ChristenUnie
Nota overleg Ontwikkelingssamenwerking Maandag 17 November 2003 -
17:06
Eerste termijn
Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. Vijf minuten spreektijd om het
wereldwijde armoedevraagstuk af te handelen is geen eenvoudige opgave.
Het valt echter in het niet bij de opgave waarvoor de internationale
gemeenschap staat: het halveren van de armoede in 2015. Dat gaan wij
proberen. Ik probeer het in vijf minuten te doen.
In de nota "Aan elkaar verplicht" staat dat Nederland meetelt in de
wereld van de ontwikkelingssamenwerking. Ik hoop dat het toekomstig
beleid eraan bijdraagt dat dit zo blijft. Met de nota is erin
geslaagd, een vertaling van de MDG's te geven. De inzet moet effectief
en gericht zijn. Elke ODA-euro moet toegevoegde waarde hebben, niet in
het minst om ook het draagvlak in de samenleving vast te houden. Ik
vraag de minister dan ook om een reactie op de zorg die onder
deskundigen en kennelijk ook bij ambassadeposten leeft of het elan er
nog wel is.
Een belangrijk hoofdpunt is dat de 0,8% van het BBP gehandhaafd wordt.
Toch staat het budget onder druk, en niet alleen wegens tegenvallende
economische groei.
Bij herhaling heeft mijn fractie de stijgende EKI-toerekening
bestreden. Morgen zetten wij dat debat voort. Wat is er waar van het
gerucht dat het kabinet de "clean development meganism" (CDM) opnieuw
onder ODA wil brengen?
Ook maakt mijn fractie zich zorgen over de mogelijke toerekening van
defensietaken aan het ODA-budget. Op zichzelf is meer afstemming
tussen defensietaken en ontwikkelingssamenwerking in
postconflictsituaties prima, maar nog steeds is mij niet duidelijk
waar de regering in het stabilisatiefonds de grens wil trekken.
Desondanks trekt Nederland de discussie in OESO/DAC-verband om de
criteria op te rekken. Wat mij betreft, gebeurt dat gelukkig tot nog
toe zonder veel steun van andere EU-lidstaten. Voordat dit leidt tot
een verkapte bezuiniging op ODA, zou het kabinet eerst een
fundamenteel debat met de Kamer moeten voeren. Daartoe biedt de nota
wat mij betreft onvoldoende aanknopingspunten.
In zijn algemeenheid maakt mijn fractie zich zorgen over de
vermindering van het budget voor noodhulp. Daarop krijg ik graag een
reactie van de minister.
Niet een goed bestuur maar de intentie om tot goed bestuur te komen,
wordt een criterium om landen wel of niet de status van partnerland
toe te kennen. Dat is een belangrijke verschuiving in het beleid waar
vraagtekens bij te plaatsen zijn. Ik begrijp de spanning om juist
aanwezig te willen zijn in landen waar veel mis is, maar in mijn visie
kan het particuliere kanaal hiervoor geschikt zijn, zoals ook is
aanbevolen in het IBO-rapport. Kan de complementariteit niet zodanig
worden vormgegeven dat er op bilateraal niveau een geringe financiële
betrokkenheid is die tot uitdrukking brengt dat het met het goed
bestuur nog niet goed zit, terwijl het particuliere kanaal meer ruimte
krijgt? Als verbeteringen zichtbaar worden, kan de bilaterale hulp ook
omhoog. Zo blijft de relatie intact, maar beweegt de hulpstroom mee
met verbeteringen of verslechteringen van het bestuur en de
mensenrechten. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
Wat betreft de sector gezondheidszorg, heb ik twee kritiekpunten. Als
er geen basisgezondheid aanwezig is, helpt de focus op reproductieve
gezondheidszorg ook niet. Ik roep de minister op om de curatieve
gezondheidszorg niet los te laten. Of worden er afspraken gemaakt met
andere donorlanden, zodat zij die sectoren op zich nemen waar
Nederland geen prioriteit aan geeft? Mijn tweede kritiekpunt is dat
Nederland in de benadering van het vraagstuk erg sterk het eigen model
hanteert. Vrije abortus is niet bepaald een exportartikel dat mijn
fractie toejuicht. Het is een van de redenen waarom de Caïro-agenda
onder druk staat. Een prudente benadering lijkt mij vereist.
De uitspraak dat 50% van het ODA-budget op Afrika wordt gericht,
klinkt sympathiek maar lijkt wat los te staan van de overwegingen die
elders in de nota staan. Bij deze beleidskeuze lijkt het criterium
"armoede" een zwaarder gewicht te krijgen dan criteria als voor
Nederland toegevoegde waarde en de aanwezigheid van andere donoren. Is
deze afweging wel gemaakt, zo vraag ik de minister. Wij zien hierdoor
bijvoorbeeld de inzet in Latijns-Amerika verdampen. Mevrouw Ferrier
heeft hierover een aantal zeer behartigenswaardige opmerkingen
gemaakt. Concentratie is nodig met het oog op effectiviteit, maar als
hierdoor zeer belangrijke projecten worden afgebroken, is het de vraag
of de prijs niet te hoog is. Kwalitatief staan de Latijns-Amerikaanse
landen er goed voor, maar het verdelingsvraagstuk leidt ertoe dat er
nog altijd grote armoede onder de bevolking heerst. Met het CDA wil ik
pleiten voor een beleidsnotitie over Latijns-Amerika. Ook vraag ik mij
af of er niet een regionale aanpak moet worden overwogen in het
Caribisch gebied.
Met de ICCO is mijn fractie van mening dat godsdienstvrijheid zwaar
moet meewegen in de beoordeling of een land in aanmerking komt als
partnerland. Als het met de godsdienstvrijheid slecht gesteld is, is
het met de overige mensenrechten meestal niet veel beter. In dat licht
heb ik vraagtekens bij de blijvende-landenstatus van Vietnam. Vietnam
staat als derde op de lijst van landen waar van christenvervolging
sprake is. Alle religies worden daar zwaar vervolgd, niet alleen
christenen. Toch staat het land sinds jaar en dag op de OS-lijst. Ik
kan dat moeilijk plaatsen. Buurland Cambodja wordt van die lijst
afgevoerd, maar komt niet voor op de lijst van landen met
christenvervolging. Het land bevindt zich in een cruciale fase wat
betreft zijn mogelijkheden om democratische processen invulling te
geven en heeft de steun van Nederland op bijeenkomsten van donorlanden
hard nodig. Ook met een klein budget kan Nederland invloedrijk zijn.
Ook met een klein budget kan Nederland invloedrijk zijn, met name door
invloed uit te oefenen op de bijeenkomsten van de donorlanden van een
bepaald land.
Mevrouw Karimi (GroenLinks): Moet ik uit het voorgaande opmaken dat
voor de fractie van de ChristenUnie de beoordeling van het respect
voor mensenrechten vanaf nu wordt beperkt tot de mate van
christenvervolging?
Tineke Huizinga-Heringa: Nee. Ik ben blij dat u die vraag stelt, want
nu kan ik het nog een keertje uitleggen. Christenvervolging is wel een
aanwijzing dat het met de mensenrechten in een land niet goed gesteld
is. Vietnam staat bijvoorbeeld derde op de ranglijst van landen waar
christenen vervolgd worden, maar in dat land worden alle religies
buitengewoon zwaar vervolgd. Ook de boeddhisten in Vietnam hebben het
buitengewoon zwaar en verder worden daar ook op andere gebieden de
mensenrechten niet nageleefd. Het is dus een graadmeter om te zien hoe
het met de naleving van mensenrechten gesteld is in een land.
Mevrouw Karimi (GroenLinks): Voor de zuiverheid van het debat kunt u
volgens mij beter over religieuze minderheden spreken. Anders laadt u
namelijk de verdenking op u dat u alleen maar voor de christelijke
minderheid in een bepaald land opkomt.
Tineke Huizinga-Heringa: Ik heb gezegd dat Vietnam derde staat op de
ranglijst van landen waar christenvervolging het allerzwaarst is, maar
ik heb daaraan toegevoegd dat alle religieuze minderheden het erg
zwaar hebben in Vietnam. Ik ben blij dat ik dit nog een keer duidelijk
kan maken.
Religie kan een positieve rol spelen bij ontwikkelingssamenwerking.
Lokale kerkgemeenschappen en moskeeën kunnen bijvoorbeeld een
belangrijke rol spelen bij de aanpak van hiv/aids. Ook bij conflicten
is religie niet alleen maar de splijtende factor, maar kan het ook een
verzoenende kracht vormen. Ik mis daarom een beschouwing over de rol
van religie in ontwikkelingssamenwerking. Waar blijft de vorig jaar
bij de begrotingsbehandeling toegezegde actualisering van de notitie
over de godsdienstvrijheid?
Tot slot kom ik op het multilaterale kanaal. Wij juichen het zeer toe
dat kritisch wordt gekeken naar het multilaterale kanaal. Met spanning
zie ik de diepgaande studie terzake tegemoet. Het is heel verstandig
dat de minister zich niet vastlegt op het streefpercentage van 50.
Nederland behoort al tot de grootste drie contribuanten; daar behoeft
dus niet nog een schep geld bovenop. Bovendien heeft ook mijn fractie
vragen bij de effectiviteit van de instellingen, al was het alleen
maar kijkend naar de hoogte van de salarissen in vergelijking met die
bij particuliere hulporganisaties. Wij zouden graag het omgekeerde
zien gebeuren. Onzes inziens kan het particuliere kanaal tegen lagere
kosten met een goed lokaal netwerk in den lande en met verankering in
de samenleving uitstekend meer middelen wegzetten. Dat zal ook de
duurzaamheid van de gegeven hulp ten goede komen.
Tweede termijn:
Tineke Huizinga-Heringa: Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk
voor haar antwoorden.
De factor religie is in de nota onderbelicht. Ik ben blij dat de
minister heeft toegezegd dat zij in de notitie over cultuur ook de rol
van religie en de geloofsgemeenschappen in de partnerlanden aan de
orde zal stellen. Ik ga ervan uit dat de insteek van die notitie zal
zijn gelegen in de vraag of en op welke manier lokale religieuze
gemeenschappen, die vaak strategische en invloedrijke posities innemen
op het maatschappelijk middenveld, een rol kunnen spelen in het
partnership. Als de minister mij kan toezeggen dat dit inderdaad de
insteek zal zijn, bespaart zij mij en zichzelf een motie.
Ik ben erg blij met de toezegging van de minister, dat het haar
uitgangspunt is dat het budget voor de noodhulp zo snel mogelijk zal
worden aangevuld. Toch blijft het een zeer slechte zaak dat het budget
op dit moment te laag is. Bij de begroting zal ik op dit punt dan ook
zeker terugkomen.
De Kamer komt nog met de minister te spreken over het
stabiliteitsfonds en ook over de wenselijkheid van het oprekken van de
ODA-criteria. Ik wil daar nu verder niet op ingaan.
Ik heb de minister gevraagd naar de notitie over godsdienstvrijheid,
die vorig jaar was toegezegd. Daar heb ik nog geen antwoord op
gekregen. Ik heb gezegd dat het in Vietnam buitengewoon slecht is
gesteld met de mensenrechten, terwijl het nog wel op de landenlijst
voorkomt. Ik heb ook aangegeven dat Cambodja, een land waar het naar
het zich laat aanzien juist beter gaat met de mensenrechten, nu juist
weer van de landenlijst is afgevoerd. Ik zou het op prijs stellen als
de minister daar nog op ingaat. Met name Cambodja lijkt een
illustratie te zijn van de stelling dat ook met kleine bilaterale hulp
veel in een land kan worden bereikt.
---