gemeenschap
ingevoerd.
Bij de toetreding van Griekenland tot de EEG werd een regeling inzake
productiesteun voor katoen ingevoerd, die voor het eerst werd
toegepast op de katoenoogst van 1981. De regeling werd verruimd toen
Spanje en Portugal in 1986 tot de EEG toetraden.
De communautaire steun voor katoen is hoger dan voor alternatieve
teelten en sinds de invoering van de regeling is de EU-productie
gestegen van 0,3 miljoen ton tot gemiddeld 1,6 miljoen ton.
De regeling heeft voornamelijk ten doel de katoenproductie te
ondersteunen en de betrokken producenten in staat te stellen een
redelijk inkomen te verwerven. De egreneringsbedrijven ontvangen de
steun op voorwaarde dat zij aan de producenten voor de
niet-geëgreneerde katoen die zij kopen een minimumprijs betalen die
hoger is dan de handelswaarde. De steun dekt het verschil tussen de
prijs die aan de producenten werd betaald en een waarde die wordt
toegekend aan de gekochte niet-geëgreneerde katoen.
Het bedrag van de steun volgt de schommelingen van productieniveaus en
marktprijzen. Bij een lage marktprijs is de steun voor de
egreneringsbedrijven hoger en omgekeerd. Deze regeling biedt de
egreneringsbedrijven financiële zekerheid en zorgt ervoor dat de prijs
van de in de EU geproduceerde katoen concurrerend is met die van
ingevoerde katoen.
Doel van de controle was te onderzoeken:
* in hoeverre toezicht werd gehouden op de toepassing van de
regeling in de lidstaten;
* of de regeling op doelmatige en doeltreffende wijze steun verleent
aan de katoenproducenten;
* welk effect de regeling heeft op de productie en de kwaliteit van
de geproduceerde katoen, de productie van alternatieve gewassen en
het milieu;
* of het interne-controlesysteem in de lidstaten betrouwbaar is en
de krachtens de regeling gedane betalingen wettig en regelmatig
zijn.
De voornaamste bevindingen van de Rekenkamer zijn:
* nieuwe regelgeving die in 2002 werd ingevoerd, bevat
subsidiabiliteitscriteria. Alleen katoen uit gebieden die via het
GBCS zijn opgegeven en die niet uit milieuoverwegingen zijn
uitgesloten, is subsidiabel krachtens de regeling. De Griekse
autoriteiten worden bij de beoordeling van de subsidiabiliteit van
katoen gehinderd door onvolkomenheden in de werking van het GBCS
en de Commissie kan dit aspect van de regeling niet zo goed
controleren. Als niet in aanmerking komende productie niet wordt
ontdekt, worden alle producenten gestraft doordat het
stabilisatiemechanisme een zwaardere sanctie oplegt;
* voor het verkoopseizoen 2001/2002 werd volgens een schatting van
de Griekse autoriteiten voor ongeveer 10 % van het met katoen
beplante areaal geen aangifte voor het GBCS gedaan ofwel een
andere teelt opgegeven. In laatstgenoemd geval kunnen producenten
tweemaal steun ontvangen voor dezelfde percelen: eenmaal op basis
van de aangifte akkerbouwgewassen en eenmaal op basis van de reële
katoenproductie;
* de productie van katoen kan een negatief effect op het milieu
hebben en de betrokken lidstaten moeten de maatregelen kiezen en
vaststellen die zij nodig achten om het gebruik van grond voor de
katoenproductie te regelen. Momenteel is er geen informatie
beschikbaar over de toepassing van deze bepaling omdat die door de
Commissie niet continu wordt gevolgd;
* begrotingsneutraliteit kan niet worden gewaarborgd omdat de
marktprijzen voor katoen kunnen schommelen en de communautaire
uitgaven stijgen in de jaren waarin de marktprijzen constant laag
zijn. Anderzijds wordt er in de jaren dat de marktprijzen hoog
zijn, extra steun betaald aan de producenten, mits zij aan
bepaalde voorwaarden voldoen. Deze maatregel verzwakt het effect
van het stabilisatiemechanisme;
* de Commissie weet niet of de aanmoediging voor de
egreneringsbedrijven om de kwaliteit van de geproduceerde katoen
te verbeteren doeltreffend is. Zij heeft de door de
egreneringsbedrijven ontvangen financiering ook niet getoetst aan
hun werkelijke kosten.
De Commissie had te kennen gegeven dat zij de bestaande regeling wilde
hervormen vanaf het verkoopseizoen dat begon op 1 september 2003. Die
termijn is niet gehaald en de Commissie wil in het najaar van 2003 bij
de Raad en het Europees Parlement een voorstel indienen ter hervorming
van de steunregeling voor katoen.
De Rekenkamer beveelt de Commissie aan, de voorgestelde hervorming te
baat te nemen om de tekortkomingen in de bestaande regeling aan te
pakken.
Speciaal verslag nr. 13/2003 :
http://www.eca.eu.int/NL/RS/2003/rs13_03nl.pdf
(1)
Dit persbericht wil slechts een samenvatting geven. Het door de
Rekenkamer vastgestelde speciaal verslag is beschikbaar op de
internetsite ( HYPERLINK http://www.eca.eu.int http://www.eca.eu.int)
en zal binnenkort in het Publicatieblad van de Europese Unie^, serie
C, verschijnen.
European Commission