Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AN8293 Zaaknr: 00242/03
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 18-11-2003
Datum publicatie: 19-11-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
18 november 2003
Strafkamer
nr. 00242/03
AGJ/SB
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te
Arnhem van 19 november 2002, nummer 21/000318-02, in de strafzaak
tegen:
, geboren te (Indonesië) op
1947, wonende te .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn
namens deze niet voorgesteld.
Op een op de dienende dag gedaan verzoek van de rolraadsheer heeft de
Advocaat-Generaal Machielse op de rolzitting van 30 september 2003 een
conclusie genomen, welke strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de
verdachte in het cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De in art. 435, eerste lid, Sv bedoelde aanzegging is op
rechtsgeldige wijze aan de verdachte uitgereikt. Een afschrift van de
aanzegging is verzonden aan mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. Op
28 augustus 2003 is mr. Boksem door de Griffie van de Hoge Raad ervan
op de hoogte gesteld dat binnen de in art. 437, tweede lid, Sv
bedoelde termijn geen schriftuur met middelen van cassatie bij de Hoge
Raad is ingekomen. Bij brief van 1 september 2003 heeft mr. Boksem
hierop geantwoord, dat volgens zijn gegevens de schriftuur, die op 26
februari 2003 door hem is ondertekend, op 27 februari 2003 in vijfvoud
naar de Hoge Raad is gestuurd en dat die postzending niet is
terugontvangen, waaruit hij heeft afgeleid dat de postzending te
bestemder plaatse moet zijn aangekomen. Een nieuwe door hem
ondertekende uitdraai van de schriftuur heeft hij vervolgens aan de
Hoge Raad gezonden met het verzoek deze in behandeling te nemen.
2.2. De termijn van twee maanden, zoals vermeld in het tweede lid van
art. 437 Sv, vangt aan op het tijdstip dat de aanzegging aan de
verdachte is betekend. Op straffe van niet-ontvankelijkheid is de
verdachte verplicht binnen die termijn door een raadsman een
schriftuur met middelen van cassatie te doen indienen. Daaruit volgt
dat de raadsman ervoor dient zorg te dragen dat de schriftuur vóór
afloop van deze termijn haar bestemming bereikt, wil de verdachte
ontvankelijk zijn in het cassatieberoep. Van deze plicht kan de
raadsman zich op verscheidene wijzen kwijten. De raadsman die
bijvoorbeeld een poststuk niet aangetekend of niet (tevens) per fax
verstuurt of zich niet tijdig ervan vergewist dat het stuk is
aangekomen, draagt behoudens bijzondere omstandigheden het risico dat
het stuk niet, of niet binnen de gestelde termijn is aangekomen.
Hetgeen mr. Boksem heeft aangevoerd levert zodanige bijzondere
omstandigheden niet op.
2.3. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de
Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van
cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift
van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de
verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Tweede Enkelvoudige Kamer van de Hoge Raad verklaart de verdachte
niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president W.E. Haak in bijzijn van de
griffier S.P. Bakker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 november 2003.
Hoge Raad der Nederlanden