Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
W&B/BPC/03/90637
Onderwerp Datum
Motie Bussemaker/Noorman-Den Uyl, 25 november 2003
kamerstuk 28 870, nr 72
Tijdens de behandeling van de Wet Werk en Bijstand (WWB) heeft uw Kamer een motie
aangenomen die betrekking heeft op gesubsidieerde arbeid. In deze motie Bussemaker/Noorman-
Den Uyl (Kamerstuk 28 870, nr 72) werd de regering verzocht het beleid ten aanzien van
gesubsidieerde arbeid te voorzien van een concrete doelstelling en de Tweede Kamer te
informeren over de wijze waarop dit doel gehaald wordt en over de aard van de uitstroom uit
gesubsidieerde arbeid. De motie is ook aan de orde geweest tijdens het AO op 19 november jl.
over de voortgang van de uitvoering van het convenant gesubsidieerde arbeid.
Ik heb uw Kamer bij de behandeling van de WWB en bij de beantwoording van Kamervragen van
het lid Bussemaker op 27 oktober jl. (TK 2003-2004, aanhangsel van de handelingen nr.
2030400920) laten weten een deel van de motie uit te zullen voeren. De ontwikkeling van (de
uitstroom uit) gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid zal worden gemonitord. De monitors
voor ID-banen en WIW-dienstbetrekkingen en WIW-werkervaringsplaatsen blijven in 2004
gehandhaafd en zullen de hiervoor benodigde informatie leveren. Vanaf 2005 zullen de variabelen
die nodig zijn om de ontwikkeling van uitstroom uit vormen van gesubsidieerde arbeid naar
reguliere arbeid te volgen, worden ingevoegd in de Monitor Scholing en Activering (MOSA). Deze
monitor zal vanaf 2005 alle relevante informatie op het terrein van reïntegratie bevatten.
Vanzelfsprekend zal ik de Kamer blijven informeren over resultaten van bovenstaande monitors.
Gezien de sturingsfilosofie van de WWB past het niet een concrete doelstelling ten aanzien van
(doorstroming van) gesubsidieerde arbeid te formuleren. De WWB gaat immers uit van sturing op
resultaat via financiële prikkels en niet van sturing via het landelijk vaststellen van doelen ten aanzien
van inzet van instrumenten waarmee dit resultaat moet worden behaald. De financiële systematiek
van de WWB zet gemeenten aan tot een effectief en efficiënt reïntegratiebeleid. Gemeenten zijn vrij
in de wijze waarop zij hun reïntegratiebeleid invullen en om te bepalen welke voorzieningen zij
willen inzetten.
---
Gezien de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de minister van SZW (verantwoordelijk voor het
systeem) en de gemeenten (verantwoordelijk voor de inzet van verschillende voorzieningen) past
het niet om een concrete, landelijke doelstelling te formuleren ten aanzien van één van de mogelijke
voorzieningen binnen de WWB. Dit zou de vrijheid van gemeenten ernstig inperken en bovendien
weer extra administratieve lasten opleveren. De lokale democratische controle is op dit punt van
belang: de gemeenteraad zal een oordeel uitspreken over de wijze waarop de betreffende
gemeente omgaat met de inzet van voorzieningen in de WWB.
Passend bij de systeemverantwoordelijkheid van de minister van SZW heeft het kabinet in de
SZW-begroting wel het streven opgenomen om in 2006 5% minder bijstandslasten te hebben dan
zonder de WWB het geval zou zijn geweest. Daarnaast staat in de SZW-begroting dat het kabinet
de effectiviteit van het reïntegratiebeleid in het algemeen wil vergroten. Een concrete doelstelling
hierbij is om het percentage personen dat na deelname aan een reïntegratietraject uitstroomt naar
reguliere arbeid, met een kwart te vergroten (realisatie: 2007). Dit kan een traject betreffen waarbij
gesubsidieerde arbeid aan de orde is.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)