Erasmus


06-11-03: Aangeboren hartafwijking zorgt bij jongvolwassen vrouw voor emotionele en gedragsproblemen

In Nederland komen jaarlijks naar schatting 1400 à 1500 kinderen met een aangeboren hartafwijking ter wereld. In tegenstelling tot vroeger, behaalt het overgrote deel van deze patiënten tegenwoordig de volwassen leeftijd. Dit leidt ertoe dat medici worden geconfronteerd met een nieuwe patiëntengroep; in Nederland leven naar schatting 25.000 volwassenen met een aangeboren hartafwijking. In het algemeen leiden deze patiënten een normaal leven, maar jongvolwassen vrouwen behoeven extra aandacht. Dat stelt Susan van Rijen in haar proefschrift 'Psychosociale aspecten van een aangeboren hartafwijking op volwassen leeftijd. Een longitudinaal cohort-onderzoek na 20 tot 33 jaar'. Zij promoveert op woensdag 19 november 2003 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Er was nog weinig bekend over het leven dat deze patiënten als volwassenen leiden. De afdelingen Cardiologie en Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC deed een uitgebreid medisch en psychologisch onderzoek naar ruim 350 patiënten, die binnen deze instelling aan een aangeboren hartafwijking werden geopereerd, 20 tot 33 jaar na hun eerste hartoperatie. Het leven dat (ex-)patiënten met een aangeboren hartafwijking als volwassenen leiden, komt sterk overeen met dat van leeftijdgenoten. Het merendeel woont zelfstandig en heeft een relatie. Ook qua vrijetijdsbesteding zijn zij in grote lijnen te vergelijken met gezonde leeftijdgenoten. Maar liefst 85% heeft een betaalde baan. Ze lijken hun draai goed te kunnen vinden in hun werk. Daarnaast zijn ze zelf ook rooskleurig over hun eigen carrièremogelijkheden. Het scholings- en werkniveau blijft wel wat achter bij dat van de algemene bevolking. Dit zou verklaard kunnen worden door achterstanden die deze patiënten opgelopen hebben tijdens de schoolperiode. Een behoorlijk aantal van deze patiënten volgde in hun jeugd speciaal onderwijs.

Toch werden enkele moeilijkheden gevonden waar volwassen patiënten met een aangeboren hartafwijking tegenaan zouden kunnen lopen. Vooral jongvolwassen vrouwen met een aangeboren hartafwijking verdienen speciale aandacht. Zij rapporteerden meer emotionele en gedragsproblemen dan vrouwen van dezelfde leeftijd uit een grote bevolkingssteekproef, en meer beperkingen als gevolg van hun lichamelijk functioneren. Deze problemen verminderen wanneer ze ouder worden. De promovenda stelt dat het erop lijkt dat jonge vrouwelijke patiënten obstakels tegenkomen die op latere leeftijd niet meer zo belangrijk zijn, zoals onzekerheden en zorgen omtrent het aangaan van relaties en het krijgen van kinderen. De mate waarin patiënten zich beperkt voelen door hun litteken, de inspanningscapaciteit en opgelegde beperkingen door artsen bleken voorspellers te zijn voor emotionele en gedragsproblemen. Vroege beoordeling en behandeling van psychische problemen zijn wenselijk voor patiënten met een aangeboren hartafwijking.

Promotor: prof.dr. F.C. Verhulst, Kinder- en jeugdpsychiatrie