Ministerie van Defensie
---
---
Schriftelijke vragen van de leden Wilders, Eurlings en Koenders
24-11-2003
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de leden Wilders,
Eurlings en Koenders over incidenten met verkennings- en
intelligencemissies in Irak.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Antwoord op de vragen van de leden Wilders (VVD), Eurlings (CDA) en
Koenders (PvdA) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie
inzake verkennings- en intelligence incidenten in Irak, d.d. 5
november jl. (kenmerk 2030402390).
1. Is het u bekend dat het Nederlandse bataljon in Irak, nadat de
Amerikaanse luchtmacht op Nederlands verzoek verkenningsvluchten boven
de Iraaks-Saoedische grens had uitgevoerd, geconfronteerd werd met de
weigering van de Amerikaanse militaire leiding om de volledige
concrete verkenningsinformatie met de Nederlanders te delen? Wat is uw
oordeel daarover?
De resultaten van uitgevoerde verkenningsmissies worden in eerste
instantie aangeleverd bij de Brits geleide divisie. Geanalyseerde
informatie wordt aangeboden aan de behoeftesteller, in dit geval het
Nederlandse bataljon. Dit is een normale procedure als het gaat om het
verstrekken van inlichtingen. De minister van Defensie heeft geen
inzage in de ruwe inlichtingengegevens. Indien er behoefte bestaat aan
meer gedetailleerde informatie, zal de Nederlandse
detachementscommandant daartoe een verzoek indienen bij het Brits
geleide divisiehoofdkwartier.
2. Is het u voorts bekend dat het Nederlandse bataljon heeft geweigerd
in te gaan op een verzoek van de Amerikaanse militaire leiding een
verkenningsmissie aan de Iraaks-Saoedische grens uit te voeren, omdat
de Amerikanen weigerden aan te geven wat de precieze aanleiding van
dit verzoek was en evenmin aangaven welke concrete geconstateerde
illegale activiteiten men aan deze grens had waargenomen? Wat is uw
oordeel daarover?
Ja. In één geval was in eerste instantie onvoldoende informatie
beschikbaar om de opgedragen verkenningsmissie uit te voeren. Na een
verzoek aan het Brits geleide divisiehoofdkwartier is de gewenste
aanvullende informatie beschikbaar gesteld. Vervolgens is de
verkenning uitgevoerd.
3. Hoe vaak hebben dergelijke incidenten met de Amerikaanse danwel de
Britse militaire leiding plaatsgevonden?
De bovengeschetste situatie heeft zich éénmaal voorgedaan.
4. Op welke wijze denkt u dergelijke onacceptabele incidenten tussen
het Nederlandse bataljon enerzijds en de Amerikaanse en Britse
militaire leiding anderzijds in de toekomst te kunnen voorkomen en hoe
denkt u de uitwisseling van intelligence en gedetailleerde
verkenningsinformatie tussen de Nederlandse en de Amerikaanse
respectievelijk Britse militaire leiding te kunnen verbeteren?
Sinds de start van de planning voor de Nederlandse deelneming aan de
Stabilisatiemacht voor Irak hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden
met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk over de
uitwisseling van informatie en inlichtingen. Mede door deze
vroegtijdige contacten is de uitwisseling van informatie verbeterd.
Zeer recent is opnieuw intensief gesproken met het VK om de
uitwisseling van inlichtingen- en verkenningsinformatie over de lokale
veiligheidssituatie, in het bijzonder in het grensgebied met
Saoedi-Arabië, tussen het Nederlandse detachement en het Britse
Divisie Hoofdkwartier in Basra te intensiveren.
5. Acht u het wenselijk om, indien een dergelijke verbetering niet op
de korte termijn zal plaatsvinden, de eigen Nederlandse verkennings-
en intelligencecapaciteit uit te breiden, zodat minder afhankelijkheid
bestaat van de Amerikaanse en Britse verkennings- en
intelligencecapaciteit? Welke middelen bent u bereid daartoe in te
zetten?
Inlichtingencapaciteit is een verantwoordelijkheid op het niveau van
de divisiestaf, in dit geval de Multinational Division South-East. Bij
de Britse divisiecommandant in Basra en het Britse Permanent Joint
Headquarters in Londen is van meet af aan aangedrongen op een zo goed
mogelijke toebedeling van informatie aan het Nederlandse detachement.
Indien de Britse divisiecommandant van mening is dat hij onvoldoende
middelen heeft, kan hij zijn behoefte als neergelegd in de statement
of requirements aanpassen. Als en wanneer dit het geval zou zijn,
zullen de troepenleverende landen het leveren van additionele middelen
op het gebied van verkenning- en intelligencecapaciteit ten behoeve
van de Multinational Division South-East overwegen.
H.G.J. Kamp