Gemeente Utrecht


2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN 90 Vragen van de heer R. Giesberts. (ingekomen 24 november 2003)

De vestiging van het dierenasiel aan de Koningsweg kent een lange voorgeschiedenis. De aanloop is gepaard gegaan met veel vertraging. Een oorzaak van de vertraging in de komst van het asiel waren bezwaren die omwonenden hiertegen hadden. Zij hebben volgens alle hun wettelijk ter beschikking staande middelen gepoogd de vestiging van het asiel tegen te houden. De procedure tot afgifte van een milieuvergunning is tot in de Raad van State gevoerd. Een belangrijke overweging voor de Raad om afgifte van de milieuvergunning door de gemeente akkoord te verklaren, was een (glazen) muur die als scheiding zou worden opgetrokken. De muur zou het geluid weren en daarmee zou de overlast van het asiel beperkt worden. De muur stond op diverse bouwtekeningen en maakte ook onderdeel uit van de bouwvergunning.

Na de uitspraak van de Raad van State heeft de gemeente een wijziging van het bouwplan doorgevoerd. Wat werd er gewijzigd? Het optrekken van de (glazen) muur werd geschrapt. De omwonenden melden nu veel last te hebben van de blaffende honden en ook met gesloten deuren en ramen die overlast te ervaren.

GroenLinks vindt de gang van zaken onbegrijpelijk. Als een onderdeel van het bouwplan de Raad van State ertoe brengt de milieuvergunning toe te kennen is het onfatsoenlijk naderhand dit onderdeel achterwege te laten. Het stadsbestuur doet zich hiermee als onbetrouwbaar voor en Groenlinks vindt dat een slechte zaak.

Dit brengt ons tot de volgende vragen: Kunt u bevestigen dat het volgens de oorspronkelijke bouwaanvraag en -vergunning de bedoeling was om een (glazen) muur op te trekken als geluidswerende afscheiding met het asiel? Kunt u bevestigen dat dit onderdeel voor de Raad van State een belangrijk element was om de milieuvergunning toe te kennen? Zo ja, bent u het met ons eens dat het naderhand schrappen van deze muur een voorbeeld is van onbetrouwbaar bestuur en niet toe te staan? Zo ja, bent u bereid de muur alsnog te realiseren? Kunt u ons verklaren waarom na de uitspraak van de Raad van State het bouwplan is gewijzigd? En waarom juist het optrekken van de muur is komen te vervallen? Kunt u uitleggen hoe het komt dat een onderdeel dat voor de Raad van State belangrijk was in haar uitspraak zo achteloos via een wijziging op de bouwvergunning geschrapt wordt? En waarom is hier met betreffende omwonenden nooit over gecommuniceerd?

Antwoord van Burgemeester en Wethouders (verzonden 17 december 2003)

In zowel de bouw- als milieuvergunning is op de tekening sprake van een glazen bouwmuur. Deze bouwmuur was vooral bedoeld om een visuele scheiding tussen bezoekers en de honden die in de speelweide lopen, te scheppen. Dit had weer als doel dat hierdoor de honden minder zouden gaan blaffen. Deze bouwmuur heeft geen bouwkundige betekenis en het asiel is dus ook niet verplicht om deze op basis van de bouwvergunning te plaatsen. Op de tekening behorende bij de milieuvergunning staat de glazen bouwmuur ook getekend. Uit de tekening is alleen de hoogte maar niet de lengte van de bouwmuur af te leiden. In het akoestische rapport behorende tot de milieuvergunning is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van de glazen bouwmuur. Met andere woorden, ook zonder de bouwmuur wordt er voldaan aan de strenge geluidsnormen ingevolge de vigerende milieuvergunning.

De uitspraak van de Raad van State rept niet over de glazen bouwmuur. Wel verwijst het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) direct naar de glazen bouwmuur. De bouwmuur staat in een opsomming van maatregelen die getroffen zouden worden om visuele prikkels van honden te voorkomen. Aan de westkant (waar de bouwmuur was gelegen) konden honden visueel in contact komen met bezoekers. De Raad van State baseert zijn uitspraak mede op het StAB-advies. Uit de uitspraak is in het geheel niet af te leiden dat de aanwezigheid van de bouwmuur een doorslaggevend argument is geweest voor de Raad van State.

Het plaatsen van de bouwmuur moet een doel dienen. Nu het asiel heeft aangetoond dat de bouwmuur akoestisch niet van belang is om het geluid van blaffende honden voldoende te dempen en dat verstoring van de honden vanuit de westkant is vermeden door het opheffen van parkeerplaatsen is er geen noodzaak aanwezig de bouwmuur te plaatsen.

Gezien het bovenstaande zien wij ook van rechtswege geen redenen om de realisering van de bouwmuur af te dwingen.

Dit is gebeurd op verzoek van het asiel.

Dit onderdeel was voor de Raad van State niet van doorslaggevend belang. Zie ook ad 2.

Er is sprake van één omwonende die bezwaar heeft gemaakt, door het indienen van een zienswijze. De communicatie met deze omwonende heeft volgens de regels van Algemene Wet Bestuursrecht plaatsgevonden: Op 24 april 2003 heeft de afdeling Milieu de omwonende in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen aangaande het niet plaatsen van de glazen bouwmuur. Hierop heeft omwonende om uitstel verzocht zodat hun adviseur een zienswijze (d.d. 14 mei 2003) in kon dienen. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek heeft wethouder Van den Bergh (d.d. 28 april 2003) de omwonende op de hoogte gesteld van de argumentatie waarom de glazen bouwmuur niet gerealiseerd behoeft te worden. Middels een brief (d.d. 16 juli 2003) is de adviseur van de omwonende namens het college van de definitieve acceptatie op de hoogte gesteld.

---- --