Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 19 november 2003

Auteur


- B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-673/03

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/11

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)


---

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


---

---

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1.Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen


2.Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van paneuropese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDAbc)


3.- Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/408/EEG van de Raad inzake motorvoertuigen, met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen
- Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/115/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen
- Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/541/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende veiligheidsgordels en bevestigingssystemen van motorvoertuigen


4.- Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel;
- Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Verordening voedings- en gezondheidsclaims levensmiddelen

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen


Datum Raadsdocument: 18 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11646/03 DENLEG 44

Nr Commissiedocument: COM (2003)424 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: VWS

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Levensmiddelen; Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De ontwerp-verordening stelt communautaire regels voor het gebruik van voedings- en gezondheidsclaims op levensmiddelen. Een voedingsclaim stelt iets over het gehalte aan energie, nutriënten of andere substanties. Een gezondheidsclaim legt een verband tussen een bepaald voedingsmiddel of één van de ingrediënten daarvan en gezondheid. Centraal staat dat claims alleen mogen worden gebruikt als tevoren is vastgesteld of ze een voldoende wetenschappelijke basis hebben. Het voorstel legt tevens vast onder welke voorwaarden claims gebruikt mogen worden. De wetenschappelijke beoordeling van de claims is gedelegeerd aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EAV). De verordening betekent voor gezondheidsclaims een verruiming ten opzichte van de huidige wetgeving binnen Europa (niet in Nederland). De regels voor de voedingsclaims sluiten aan bij bepalingen die Nederland al heeft vastgelegd in het Warenwetbesluit Voedingswaarde informatie levensmiddelen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie (artikel 251)

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Regelgevend Comité (art 5 van 1999/468/EG): Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit:positief. Er bestaat een groot verschil in opvattingen tussen de lidstaten over de wenselijkheid en toelaatbaarheid van gezondheidsclaims. De huidige Europese wetgeving is restrictief en biedt bovendien onvoldoende duidelijkheid over de afbakening van medische- en gezondheidsclaims. Het in Nederland gevolgde model van zelfregulering voldoet niet, met name ten aanzien van de onderbouwing van de claims. De voorgestelde verordening biedt hierop een adequaat antwoord. De voorschriften kunnen een bijdrage leveren aan de bescherming van de gezondheid en de bescherming van de belangen van de consument. Bovendien wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van de levensmiddelenindustrie aan regelgeving die haar de mogelijkheid geeft te innoveren en concurrerend te blijven op communautair en internationaal niveau. Deze doelstellingen kunnen op basis van de huidige wetgeving niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Wel zou een deel van de taken die in art 15(3) bij de EAV zijn neergelegd beter door de lidstaat zelf kunnen worden uitgevoerd (namelijk of tekst voldoet aan criteria en of tekst voor de consument begrijpelijk en zinvol is). De EAV zou zich moeten beperken tot het toetsen van de onderbouwing van de gezondheidsclaim. In Nederland is zelfregulering een mogelijkheid voor de handhaving indien die is ingebed in publieksrechtelijk toezicht.

Proportionaliteit:positief. De verordening gaat over het algemeen niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het voorstel leidt tot een extra personele belasting bij de rijksoverheid door een verwachte toename van de controle en handhaving door de Voedsel- en WarenAutoriteit (VWA). Deze intensivering van het toezicht zal worden opgevangen door herprioritering binnen de bestaande formatie. Een deel van de preventieve toetsing van gezondheidsclaims gebeurt op dit moment door marktpartijen zelf als onderdeel van een gedragscode.

De verordening heeft gevolgen voor bijna alle producenten en handelaren in levensmiddelen die op hun etiket een voedings- of gezondheidsclaim hanteren. Dit zijn er naar schatting 500. De bestudering van deze verordening kost per bedrijf gemiddeld 10 uur, inclusief het bijwonen van door de branche georganiseerde voorlichtingsbijeenkomsten. Als gevolg van de verordening zullen door deze producenten naar verwachting in totaal omstreeks 5000 etiketten eenmalig aangepast moeten worden. Per etiket is hiervoor gemiddeld 5 uur werk noodzakelijk. Om een gezondheidsclaim te mogen maken dient een aanvraag te worden ingediend bij de EAV. Een dergelijke verplichting was tot nu toe niet aanwezig in de Warenwet. Per aanvraag is hiervoor gemiddeld 20 uur werk noodzakelijk. Als gevolg van de verordening zullen vanuit Nederland naar schatting 100 aanvragen voor gezondheidsclaims worden ingediend. Dit zijn de productspecifieke gezondheidsclaims, en met name de ziekte-risico reductieclaims, die niet vallen onder de uitzondering voor generieke bepalingen in art 12. van de verordening. Ervan uit gaande dat een uur werk ¤ 45 kost, betekent dit een totale administratieve lasten van dit besluit omstreeks (100 x 20 x 45) + (500 x 10 x 45) + (5000 x 5 x 45) = ¤ 1.440.000 bedragen. Hierbij moet worden aangetekend dat het gebruik van voedings- of gezondheidsclaims niet verplicht is. Bovendien draagt de verzwaring van de procedure voor de toelating van claims bij aan een grotere geloofwaardigheid van claims Dit is in het belang is van bedrijven die hebben geïnvesteerd in productinnovatie.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Er is een notificatiebepaling opgenomen in art 21. Onder deze bepaling moet nieuwe nationale wetgeving met gevolgen voor claims eerst worden gemeld, waarna een 6 maanden termijn in werking treedt voor commentaar van lidstaten en Commissie.

De verordening behoeft geen omzetting. Wel is aanpassing noodzakelijk van het Warenwetbesluit Voedingswaarde informatie levensmiddelen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening wordt van toepassing met ingang van de eerste dag van de zesde maand na bekendmaking in het PbEG. Deze termijn is voor de overheid haalbaar. Producten met oude etiketten mogen nog 12 maanden na de bekendmaking worden verkocht. Voor het bedrijfsleven is deze termijn aan de korte kant. Voor nationale wetgeving met ingrijpende wijzigingen voor etikettering hanteert Nederland over het algemeen een overgangstermijn van 12 tot 18 maanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland steunt de harmonisatie van de regels voor de het gebruik van voedings- en gezondheidsclaims. Er worden op etiketten en in reclame veel beweringen gebruikt waarvan nooit is vastgesteld of ze kloppen. Het is voor de consument belangrijk dat vage, niet specifieke beweringen van het etiket verdwijnen. Met juiste informatie kan de consument beter kiezen uit het aanbod van producten en indien gewenst een keuze maken die aansluit bij een gezond voedingspatroon. Nederland heeft op dit moment al regelgeving voor voedingsclaims (Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen). Nederland heeft tevens ervaring met de vrijwillige toetsing van gezondheidsclaims. Zoals in mei 2002 toegezegd aan de Tweede Kamer zullen deze ervaringen worden gebruikt bij het bepalen van de Nederlandse inzet op dit voorstel. Nederland steunt de nadruk op de wetenschappelijke onderbouwing van gezondheidsclaims evenals de verruiming van de mogelijkheid om claims over ziekterisicoreductie te doen. In een claim over ziekterisicoreductie wordt geclaimd dat consumptie van een bepaald product in de context van de totale voeding het risico op het ontwikkelen van een specifieke ziekte of aandoening vermindert. Nederland steunt ook de centrale rol voor de EAV in de beoordeling van claims, maar meent dat de verwoording van claims enige nationale beoordelingsruimte vereist.

Fiche 2: Besluit Paneuropese e-overheidsdiensten (IDAbc)

Titel:

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van paneuropese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDAbc)


Datum Raadsdocument: 9 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11285/03 Telecom 98

Nr Commissiedocument:COM(2003)406 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: Min BZK in nauwe samenwerking met Min EZ (besluitvorming in Telecomraad)

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Telecom; Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het communautaire programma Interchange of Data between Administrations (IDA) is gericht op het bevorderen van de uitwisseling van gegevens tussen overheidsinstellingen in de lidstaten en de Europese instellingen, voornamelijk in het kader van de uitvoering van communautaire wetgeving. Dit wordt met name ingevuld door het bieden van infrastructurele voorzieningen en het medefinancieren van sectorale projecten. Het programma loopt eind 2004 af. Dit voorstel is een vervolg op dit programma en beoogt een grotere focus op de paneuropese diensten voor burgers en bedrijven. Hiermee wordt het programma meer gericht op een van de actielijnen van het actieplan e-Europe 2005.

Naast een inhoudelijke verschuiving van de focus, verandert nog het een en ander aan de werkwijze van het programma. Er komt een werkprogramma voor de volledige doorlooptijd, daarmee kan financiering van projecten voor max. 4 jaar worden ondersteund. Dubbele comitologie rond beslissing voor ondersteuning van de projecten verdwijnt. Hierdoor vermindert de bureaucratie.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 156, lid 1 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Nee, bij de uitvoering van het huidige IDA II programma wordt de Commissie bijgestaan door een beheerscomité (IDA TAC). Bij het vervolgprogramma wordt voorzien in een voortzetting van het betreffende beheerscomité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Het programma is erop gericht de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten in de verschillende lidstaten te bevorderen en dienstverlening van overheden aan grensoverschrijdende burgers en bedrijven te verbeteren. Deze doelstelling kan niet alleen op het niveau van de lidstaten worden bereikt.

Proportionaliteit: positief. Het programma richt zich op het ontwikkelen van infrastructuur. Deelname van alle lidstaten aan de projecten is niet verplicht.

Consequenties voor de EU-begroting:

M¤148,7 voor de duur van 2005-2009 (nieuwe middelen). Het voorstel slaat op twee financiële programmeringsperioden: de lopende t/m 2006 en de nog vast te stellen Financiële Perspectieven 2007-2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het programma is gericht op het stimuleren van pan-Europese diensten voor burgers en bedrijven. De kosten voor de implementatie van pan-Europese diensten worden deels door de Commissie en deels door de lidstaten gedragen. Als een lidstaat ervoor kiest aan activiteiten van het programma deel te nemen zullen de kosten ten laste worden gebracht van het beleidsverantwoordelijke departement. Welk departement dit is, is afhankelijk van de nog te identificeren pan-Europese diensten. Momenteel is niet duidelijk om welke pan-Europese diensten het gaat, welke overheidsinstanties hiervoor verantwoordelijk zijn en welke administratieve en financiële implicaties dit voor hen heeft. Voorstellen voor dergelijke overheidsdiensten zullen in de sectorcomités behandeld worden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Een aantal van de horizontale maatregelen in het kader van het programma is ondersteunend aan belangrijke bouwstenen van het Nederlandse overheidsinformatiebeleid (zoals architectuur, open standaarden, identificatiemechanismen).

Vanuit de mobiliteitsgedachte wil de Commissie het openstellen van overheidsdiensten voor burgers en bedrijven in andere lidstaten stimuleren. De praktijk ­overigens niet alleen in Nederland‑ is dat overheidsdiensten primair op eigen ingezetenen zijn gericht. Vanuit Nederland wordt aangedrongen op een vraaggerichte benadering, waarbij eerst duidelijk moet worden gemaakt aan welke paneuropese diensten burgers en bedrijven concreet behoefte hebben; vervolgens dient te worden nagegaan hoe hier het beste invulling aan kan worden gegeven.

Nederland is het niet eens met het voorgestelde bedrag van circa M¤148,7 voor vijf jaar. Ook heeft Nederland er principieel problemen mee een bedrag vast te leggen dat deels betrekking heeft op een periode (2007- 2009) waarover nog geen besluit is genomen ten aanzien van de beschikbare financiële ruimte, de zgn. Financiële Perspectieven 2007 ­ 2013. Nederland zet dan ook in op een budget voor 2005 ­ 2006 van M¤53 (2005: M¤26,3; 2006: M¤26,8; verlenging IDA II op basis van huidige prioriteitstelling Nederlands kabinet: reëel constant) voor de huidige 15 EU-lidstaten. Over de toedeling van middelen aan de nieuwe lidstaten wordt nog gesproken in het begrotingscomité. Streven daar is de marge in categorie 3 zo groot mogelijk te houden.

Nederland stelt zich dus in het algemeen terughoudend op, zeker als het stijgingspercentage met het oog op de uitbreiding erg hoog is.

Nederland zal de Commissie nog vragen een uitsplitsing te geven van het voorgestelde budget naar de huidige 15 en de 10 nieuwe lidstaten.

Fiche 3: Richtlijnen veiligheidsvoorzieningen voertuigen

Titel:


·Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 74/408/EEG van de Raad inzake motorvoertuigen, met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen


·Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/115/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen


·Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/541/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende veiligheidsgordels en bevestigingssystemen van motorvoertuigen


Datum Raadsdocumenten: 25 juni 2003

Nr Raadsdocumenten: resp. 10888/03 ENT 115, 10887/03 ENT 114 en

10886/03 ENT 113

Nr Commissiedocumenten:resp. COM(2003)361 def, COM(2003)362 def en

COM(2003)363 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: Verkeer en Waterstaat

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Interne Markt; ConcurrentievermogenRaad

Met het oog op de verplichte installatie van veiligheidsgordels in alle voertuigen stelt de Commissie voor de drie richtlijnen gelijktijdig te wijzigen. Aangezien dit voorstel uiteindelijk ten doel heeft de verkeersveiligheid te verbeteren moeten ze ook gelijktijdig worden goedgekeurd en op dezelfde datum van kracht worden.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Met de onderhavige voorstellen wordt de verplichte installatie van autogordels uitgebreid van personenauto's naar bussen (met uitzondering van bussen met staanplaatsen) en vrachtauto's Het installeren van speciale gordels ten behoeve van gehandicapten wordt toegestaan.

Tevens wordt een verbod geïntroduceerd tot het installeren van zitplaatsen in de lengterichting van het voertuig (zijwaartse zitplaatsen), omdat voor zijwaartse zitplaatsen geen geschikte gordelconfiguratie bestaat. Een uitzondering is gemaakt voor stadsbussen en in speciale voertuigen zoals ambulances, en voor zitplaatsen die niet bestemd zijn voor gebruik tijdens het rijden, zoals in kampeerauto's.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95 van het EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité:geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Beide positief: het doel van de richtlijnen ­verbetering van de verkeersveiligheid en het voorkomen van obstakels voor de handel in de Gemeenschap­ kan op communautair niveau doeltreffender worden verwezenlijkt dan op lidstaatniveau. De richtlijnen gaan niet verder dan nodig om de doelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen. Voor wat betreft de installatie van gordels gelden de voorschriften in Nederland al.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Het Voertuigreglement zal aangepast moeten worden voor wat betreft zijwaartse zitplaatsen. De voorschriften voor de installatie van gordels en de daarvoor noodzakelijke aanpassing van de stoelbevestiging en -constructie in vrachtauto's en bussen waren voorheen optioneel, maar door Nederland al verplicht ingevoerd.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland staat positief tegenover de voorstellen.

Het Nederlandse belang is beperkt omdat (met uitzondering van de zijwaartse zitplaatsen) de voorschriften in Nederland al worden toegepast. De Commissie verwacht dat in de EU door de voorgestelde voorschriften ongeveer 120 dodelijke verkeersslachtoffers minder zullen vallen.

Fiche 4: Verordeningen uniform visummodel / verblijfstitels

Titel:


·Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel;


·Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen.


Datum Raadsdocument: 29 september 2003

Nr Raadsdocument: 13044/03 VISA 160 COMIX 585

Nr. Commissiedocument: COM(2003)558 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Visa; Strategisch Comité voor Asiel en Migratie (SCIFA); JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De beveiliging van EU-visumstickers en verblijfsdocumenten van de lidstaten van de EU dient te worden verbeterd. De huidige regelingen voor deze documenten voorzien niet in de opneming van biometrische kenmerken. De lidstaten, waaronder nadrukkelijk ook Nederland, hebben aangegeven dergelijke kenmerken wel zo spoedig mogelijk te willen invoeren, zodat een duidelijker verband kan worden gelegd tussen de houder, het paspoort en het visum. Tijdens de informele JBZ-Raad op 28 en 29 maart 2003 werd de Commissie opgeroepen om met voorstellen te komen die de invoering van biometrische kenmerken mogelijk maakt. Deze oproep werd herhaald tijdens de Europese raad van Thessaloniki op 19 en 20 juni 2003. De onderhavige voorstellen vormen hiervan het resultaat en leggen ook een link met de op te richten informatiesystemen VIS en SISII.

De Commissie stelt voor gezichtsherkenning en twee vingerafdrukken als biometrische gegevens door middel van een contactloze chip op te nemen en heeft hierbij aansluiting gezocht bij de adviezen van ICAO. De voorstellen beogen verplichte invoering van de integratie van de digitale foto te vervroegen van 2007 naar 2005 en tegelijk de lidstaten te verzoeken op geharmoniseerde wijze biometrische identificatiegegevens in visa en verblijfstitels te integreren en aldus de interoperabiliteit te waarborgen.

Met de instemming van de JBZ-raad (op 2 oktober 2003) met het voorstel van de Commissie om biometrie in de visa en in verblijfsdocumenten toe te passen is tevens gezegd dat (meer als een vaststelling) de Commissie nu zal gaan werken aan een voorstel voor het invoeren van biometrie op de reisdocumenten. Dat spoort met het besluit wat de Raad heeft genomen eerder dit jaar tijdens het Grieks voorzitterschap.

Rechtsbasis van het voorstel:

Verordening uniform visummodel: art. 62, tweede lid onder a) en b)ii EG-verdrag

Verordening verblijfsdocumenten: art. 63, derde lid, onder a) EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: unanimiteit; EP: raadpleging

Instelling nieuw Comitologie-comité:geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

positief. Visumbeleid en beleid inzake verblijfsdocumenten vormen exclusief communautair beleidsterrein.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De exacte financiële gevolgen zijn nog niet vast te stellen. Er moet hoe dan ook in gedachten worden gehouden dat de nodige technische apparatuur moet worden geïnstalleerd voor de integratie van de foto in het visum en het verblijfsdocument. De invoering heeft eveneens gevolgen voor de werkzaamheden op de diplomatieke vertegenwoordigingen en de controles aan de buitengrenzen. Voor deze kosten zal dekking moeten worden gevonden binnen de kaders van de begrotingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Integratie van de foto in het visumsticker wordt vervroegd van 2007 naar 3 juni 2005; die van de foto in het verblijfsdocument vindt uiterlijk op 14 augustus 2005. De opslag in de sticker en het document van de gezichtsopname als biometrisch gegeven vindt plaats uiterlijk twee jaar en de opslag van de twee vingerafdrukken uiterlijk drie jaar na de vaststelling van de technische maatregelen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Positief. Invoering biometrie vormt een belangrijk wapen in de strijd tegen illegale immigratie. Het kan ook een rol spelen bij de bestrijding van het terrorisme.

De Commissie zal zich nu gaan buigen over een voorstel ten aanzien van het toevoegen van biometrie in de paspoorten. Nederland acht afstemming binnen de EU van groot belang in deze maar daar staat tegenover dat er nauwlettend op moet worden toegezien in hoeverre de Commissie in de bevoegdheden van de lidstaten gaat treden met voorstellen aangaande de paspoorten.


---