Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 24-11-2003

Om het kamerstuk op te halen: Zie het origineel


Antwoorden op vragen over dyslexie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2434235

24 november 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de aanvullende vragen van 20 november 2003 van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over dyslexie (29 200, XVI, nr. 23).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst

Antwoorden op vragen over dyslexie
1.
Antwoorden op vragen over dyslexie
Kamerstuk, 24-11-2003

Antwoorden op kamervragen van de vaste kamercommissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dyslexie.
1.
De minister geeft aan dat er een periode van twee jaar nodig is om het instrumentarium voor diagnostiek verder te ontwikkelen en dat daarna pas gewerkt kan worden aan behandelingsmethoden. Waarom maakt u geen gebruik van de positieve ervaringen, opgedaan binnen het ministerie van Defensie, waar al sinds 1996 gebruik wordt gemaakt van dit diagnose-instrumentarium en de behandelingsmethodiek voor dyslectische militairen?

1.
Het beleid dat met de opdracht aan het College voor Zorgverzekeringen door VWS is ingezet richt zich op kinderen in het basisonderwijs. De afbakening en afstemming met het onderwijsveld staat daarbij centraal.
In dit verband is door deskundigen op het terrein van dyslexiebehandeling, voor zover mij bekend, nooit verwezen naar de ervaringen van het Ministerie van Defensie met diagnostiek en behandeling van dyslectische militairen. De vraag is ook of deze instrumenten wel bruikbaar zijn bij de behandeling en diagnostiek van dyslexie bij jonge kinderen die beginnen met leesonderwijs in groep 3 van het basisonderwijs. Mocht dat wel het geval zijn, dan neem ik aan dat in het vervolgtraject, deze ervaringen betrokken zullen kunnen worden door de dyslexie professionals.

2.
Alle deskundigen op het gebied van dyslexie geven aan dat instrumentontwikkeling t.a.v. diagnostiek en behandeling niet losgekoppeld kan worden van behandeling. Waarop baseert u dan uw voorstel om dit wel los te koppelen, en waarop baseert u de termijn van twee jaar die nodig zou zijn voor deze instrumentontwikkeling?

2.
Mijn voorstel, zoals dat beschreven staat in de brief van 30 oktober DBO-CB-U-2389014, bedoelt niet de instrumentontwikkeling los te koppelen van de behandeling. Ook het vaststellen van een basisset van interventies waaruit de behandeling zou moeten bestaan hoort daarbij. In fase 2 gaat het juist om de koppeling van diagnostiek en behandeling en de toets in de uitvoeringspraktijk. Dat is ook nodig om de effectiviteit van het geheel van diagnostiek en behandeling te kunnen beoordelen. In dit opzicht sluit mijn standpunt volledig aan bij het rapport van het College voor Zorgverzekeringen.
Wat betreft de termijn wijs ik erop dat niet alleen de instrumentontwikkeling, maar ook de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van een pilot is voorzien.
---
3.
Dyslexie is een neurobiologische aandoening die duidelijk te onderscheiden is van lees- en spellingsproblematiek. Waarom bent u bang dat uiteindelijk niet de goede doelgroep bereikt wordt, terwijl er een dubbele poortwachtersfunctie wordt ingebouwd, om ervoor te zorgen dat alleen de 3% dyslectische kinderen behandeld worden buiten school en dat de 10% leerlingen met lees- en spellingproblemen in school geholpen zullen worden?

3.
Mijn beleid is er op gericht om instrumenten te ontwikkelen die houvast bieden bij de beoordeling welke groep kinderen in aanmerking zouden moeten komen voor gespecialiseerde diagnostiek en behandeling in de (gezondheid)zorg, omdat zij niet te helpen zijn in het onderwijs, ook niet met alle daartoe ontwikkelende vormen van extra ondersteuning en zorg in het onderwijs. Het College voor Zorgverzekeringen heeft geconstateerd dat een dergelijk instrumentarium in feite nog niet beschikbaar is en beveelt aan om in deze lacune te voorzien. Ik heb dit advies overgenomen.