Centrale Raad van Beroep Utrecht
Bevoegdheid tot het instellen van hoger beroep eerst na het
verstrijken van de beroepstermijn vast komen te staan
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 19-11-2003
De eerdere niet-ontvankelijkverklaring van het College berust op de
vaststelling dat het besluit tot het instellen van hoger beroep eerst
na het verstrijken van de hoger-beroepstermijn is genomen. De Raad
ziet geen aanleiding om terug te komen van de in zijn uitspraak van 23
juli 2002, gepubliceerd in onder meer RSV 2002/235, aan artikel 120
van de Abw gegeven uitleg. Het beroep van betrokkene op het
vertrouwensbeginsel slaagt niet. Daargelaten welke de precieze inhoud
en strekking is geweest van het contact op 27 juli 2001 tussen de
gemachtigde van betrokkene en een medewerker van de griffie van de
Raad en eveneens daargelaten welke betekenis aan de brief van de Raad
van 13 augustus 2001 moet worden toegekend, geldt dat het de taak en
verantwoordelijkheid is van -uitsluitend- degene die een rechtsmiddel
wil aanwenden, om ervoor zorg te dragen dat de daartoe vereiste
bevoegdheid tijdig bestaat en de daarvoor vereiste hoedanigheid tijdig
wordt verkregen. Het bieden van een hersteltermijn is daarbij, anders
dan in de gevallen waarop artikel 6:6 van de Awb betrekking heeft,
niet aan de orde.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AN7843
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...d=13737&i=52&ti=5