European Commission

CJE/03/97

6 november 2003

Arrest van het Hof in zaak C311/01

Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk der Nederlanden

De weigering om grensarbeiders het behoud van hun recht op een werkloosheidsuitkering te verzekeren wanneer zij zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven om aldaar werk te zoeken, is in strijd met het gemeenschapsrecht

Deze weigering belet grensarbeiders om zich naar het grondgebied van een andere lidstaat te begeven om aldaar werk te zoeken en benadeelt hen wegens de uitoefening van het recht op vrij verkeer.

De gemeenschapsverordening betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers die zich binnen de Unie verplaatsen bepaalt(1)
, dat de werkloze grensarbeider recht heeft op uitkering volgens de wettelijke regeling van zijn woonstaat, alsof die wettelijke regeling tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op hem van toepassing was geweest, en dat de bevoegde organen ten aanzien van werkloosheidsuitkeringen de organen van deze staat zijn.

Dezelfde verordening bepaalt voorts, dat werkloze werknemers die zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven om aldaar werk te zoeken, het recht op een werkloosheidsuitkering moeten behouden gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de datum waarop zij niet langer ter beschikking staan van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de Staat waaronder zij vallen.

Het is echter de praktijk van de Nederlandse autoriteiten om werkloze grensarbeiders die in Nederland wonen en zich naar het grondgebied van een andere lidstaat wensen te begeven om aldaar werk te zoeken, een werkloosheidsuitkering te ontzeggen. De Commissie verzoekt het Hof van Justitie van de EG om vast te stellen, dat deze bestuurspraktijk in strijd is met het gemeenschapsrecht.

Het Hof herinnert er allereerst aan, dat de gemeenschapsrechtelijke bepalingen ten aanzien van de werkloze grensarbeider die niet in de lidstaat woont waar hij zijn laatste werkzaamheden heeft verricht, voor werkloosheidsuitkeringen in een bijzondere aanknoping bij het sociale-zekerheidsstelsel van de woonstaat voorzien. Deze bepalingen schrijven dus voor, dat alleen de wettelijke regeling van de woonstaat moet worden toegepast, met uitsluiting van de wettelijke regeling van de staat waar de laatste werkszaamheden zijn verricht.

Aangezien de lidstaat van de woonplaats dus als enige bevoegd is om een werkloosheidsuitkering te betalen aan de betrokken grensarbeider, betekent dit volgens het Hof dat deze lidstaat ook als enige in staat is om deze werknemer een eventueel behoud van voornoemde uitkering te garanderen wanneer hij zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeeft om aldaar werk te zoeken.

Een uitlegging volgens welke de gemeenschapsrechtelijke bepalingen aan dergelijke grensarbeiders niet gedurende drie maanden het behoud van een werkloosheidsuitkering garanderen wanneer zij zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven om aldaar werk te zoeken, zou het doel van deze bepalingen miskennen. Deze werknemers zouden namelijk worden benadeeld ten opzichte van de werknemers in het algemeen, voor wie in de regel de Staat waar zij werkzaam zijn, waar zij ook hun woon of verblijfplaats hebben, bevoegd is, en een dergelijke behandeling zou dus in strijd zijn met de eisen van het vrije verkeer van werknemers.

Deze grensarbeiders zouden immers worden ontmoedigd of het zou hun zelfs onmogelijk worden gemaakt om zich voor het zoeken van werk naar een andere lidstaat te begeven, omdat zij dan geen aanspraak meer zouden kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Bovendien zouden zij worden benadeeld wegens de uitoefening van het hun door het Verdrag gegarandeerde recht op vrij verkeer.

Wat de stelling van Nederland betreft, dat deze uitlegging de grensarbeider de mogelijkheid biedt om een werkloosheidsuitkering te ontvangen van een lidstaat waar hij tijdens zijn laatste werkzaamheden geen bijdragen heeft betaald, constateert het Hof dat dit gevolg gewild is door de gemeenschapswetgever, die de kansen van de werknemers op reïntegratie in het arbeidsproces heeft willen vergroten.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof

http://www.curia.int/

heden vanaf ongeveer 12.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot mevr. Gitte Stadler

Tel: (00352) 4303 3127 Fax: (00352) 4303 3656

(1)
Verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB L 230, blz. 6).