Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Vragen van het lid Crone aan de minister van Economische Zaken over de huidige Europese energie-infrastructuur

Nummer: 406 Datum: 24-11-2003

De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken



1. Bent u bekend met de berichtgeving over een tussentijds onderzoeksverslag van de Union for the Co-ordination of Transmission of Electricity (UCTE), waarin o.a. wordt gesteld dat de huidige Europese energie-infrastructuur niet geschikt is om de toegenomen internationale handelsstromen van elektriciteit te verwerken?


Ja, hiermee ben ik bekend. Zie hiervoor http//www.ucte.org/publications: Interim Report of the Investigation Committee on the 28 September 2003 Blackout in Italy, UCTE
Report, 27 October 2003.


2. Deelt u de mening van de UCTE, het samenwerkingsverband van stroomnetbeheerders, dat de problemen rondom de Italiaanse stroomstoring van 28 september jl. hadden kunnen leiden tot het uitvallen van het gehele Europese hoogspanningsnet? Zo neen, waarom niet?


UCTE concludeert in zijn interim rapport dat het incident in Italië geen ernstige
consequenties heeft gehad buiten Italië. De storing zorgde voor een vermindering van de veiligheidsmarges voor het Europese net, maar de elektriciteitsvoorziening in andere
landen is in stand gebleven.


Dit is mede te danken aan de grote mate van afstemming en de goede operationele afspraken die de Transmission System Operators (TSO) in UCTE-verband hebben gemaakt. Deze afspraken hebben onder andere betrekking op de aan te houden veiligheidsmarges en op maatregelen die genomen dienen te worden bij storingen.
Bij het incident in Italië zorgde het wegvallen van de verbindingen tussen Zwitserland en Italië voor een acuut overschot aan geproduceerde elektriciteit van 6400 MW in het UCTE-net. Aangezien elektriciteit niet kan worden opgeslagen, moest dit overschot in het UCTE-net direct worden opgevangen om instabiliteit van het hoogspanningsnet te
voorkomen. De overige landen hebben dat in korte tijd binnen de bestaande afspraken weggeregeld en exportprogramma's bijgesteld. Daaruit blijkt dat de bestaande afspraken in de praktijk goed werken.


3. Wanneer kan het definitieve onderzoeksverslag verwacht worden? Bent u bereid de
Kamer spoedig te informeren over uw reactie op dit onderzoeksverslag?


Helaas kan ik nog geen uitsluitsel geven over wanneer het definitieve onderzoeksverslag verwacht wordt. Naast het eerder genoemde rapport vinden er momenteel afzonderlijke onderzoeken plaats van de TSO's van Zwitserland (ETRANS) en Italië (GRTN).
Het UCTE Steering Committee (dagelijks bestuur) onderzoekt momenteel o.a. de te
volgen procedures bij calamiteiten en eventuele bijstellingen en zal eind november
besluiten over mogelijke verdere maatregelen. Afhankelijk van deze onderzoeken en de bijeenkomst van de UCTE Steering Committee eind november verwacht ik meer
duidelijkheid over de verschijningsdatum van het definitieve onderzoeksverslag.
Ik zal de Kamer na het verschijnen van het definitieve onderzoeksverslag zo spoedig
mogelijk informeren over mijn reactie daarop.


4. In welke mate kan Nederland worden getroffen door problemen in Duitsland, België of andere landen?
---

Eén van de opties om de kwetsbaarheid van de binnenlandse stroomvoorziening voor mogelijke calamiteiten in het buitenland te beperken, is spreiding van de grensoverschrijdende verbindingen. Naarmate er meer verbindingen in gebruik zijn kunnen storingen in één daarvan immers beter worden opgevangen.
Daarnaast is de in het antwoord op vraag 2 genoemde goede samenwerking tussen de TSOs van groot belang. De Nederlandse TSO, TenneT, werkt in de dagelijkse planning en bedrijfsvoering intensief samen met de Duitse netbeheerders E.On-Netz, RWE
Transportnetz Strom en de Belgische TSO, Elia.


Dit gebeurt onder meer door informatie-uitwisseling en in het gezamenlijk veilen van import/export-capaciteit. Gezamenlijk lossen zij knelpunten in het grensverkeer op en hebben zij procedures en maatregelen afgesproken over hoe te acteren in
probleemsituaties (congestion & security management).


TenneT heeft daarnaast ook een uitgebreid calamiteiten-trainingsprogramma voor haar wachtingenieurs van het Landelijk Bedrijfsvoeringscentrum. Ook zijn er gezamenlijke trainingen voor noodsituaties met buitenlandse TSO's, regionale netbeheerders en
bedrijfsvoerders van productielocaties.


Daarnaast ben ik voornemens om in 2004 een Memorandum of Understanding te sluiten inzake TSO-aangelegenheden met zowel Duitsland als België. De kern van dit MoU bestaat uit afspraken over het tot stand brengen van een betere samenwerking en communicatie tussen de verschillende TSOs.


Deze maatregelen geven mij het vertrouwen dat eventuele calamiteiten in het éne land niet behoeven te leiden tot ernstige consequenties in andere landen. Daarmee heb ik het vertrouwen dat de elektriciteitsvoorziening in Nederland onder voorzienbare
omstandigheden niet in de problemen komt door calamiteiten in het buitenland.


5. Klopt het dat uitbreiding van de internationale transmissiecapaciteit, wat een doelstelling is van zowel het Kabinet als de Europese Commissie, de gevoeligheid voor dergelijke onvoorspelbare kettingreacties kan vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke
conclusie verbindt u daaraan?


Nee, in principe geldt dat hoe meer het transport over meer verbindingen is verspreid, hoe betrouwbaarder dit transport wordt. Een sterk vermaasd (onderling doorgekoppeld) net, zoals het Europese net, kan incidenten beter opvangen. Dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, waar grote transporten over een beperkt aantal
verbindingen over grote afstanden gaan.


6. Deelt u de mening dat het Nederlandse systeem met relatief gescheiden stroomcircuits en netringen in Europa navolging zou moeten vinden, om bovengenoemd probleem te
beperken? Kunt u dit naar voren brengen in Europees verband?


De structuur van het Nederlandse net, een centrale ring die het mogelijk maakt gebieden van twee kanten te voorzien van stroom, maakt het mogelijk snel actie te nemen op grote storingen. Bovendien verbindt deze ring een aantal afzonderlijke regionale deelnetten.
Dit maakt het mogelijk in geval van grote storingen, door snelle actie vanuit een centrale regie door de landelijke netbeheerder, bepaalde gebieden te isoleren en de consequentie van storingen in te dammen.


Nederland heeft een relatief sterke koppeling met het buitenland in vergelijking met
andere lidstaten. Deze koppeling zal alleen maar sterker worden als nieuwe
landsgrensoverschrijdende verbindingen met bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk
worden gerealiseerd.


De optimale structuur van het Europese net wordt regelmatig in internationaal verband besproken, bv. tijdens het Florence Forum.


7. Kunt u daarbij ook de omvangrijke kosten betrekken, die de aanleg van hoogspanningsnetten met zich mee brengt? Deelt u de mening dat het de voorkeur verdient dat stroom decentraal of nationaal wordt opgewekt, zodat behalve meer stabiliteit ook omvangrijke kosten worden bespaard, die de aanleg van internationale transmissiecapaciteit met zich meebrengt?


Laat ik allereerst stellen dat internationale transmissiecapaciteit over het algemeen
verhoudingsgewijs niet zo duur is. Interconnectoren komen de stabiliteit van het net ten goede en hebben als belangrijk voordeel dat zij de efficiëntie en liquiditeit van de markt vergroten. Natuurlijk is het zo dat er een balans moet zijn tussen nationaal productievermogen en interconnectiecapaciteit. Echter, met goede internationale afspraken, zoals de samenwerkingsafspraken die de TSOs onderling in UCTE verband hebben gemaakt, het bovengenoemde Memorandum of Understanding, maar ook de Europese Richtlijnen , mag het voor de stabiliteit van de netten niet uit maken of stroom nationaal, decentraal of in een ander land wordt opgewekt.


Europees gezien bestaat het streven om de interconnectie tussen de verschillende lidstaten te verbeteren, juist om leveringszekerheid, mededinging en handel mogelijk te maken.


Zie hiervoor ook het persbericht van Europees Commissaris Loyola de Palacio van
28 september jl.


8. Als de kosten van interconnectiecapaciteit inderdaad heel hoog zijn, legt dat dan niet een fundamentele zwakte bloot van het Europese beleid dat is gebaseerd op onbeperkte
internationale concurrentie, en verdient dit beleid dan geen heroverweging?


De aanleg van transportinfrastructuur om bestaande productiecapaciteit efficiënter te benutten is relatief goedkoper dan de bouw van nieuwe productiecapaciteit. De relatieve kosten vallen dus mee. Daarom streven we in Europa naar vergroting van de interconnectiecapaciteit, juist opdat er echt een Europees level-playing-field kan ontstaan.


Ten aanzien van de bouw van hoogspanningsverbindingen als interconnectoren geldt dat de complexe vergunningenprocedures voor hoogspanningsverbindingen vertragend
kunnen werken. Maar zoals bekend kunnen deze ook vertragend werken voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit.