CJE/03/100
18 november 2003
Arrest van het Hof in prejudiciële zaak C216/01
Budjovický Budvar, národní podnik / Rudolf Ammersin CmbH
Voor de absolute bescherming die het bilaterale verdrag tussen
Oostenrijk en Tsjechië de benaming "Bud" verleent terzake van bier dat
door de Tsjechische brouwerij wordt geproduceerd en geëxporteerd,
geldt de voorwaarde dat deze benaming direct of indirect een streek of
plaats in de Tsjechische Republiek aanduidt
Indien het bilaterale verdrag is gesloten vóór de toetreding van de
Republiek Oostenrijk tot de Europese Unie, gelden de verplichtingen
die eruit voortvloeien ook indien zij in strijd zijn met de bepalingen
van het Verdrag.
De brouwerij Budjovický Budvar (in het Duits: Budweiser Budvar),
gevestigd in de stad Ceske Budjovice (in het Duits: Budweis) in de
Tsjechische Republiek, produceert en exporteert bier onder de merken
"Budjovický Budvar" en "Budweiser Budvar". Zij exporteert onder meer
bier onder het merk "Budweiser Budvar" naar Oostenrijk. Deze lidstaat
heeft in 1976 een bilateraal verdrag met de voormalige
Tsjechoslowaakse Republiek gesloten teneinde de aanduidingen van
geografische herkomst van regionale levensmiddelen tussen de twee
buurlanden te beschermen. In dit verdrag heeft Oostenrijk deze
bescherming aan de benaming "Bud" verleend.
De brouwerij Budjovický Budvar heeft de Oostenrijkse rechters in 1999
verzocht om de Oostenrijkse vennootschap Ammersin te verbieden bier
van de te Saint Louis (Verenigde Staten) gevestigde brouwerij
Anheuser-Busch Inc. onder het merk "American Bud" in de handel te
brengen, onder meer op grond dat krachtens het bilaterale verdrag
tussen Oostenrijk en de Tsjechische Republiek de benaming Bud alleen
mag worden gebruikt voor Tsjechisch bier.
Het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) stelt het Hof van Justitie de
vraag of verordening nr. 2081/92 inzake de bescherming van
geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen en de bepalingen van
het Verdrag terzake van het vrije verkeer van goederen zich verzetten
tegen de toepassing van een bepaling van een tussen een lidstaat (de
Republiek Oostenrijk) en een derde land (de Tsjechische Republiek)
gesloten bilateraal verdrag, die aan een benaming als "Bud" een van
elk gevaar voor misleiding onafhankelijke bescherming verleent die het
aldus mogelijk maakt de invoer van een goed dat in een andere lidstaat
rechtmatig in de handel is gebracht, te verhinderen.
Het Hof verklaart dat verordening nr.2081/92 zich niet verzet tegen
een bilateraal verdrag dat aan een eenvoudige en indirecte
herkomstaanduiding van een derde land in een lidstaat een van elk
gevaar voor misleiding onafhankelijke bescherming verleent die het
mogelijk maakt de invoer in de lidstaat van een goed dat in een andere
lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht, te verhinderen. Een
eenvoudige en indirecte geografische-herkomstaanduiding houdt in dat
er geen rechtstreekse band bestaat tussen een bepaalde kwaliteit en de
specifieke geografische oorsprong, maar dat de benaming, welke
benaming als zodanig geen geografische naam is, op zijn minst geschikt
is om de consument ervan op de hoogte te stellen dat het product uit
een bepaalde plaats of streek dan wel een bepaald land afkomstig is.
Het verbod om een dergelijke geografische benaming te gebruiken voor
producten uit derde landen die in andere lidstaten rechtmatig worden
verhandeld, kan niettemin de verkoop van die producten bemoeilijken en
bijgevolg een belemmering van het vrije verkeer van goederen vormen.
Onderzocht moet worden of deze belemmering echter in het
gemeenschapsrecht kan worden gerechtvaardigd.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof heeft een bilateraal verdrag dat
een verbod bevat om in een lidstaat een geografische benaming te
gebruiken die in een andere lidstaat wordt beschermd, tot doel een
eerlijke mededinging te waarborgen. Het verbod behoort derhalve tot de
bescherming van de industriële en commerciële eigendom mits de
beschermde benaming op de datum van inwerkingtreding van dit verdrag
of nadien, in het land van oorsprong niet tot soortnaam is geworden.
Zo uit het onderzoek van de verwijzende rechter blijkt dat volgens de
in de Tsjechische Republiek heersende opvattingen, de benaming "Bud"
feitelijk een streek of een plaats in de Tsjechische Republiek
aanduidt en volgens de regeling voor de industriële en commerciële
eigendom moet worden beschermd, verzet het gemeenschapsrecht zich niet
ertegen dat deze bescherming zich uitstrekt tot het grondgebied van de
Republiek Oostenrijk. Indien daarentegen "Bud" noch direct noch
indirect enig deel van het grondgebied van deze lidstaat aanduidt,
vormt een absolute bescherming een belemmering van het vrije verkeer
van goederen die niet kan worden gerechtvaardigd.
Wat tenslotte de internationale verplichtingen van Oostenrijk betreft,
draagt het Hof de verwijzende rechter op om na te gaan of de Republiek
Oostenrijk op de datum van haar toetreding tot de Europese Unie (1
januari 1995) nog door het bilaterale verdrag van 1976 ten opzichte
van de Tsjechische Republiek gebonden was ondanks de deling (op 1
januari 1993) van Tsjechoslowakije, dat verdragsluitende partij was
bij het bilaterale verdrag en waaruit de Tsjechische Republiek is
voortgekomen: indien dat het geval is, kan het bilaterale verdrag
worden beschouwd als een verdrag dat vóór die toetreding is gesloten,
zodat de verplichtingen op grond van het bilaterale verdrag ook gelden
indien zij in strijd zijn met de bepalingen van het Verdrag terzake
van het vrije verkeer van goederen. Totdat eventuele
onverenigbaarheden tussen een vóór die toetreding gesloten verdrag en
het EG-Verdrag worden opgeheven, kunnen de nationale rechters de
bepalingen van het bilaterale verdrag blijven toepassen.
N.B. Een andere prejudiciële zaak, tussen de brouwerijen Budjovický
Budvar en Anheuser-Busch Incest, is thans aanhangig bij het Hof. Deze
is aanhangig gemaakt door het Finse hooggerechtshof (C245/02). Op dit
moment is de schriftelijke procedure afgesloten.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te
vinden op de internetpagina van het Hof
http://www.curia.int/
vanaf ongeveer 12.00 uur CET.
Voor nadere informatie wende men zich tot mevr. Gitte Stadler.
Tel: (352) 4303 3127 Fax: (352) 4303 3656
European Commission