Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
http://www.minszw.nl
Nr. 2003/180
27 november 2003
Embargo:
27 november 2003 tot
11.15 uur
Staatssecretaris Rutte roept werkgevers op tot minder
terughoudendheid
Staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft
werkgevers opgeroepen minder terughoudend te zijn bij het aannemen en
opleiden van personeel. Op de Brabantse Arbeidsmarktdag in het Land
van Ooit wees de staatssecretaris op het belang van het op peil houden
van vakmanschap. 'Daarin moeten we blijven investeren, ook in minder
goede tijden, zodat u niet op het allerlaatste moment, als het weer
beter gaat, nog mensen moet zien te vinden', aldus de
staatssecretaris.
Rutte vroeg vooral aandacht voor het aannemen van jongeren: 'Zou het
niet bizar zijn als we over enkele jaren enerzijds een groot tekort
hebben aan arbeidskrachten, terwijl anderzijds duizenden jongeren de
boot naar de arbeidsmarkt hebben gemist. Dat is precies wat er gebeurt
als we de werkloosheid en met name die onder jongeren nu niet
aanpakken. Als de economie aantrekt hebben we echt iedereen dringend
nodig', aldus de staatssecretaris.
Toespraak door staatssecretaris M. Rutte van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid bij de Brabantse Arbeidsmarktdag op 27 november 2003
in Drunen.
Ik heb de neiging om in een ambiance als deze mijn verhaal te beginnen
met: Er was er eens... Maar ja, ik ben staatssecretaris en geen Ridder
Graniet. En u verwacht vast van mij geen sprookjes, ook al ben ik hier
in het Land van Ooit.
Toch hou ik wel van sprookjes. En vooral van het gedeelte waarin ze
nog lang en gelukkig leefden. Want al kan het er in een sprookje nog
zo ellendig aan toegaan, je hebt altijd de zekerheid dat het kwade
wordt overwonnen en het goede zegeviert.
Maar in mijn werk kan ik geen sprookjes gebruiken.
Het zou mooi zijn als we een goede fee konden inschakelen om de
economie weer op orde te krijgen.
Maar we zullen het zelf moeten doen.
Want het gaat momenteel niet echt goed.
Na jaren van economische groei is de rek eruit.
De werkloosheid loopt op. In de eerste helft van 2003 met maandelijks
12 à 14 duizend. Dat is niet meer voorgekomen sinds begin jaren
tachtig toen Nederland in een diepe recessie verkeerde.
In de tweede helft van 2003 is de stijging minder sterk, maar nog
steeds groeit het aantal werklozen gestaag. Het Centraal Planbureau
verwacht meer dan een half miljoen werklozen in 2004. Evenveel als in
de jaren '83 en '84.
Een aantal van u staat de malaise van de jaren tachtig nog helder voor
de geest. Toch is die situatie niet vergelijkbaar. De onderliggende
structuur van de economie is nu veel sterker dan toen.
Toen was er een forse groei van het aantal mensen dat de arbeidsmarkt
opkwam. Nu hebben we een structureel krappe arbeidsmarkt. Een
arbeidsmarkt die bovendien ook nog een stuk flexibeler is geworden.
Kortom de huidige arbeidsmarktsituatie is op zich veel gunstiger dan
die van de jaren tachtig.
Daarom is uw thema van deze arbeidsmarktdag 'Behoud, ontwikkeling en
uitbreiding van vakmanschap' ook zo belangrijk. Want juist in
vakmanschap moeten we blijven investeren, ook in minder goede
tijden.
Sterker nog:
Juist nu moeten we in onze beroepsbevolking investeren.
Juist nu, in een tijd van oplopende werkloosheid en economische
teruggang. Zodat de arbeidsmarkt voorbereid is op een nieuwe periode
van hoogconjunctuur.
En dat is geen sprookje.
Vakmanschap moeten we overdragen: Oudere ervaren mannen en vrouwen die
jongeren een vak leren. Dus moedigen we ouderen aan vooral lang door
te blijven werken en trainen we jongeren op het werk. Ook met het oog
op vergrijzing en ontgroening. En we voorkomen dat een grote groep
jongeren gedwongen werkloos moet toekijken.
Daar ligt een behoorlijke verantwoordelijkheid voor de werkgevers.
Ik begrijp dat zij momenteel in hun personeelsbeleid terughoudend
zijn.
Maar, zou ik de werkgevers willen zeggen: wacht niet te lang, ook al
zit het economisch even niet mee. Wees goed voorbereid zodat u niet op
het allerlaatste moment, als het weer beter gaat, nog mensen moet zien
te vinden.
Want zou het niet bizar zijn als we over enkele jaren enerzijds een
groot tekort hebben aan arbeidskrachten, terwijl anderzijds duizenden
jongeren de boot naar de arbeidsmarkt hebben gemist. Dat is precies
wat er gebeurt als we de werkloosheid en met name die onder jongeren
nu niet aanpakken.
Als de economie aantrekt hebben we echt iedereen dringend nodig.
Ouderen en jongeren.
Daarom hebben we het Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid opgesteld.
Met twee hoofdlijnen.
In de eerste plaats moeten we er dus voor zorgen dat veel meer
jongeren een vak leren waar ze mee aan de slag kunnen.
Veel te veel jongeren breken hun opleiding voortijdig af.
In het vorige schooljaar maar liefst zeventigduizend. We moeten
proberen die jongeren weer terug te krijgen naar school zodat ze hun
opleiding af kunnen maken.
In de tweede plaats zullen we voor jongeren voor wie dat niet lukt een
oplossing moeten vinden.
Liefst in de vorm van een baan waarbij ze werken en leren kunnen
combineren.
Een duaal traject.
Maar ook jongeren die voorzien van een diploma op zoek gaan naar werk
vinden niet meer vanzelfsprekend een baan, zoals een paar jaar
geleden.
Om te voorkomen dat jongeren te lang niets om handen hebben en daaraan
gewend raken, gaan we alle jongeren onder de 23 binnen een half jaar
een aanbod doen voor werk, scholing of een combinatie van die twee.
Daarvoor hebben we leerwerkplaatsen nodig.
Dat vraagt om een gezamenlijke aanpak. Landelijk, maar vooral ook op
provinciaal en gemeentelijk niveau.
Het is goed om te zien dat hier in Brabant al veel wordt gedaan. Ik
noem wat voorbeelden. Zoals Tilburg. Deze gemeente heeft een speciaal
werkgelegenheidsbeleid voor jongeren ontwikkeld met als doel werkloze
jongeren binnen één jaar op een passend traject naar scholing of
regulier werk te plaatsen.
Een ander voorbeeld: West-Brabant, waar bedrijfsleven, gemeenten en
beroepsonderwijs samenwerken om voldoende goed opgeleide mensen voor
de arbeidsmarkt beschikbaar te hebben. Met een regiegroep waarin
bedrijven aangeven hoe volgens hen opleidingen beter kunnen aansluiten
op de praktijk en aan welke opleiding vooral behoefte is. Waar
concrete afspraken worden gemaakt over stageplaatsen bij de
bedrijven.
Tot slot noem ik Helmond. Deze gemeente heeft alle jongeren die
dreigen uit te vallen in beeld gebracht. Een gezamenlijk project met
de nadruk op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en
vergroten van het aantal schoolverlaters met een startkwalificatie.
Zomaar wat voorbeelden van de vele initiatieven die er al zijn.
En waarbij ook de nieuwe Wet werk en bijstand mogelijkheden biedt.
Deze wet geeft gemeenten meer verantwoordelijkheid bij het aan de slag
helpen van mensen. Zo beschikken gemeenten na 1 januari over een
budget om de uitkeringen te betalen en een budget om mensen te
begeleiden naar een baan. Als van dat uitkeringsbudget geld
overblijft, mag dat vrij worden besteed aan ander beleid. Hierdoor
krijgen gemeenten er financieel belang bij zo veel mogelijk mensen aan
het werk te krijgen.
Tot slot nog een woord voor de werkgevers.
Hen zou ik willen oproepen om bij het aannemen van personeel ook eens
te kijken naar kandidaten die in het begin misschien wat minder
voldoen, maar die op de langere termijn toch ook heel goed zouden
kunnen functioneren.
Want ook mensen met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt moeten
meer kansen krijgen zich te ontwikkelen.
Ik heb er veel vertrouwen in.
Ik ken de Brabantse arbeidsmarkt ook van dichtbij omdat ik hier als
personeelsmanager heb gewerkt. Eerst in Oss, net als Jan Marijnissen
bij Unox, later in Den Bosch. Daarom heb ik ook wat met Brabant.
Maar ook objectief gezien mogen we best trots op Brabant zijn. Ik
noemde al eerder de plaatselijke activiteiten maar ik denk daarbij ook
aan het Pact Brabant waarin de provincie Noord-Brabant, de vier
Brabantse regio's, werkgevers en werknemers zich op unieke wijze samen
inspannen om de werkgelegenheid te bevorderen en de werkloosheid te
bestrijden.
Ik van mijn kant zal er alles aan doen het algemene arbeidsmarktbeleid
zo vorm te geven dat u ermee uit de voeten kunt.
Hoe moet dat beleid er dan uitzien?
Ik heb onlangs de vraag opgeworpen of je je als overheid nog wel moet
richten op doelgroepen. Want zijn het niet juist dingen als het
ontbreken van een startkwalificatie die kansen op de arbeidsmarkt
negatief beïnvloeden, in plaats van het 'jong' of 'vrouw' zijn.
Natuurlijk blijft extra aandacht voor de groepen die het moeilijk
hebben geboden. Toch vind ik dat niet de doelgroep het primaire
uitgangspunt van het beleid moet zijn, maar de factoren die deelname
aan de arbeidsmarkt belemmeren. Door ons daarop te richten, voorkomen
we stigmatisering en staat versterking van het algemene beleid
centraal. Beleid waar de centrale overheid voor verantwoordelijk is en
waarvan iedereen profiteert.
Specifieke acties van de overheid, aanvullend op dat algemene
arbeidsmarktbeleid, blijven nodig als dat algemene beleid systematisch
verkeerd uitpakt of niet voldoende maatwerk oplevert. Maar ook als een
bepaalde achterstand door de maatschappij als ongewenst wordt
aangemerkt, zoals het niet voldoende beheersen van de Nederlandse
taal. Of als vooroordelen de arbeidsdeelname in de weg staan.
Met andere woorden: als de voorwaardenscheppende rol van de overheid
blijkbaar niet voldoende is, zal aanvullend specifiek
arbeidsmarktbeleid nodig zijn. De rol van de overheid zal dan vooral
agenderend moeten zijn, innovatief en van tijdelijke aard.
Met op decentraal niveau ruimte voor maatwerk waarbij de werkzoekende
centraal staat. Met extra aandacht voor degenen die het het hardst
nodig hebben. Samen met u.
Met oog voor behoud, ontwikkeling en uitbreiding van vakmanschap.
En daarmee vertel ik u geen sprookjes.
Dank u wel.
- LET OP EMBARGO -
27 nov 03 11:15