Partij van de Arbeid



Den Haag, 27 november 2003



Bijdrage Partij van de Arbeid aan het Algemeen Overleg over stads- en streekvervoer



Woordvoerder: Jan Boelhouwer



Puntsgewijs behandel ik de bovenbestaande debatpunten (met standpunt):



1. Er komt een nieuwe verdeelsystematiek zonder een duidelijke verkeersvisie. Dit terwijl de voorstellen tot 'ontschotting' in de lijn het 'afgeschoten' NVVP ligt: decentraal wat kan, centraal wat moet. De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) is hier dan ook terecht kritisch over. 'De beleidsmatige onderbouwing is slecht.' De Nota Mobiliteit komt er aan, maar onduidelijk is hoe de verdeling uitpakt voor de verschillende vervoersautoriteiten.


Dit zal ik duidelijk naar voren brengen: wie krijgt wat? En past dit binnen een visie hoe Nederland mobiel blijft? Waarom wordt niet gewacht op de Nota Mobiliteit? Wel ben ik positief over de financiële vrijheid en verantwoordelijkheid die decentrale overheden krijgen. Het ontmoedigt strategisch gedrag waarbij decentrale overheden elkaar beconcurreren, ten einde zo groot mogelijk een deel van het beschikbare OV budget te krijgen. Vaak is dit in het voordeel van 'dichtbevolkte' gemeenten die meer reizigersopbrengsten kunnen genereren.


Wat betreft de overgang van de VOC gemeenten naar provincies: de provincies moeten hun vervoersambities waarmaken met verdere decentralisatie (doordecentraliseren) en goede afspraken met de VOC's, inclusief de adviesfunctie van gemeenten en bepaalde overgangsregelingen voor bijvoorbeeld concessies. (Zie anders ook het Nyfer rapport Van CentrAal naar Beter).


Uiteraard zal ik niet vergeten het korten op OV subsidies weer aan de orde te stellen, en de prioriteiten van dit kabinet, zoals bij de V&W begroting. De uitkomsten van het NEA rapport over de negatieve gevolgen van de OV-subsidiekorting (verlaging aanbod / aantasting voorzieningenniveau), veegt de minister te snel van tafel. Te korten op OV- subsidies worden niet voor niets gedekt door de provincies die nu moeten bijspringen, willen ze een redelijk OV-niveau overeind houden.



2. Steun voor de OV chipkaart. De migratiekosten, de eenmalig invoeringskosten in verband met o.a. de twee kaartsystemen (strippenkaart) en ombouw van stations/bussen, moeten worden overbrugd door het Rijk dat ook nog de regie strak in de hand moet houden. Dus de invoering moet gelden voor het gehele Nederlandse openbaar vervoer, met alle betrokken partijen.


Ook ben ik van mening dat de minister met meer geld over de brug moet komen, maar hier komt een amendement voor, dankzij onze aangenomen motie om geld van het Smedinghuis weg te halen. Niet te vergeten is ons amendement (Dijksma c.s.) om geld uit te geven voor proeven met de chipkaart: de regelgeving rond deze pilots blijkt onnodig ingewikkeld te zijn, waardoor de projecten in tijdsnood komen. Wel wil ik even stilstaan bij een klein punt: de eenmalige aanschafprijs voor de kaart. Deze is hoog voor bepaalde gebruikers, zoals toeristen, ouderen, gehandicapten.



3. De aanbestedingen lopen blijkbaar goed: meer waar wordt geboden voor hetzelfde geld. Toch ben ik zeer kritisch. Nog steeds is er te weinig concurrentie en te weinig innovatie. Een verbetering van de kwaliteit, voor de reiziger, blijft nog achterwege. Dit heeft alles te maken met het moeten opvangen van de subsidiekortingen. Maar ook de zogenaamde 'ontwikkelfunctie'. Vervoerders zijn nog niet helemaal vrij hun concessie naar behoren in te vullen, omdat lokale overheden OV aanbod zelf helemaal willen uitstippelen (controle). Eveneens maak ik me zorgen over juridische twisten die zijn ontstaan over de personeelsopgave. En ten opzichte van de grote steden (gvb's) hebben we natuurlijk onze zorgen, maar onze motie hiervoor is niet aangenomen.