begroting 2004 in de Tweede Kamer
Speech, 27-11-2003
Om de toespraak op te halen:
Zie het origineel
http://www.minvws.nl/document...er=393&page=20704
Tekst Minister van VWS bij de behandeling van de begroting 2004 in de Tweede
Kamer
Een minister van volksgezondheid die eerst minister van financiën was
komt niet snel af van het imago van de boekhouder, maar ik ga dat
vandaag toch proberen. Gedurende de vijf maanden dat ik minister van
volksgezondheid ben heb ik veel geleerd. Ik heb kennis gemaakt met
mensen die mij veel hebben verteld over hun werk. Met een huisarts in
Amsterdam West die in zijn praktijk bijna alleen te maken heeft met
allochtone patiënten. Met een verzekeraar die experimenteert met de
rol die hij kan spelen in de strijd tegen te dure geneesmiddelen. Met
een eerste hulp-afdeling waar de specialisten uit eigen beweging een
nieuwe opleiding hebben opgezet voor een nieuw beroep: de spoedeisende
hulp-arts.
Ik heb gezien dat er in de gezondheidszorg veel mensen zijn die heel
hard werken, die met liefde over hun werk spreken, voor wie begrippen
als kwaliteit en innovatie levende begrippen zijn. Ik ben best trots
op de Nederlandse gezondheidszorg. We kunnen ons nog steeds meten met
de beste in de wereld. Zelfs het probleem van de wachtlijsten, dat
enkele jaren geleden hardnekkig leek te zijn, wordt op veel gebieden
aardig opgelost. Ik verwijs maar even naar de kop in De Telegraaf van
afgelopen zaterdag: wachtlijst hartoperatie verdampt. Toch is er alle
reden om een nieuwe weg in te slaan. Niet alleen omdat ik zuinig ben
op het geld, maar ook omdat ik zuinig ben op de zorg.
Acuut financieel probleem
Om te beginnen is er in 2004 een acuut financieel probleem. Er is de
afgelopen jaren heel veel extra geld naar de zorg gegaan. In de jaren
2001 en 2002 namen de totale uitgaven voor de gezondheidszorg met 14
procent toe, terwijl de economie maar met 1,5 procent steeg. Er waren
voor die extra inspanning goede redenen, want de situatie rond de
wachtlijsten was maatschappelijk niet meer aanvaardbaar. Maar aan zon
extra inspanning komt wel een eind. De mogelijkheden voor extra geld
zijn beperkt, en kennen ook voor de burger grenzen. In 1997 betaalde
de gemiddelde werknemer 260 euro per jaar aan ziektekostenpremie voor
zijn gezin; in 2003 was dat al 467 euro. Dat kan niet in dit tempo
doorgaan.
Vergrijzing
Vooral niet, omdat ons nog een ingrijpende maatschappelijke
ontwikkeling te wachten staat. In vergelijking met de ons omringende
landen staat Nederland nog maar aan het begin van de grote
vergrijzingsgolf. Als we mogen afgaan op de demografische prognoses
van het CBS zal in 2010 ons land al 1,1 miljoen mensen tellen die
ouder zijn dan 75 jaar. Het aantal 65 plussers zal de komende 40 jaar
verdubbelen. Nu staan achter elke gepensioneerde nog bijna vijf mensen
in de arbeidzame leeftijd, maar in 2040 is die verhouding één op twee.
Het is natuurlijk mooi dat zo veel mensen een hoge leeftijd bereiken.
Maar het stelt ons land wel voor een grote financiële en
maatschappelijke opgave. Veel ouderen betekent een groot beroep op de
gezondheidszorg, zowel financieel als in menskracht. Nu is 13 procent
van de beroepsbevolking in deze sector werkzaam, maar als er niks
verandert loopt de personeelsbehoefte op tot 22 procent in 2025. Dat
is niet alleen een financieel probleem, maar ook een
arbeidsmarktprobleem: het zal vrijwel onmogelijk zijn zo veel mensen
te vinden die in de gezondheidszorg willen en kunnen werken.
Toekomstbestendig
Onze gezondheidszorg is dus goed, maar niet zo erg toekomstbestendig.
Heldere keuzes zijn nodig om het stelsel van gezondheidszorg
toekomstbestendig te maken. In de begroting die hier vandaag aan de
orde is worden die keuzes gemaakt. De keuze voor een prestatiegericht
stelsel waarin de verantwoordelijkheid meer op het niveau komt te
liggen waar het werk wordt gedaan: bij de patiënt, bij de arts, bij de
instelling, bij de verzekeraar. Daar zijn we al mee begonnen, maar we
willen de komende tijd wel grotere stappen maken, om de dynamiek van
verandering een extra impuls te geven en om de gereguleerde
marktwerking van de grond te krijgen.
Transparantie
Een basisvoorwaarde daarvoor is transparantie. Een cultuur van
openheid en toetsbaarheid, van inzicht geven in je eigen prestaties en
van de wil om te leren van anderen. Ik ben er trots op dat we vorige
week op dat pad een flinke stap hebben gezet.
Sneller beter
Dan heb ik het over het programma Sneller Beter dat ik vorige week
samen met voorzitter Leemhuis van de Nederlandse Vereniging van
Ziekenhuizen en voorzitter Cohen van de consumentenbond heb
gepresenteerd. Met overtuiging werkt de NVZ mee aan het doel van het
programma, het creëren van meer transparantie door middel van
benchmarking. Een programma van vergelijkingen tussen instellingen
waarbij we zowel kijken naar bedrijfsmatige en financiële aspecten als
naar de inhoud van de zorg. En dat met kritische blik zal worden
gevolgd door de consumentenbond.
DBC
Bij die transparantie hoort ook het afrekenen op prestaties. We willen
inzicht in wat de instelling, de huisarts, de specialist precies
produceert en wat dat moet kosten. Voor de ziekenhuizen is de
Diagnose-Behandel-Combinatie de sleutel, voor de huisarts een nieuw
bekostigingssysteem eerstelijns-zorg. Over beide heb ik de Kamer
afgelopen vrijdag een brief gestuurd.
Toezicht
Dan kom ik op het laatste onderdeel van een transparant stelsel en dat
is goed toezicht. We gaan kritisch kijken naar de manier waarop dat nu
geregeld is, welke functie de huidige toezichtorganen hebben en welke
ze zouden moeten hebben. Om zorg te dragen voor de ontwikkeling van de
markten in de zorg komt er een Zorgautoriteit. Per 1 januari 2004
beginnen we met een Zorgautoriteit in oprichting, die in 2006, bij de
invoering van het nieuwe stelsel van zorgverzekeringen, zijn
wettelijke basis moet krijgen. Ook daarover bereikte de kamer
afgelopen vrijdag een brief.
Kortom: transparantie, openheid en afrekenen op prestaties zijn
cruciale voorwaarden voor het nieuwe stelsel.
Daarnaast is een heldere rolverdeling tussen de verschillende partijen
een belangrijke voorwaarde voor gereguleerde marktwerking.
Patiënt
Om te beginnen de rol van de patiënt. Van de patiënt vragen we om
zuiniger om te gaan met de gezondheidszorg in het algemeen en met zijn
eigen gezondheid in het bijzonder. Met de gezondheidszorg in het
algemeen door een beter besef van de waarde ervan. Medicijnen waar je
niets voor hoeft te betalen, een arts waar je altijd gratis langs kunt
gaan, een operatie die niets kost: dat systeem belemmert het zicht op
het feit dat de gezondheidszorg heel erg duur is. Een eigen risico
doet de patiënt beseffen dat dat niet zo is en maken hem zuiniger op
de zorg. Daarnaast kan hij met de eigen gezondheid zuiniger omgaan
door bewuster gezond te leven. Stoppen met roken, minder eten en meer
bewegen kunnen een grote bijdrage leveren niet alleen aan een langer
leven, maar vooral ook aan een langer leven in gezondheid. En
tenslotte neemt hij zijn verantwoordelijkheid door zijn invloed op de
zorgverzekeraar. Jaarlijks mag hij van zorgverzekeraar veranderen,
waarmee hij de verzekeraar tot kwaliteit dwingt.
Eigen verantwoordelijkheid zorgaanbieders
Maar ook bij zorgaanbieders gaan we een groter beroep doen op de eigen
verantwoordelijkheid. Zij moeten het als hun taak zien om zo efficiënt
mogelijk te werken, de kwaliteit zo hoog mogelijk te houden en
voortdurend na te denken over de vraag hoe het beter kan. Want er is
veel dat artsen, verpleegkundigen, ziekenhuismanagers of apothekers
kunnen bedenken om het werk beter of doelmatiger te maken, maar dat
gebeurt te weinig. En als ze het bedacht hebben, duurt het vervolgens
te lang voordat die vernieuwende initiatieven gemeengoed worden in
alle zorginstellingen in Nederland en dus ten goede komen aan iedere
patiënt.
Concurrentie is het sleutelwoord.
En dus moet er ook ruimte zijn voor nieuwe toetreders. We moeten het
stelsel openstellen voor commerciële partijen. In Duitsland laat de
commerciële ziekenhuisketen Röhn-Klinikum AG zien dat commerciële
ziekenhuizen tot dynamiek en innovatie in de gezondheidszorg kunnen
leiden. Ik kan bijna niet wachten totdat die ook in Nederland hun
intrede doen.
Ik kom bij de derde partner in het veld: de verzekeraar.
Op hun schouders rust straks de verantwoordelijkheid voor een
doelmatige inkoop van goede zorg; kwantitatief en kwalitatief. Zij
onderhandelen met aanbieders over prijs en kwaliteit en maken
afspraken over verbetering. Een zorgaanbieder die zich onvoldoende
bekommert om de kwaliteit van zijn produkt, zal de gevolgen ervaren.
De zorgverzekeraar zal er dan minder voor willen betalen of verbreekt
zelfs het contract. De verzekeraar moet wel, want ook hij staat bloot
aan concurrentie: hij moet strijden om de gunst van de verzekerde.
Door inkoop van doelmatige en niet te dure zorg, kan hij concurreren
op de hoogte van de nominale premie. En door zich te verbinden aan de
beste aanbieders van zorg, kan hij concurreren op kwaliteit.
Het is duidelijk dat we nog wel enige tijd te gaan hebben voordat dit
systeem aan alle kanten werkt. Maar we zijn aan de slag. Al naar
gelang de randvoorwaarden beter worden ingevuld, kan de marktwerking
beter van de grond komen. En alleen zo kunnen we de toekomst met
vertrouwen tegemoet zien.