Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Azië en Oceanië

Afdeling Zuid-Azië

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 27 november 2003

Behandeld


- Louise Huijbens


Kenmerk


- DAO-760/03

Telefoon


- 070 - 348 52 60


Blad


- 1/5

Fax


- 070 - 348 53 23


Bijlage(n)


- - louise.huijbens@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vande ledenTjon-A-Ten en Stuurmanoverde positie van vrouwen in India


---
Graag - bieden wij u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - de leden- Tjon-A-Ten en Stuurman over - de positie van vrouwen in India. Deze vragen werden ingezonden op - 4 november 2003 met kenmerk - 2030402410.

De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoorden van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken en mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Tjon-A-Ten en Stuurman over de positie van vrouwen in India.

Vraag 1

Kent u het recente artikel 'Spate of rapes puts spotlight on attitudes to women in India'? 1)

Antwoord-

Ja.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat: a. Vrouwen in India verkracht en mishandeld worden, ook door geüniformeerde functionarissen die nauw gelieerd zijn aan de Indiase president? b. De veiligheid voor vrouwen in de hoofdstad Delhi aanzienlijk verslechterd is in de afgelopen jaren? c. In de meer ontwikkelde noordelijke deelstaten van India (Punjab en Haryana) 'gender'-bepalende technologie wordt gebruikt om tijdens de zwangerschap het geslacht vast te stellen waarna abortus van meisjesfoetussen plaatsvindt? Zo ja, wat is uw reactie hierop.

Antwoord

De berichten omtrent verkrachtingen van vrouwen in India zijn ons bekend, inclusief het bericht dat leden van de presidentiële garde bij een verkrachting betrokken zijn geweest. De President heeft in dit laatste geval adequate maatregelen genomen.

Cijfers tonen aan dat de veiligheid voor vrouwen in de hoofdstad New Delhi vermindert. Het gebruik van 'gender'-bepalende technologie en abortus van meisjes foetussen neemt in geheel India toe en met name in de meer noordelijke deelstaten Punjab en Haryana. Een en ander vindt vooral plaats bij de betere middenklasse en in mindere mate bij de armen.

Het gebruik is zowel in strijd met de Indiase grondwet en andere wetgeving als met diverse internationale conventies (w.o. CEDAW) die mede door India geratificeerd zijn.

Nederland heeft de afgelopen jaren een aantal lokale activiteiten ondersteund via het Vrouwenfonds, die deze praktijken aan de orde stelt. Recent werd bijvoorbeeld een TV-serie over deze problematiek gefinancierd.

Vraag 3

Kunt u bevestigen dat: a. Het door Nederland gesteunde en veelgeprezen emancipatie- en onderwijsprogramma Mahila Samakhy moet inkrimpen tot minder dan de helft van de oorspronkelijk grootte? b. Het afbouwen van de Nederlandse financiering voor dit programma leidt tot een even grote reductie in de omvang van dit programma?

Vraag 4

Bent u bereid om de financiering voor het Mahila Samakhy programma voort te zetten dan wel uit te breiden, evenals andere (onderwijs)programma's die gericht zijn op meisjes en andere werkende, niet-schoolgaande kinderen?

Antwoord-

Het Mahila Samakhya programma is op 1 april 2003 een nieuwe fase ingegaan. In deze fase is het de bedoeling het aantal deelstaten uit te breiden van 6 tot 17. Voor de financiering is in het Indiase Tiende Vijfjarenplan een bedrag van ongeveer ¤50 miljoen beschikbaar, op basis van een door Nederland in 2002 gedane principetoezegging om het gehele programma, inclusief de voorziene uitbreiding, te financieren. Door de beëindiging van de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie is een nieuwe situatie ontstaan.

Nederland heeft in dit verband ¤10 miljoen aangeboden om gedurende een periode van twee jaar India in staat te stellen andere financieringsbronnen te zoeken. Op dit moment heeft India ¤20 miljoen aan eigen financiële middelen beschikbaar gesteld. Daarmee kan de voortzetting van het oude programma in 6 deelstaten nog worden bekostigd, maar niet de voorziene uitbreiding en enkele specifieke subprogramma's die zich richten op adolescente meisjes.

Vraag 5-

Bent u bereid om projecten te financieren ter ondersteuning van de slachtoffers van het in vraag 1 genoemde geweld? Zo ja: Op welke termijn? Zo neen: Waarom niet?

Antwoord-

Dit gebeurt reeds. Zo is een driejarig project voor het opzetten van 'Blijf van Mijn Lijf Huizen' in New Delhi (zgn. Shelter Homes) een paar maanden geleden tot een succesvol einde gekomen. Voor landen die niet op de partnerlijst staan voor het bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsprogramma, zoals India, blijft het mogelijk om voor activiteiten op het gebied van mensenrechten een beroep te doen op de nieuwe faciliteit voor financiering van activiteiten op het gebied van mensenrechten en goed bestuur. Afhankelijk van de kwaliteit van het ingediende voorstel zal worden bezien of wordt overgegaan tot financiering.

Vraag 6-

Deelt u de mening dat hier sprake is van schending van de mensenrechten? Zo ja: Gaat u naar aanleiding hiervan in gesprek met de overheid van India, mede gezien het Nederlandse beleid waarin 'gender' een prominente plaats inneemt? Bent u ook bereid bij de Indiase regering aan te dringen op nader onderzoek, op het berechten van de daders en op effectieve bescherming van vrouwen en meisjes?

Antwoord-

Ja, wij delen de mening dat hier sprake is van schending van de mensenrechten. De afgelopen jaren zijn er diverse resoluties in de mensenrechtencommissie en de Derde Commissie van de AVVN geweest, waarin de de door u aangehaalde kwesties concreet aan de orde zijn gekomen.

Daarnaast is de Indiase 'civil society' ook actief op dit terrein en wijst de Indiase overheid op de illegaliteit van deze praktijken. Tijdens bilaterale gesprekken met India en ook tijdens de komende EU - India top in New Delhi, eind november, staat het onderwerp mensenrechten op de agenda.

Vraag 7-

Deelt u de mening dat het beëindigen van de bilaterale ontwikkelingsrelatie met India in het bijzonder gevolgen heeft voor de positie en omstandigheden van vrouwen en meisjes?

Antwoord-

Nee, deze mening wordt door ons niet gedeeld. Zoals hierboven aangegeven, blijven er ook na het beëindigen van de bilaterale ontwikkelings-relatie met India mogelijkheden (bilateraal en multi-lateraal) om de positie en omstandigheden van vrouwen en meisjes aandacht te geven. Zie verder het antwoord op vraag 5.


1) Financial Times, 21 oktober jl.



---