Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kant over mogelijke vergoeding van dieetkosten
voor de ziekte Hyperlysinemie (2030402130).
Vraag 1.
Is het u bekend dat voor mensen met de stofwisselingsziekte Hyperlysinemie die geen
vergoeding ontvangen voor de lysinevrije producten de kosten kunnen oplopen tot 300 per
maand? Om hoeveel patiënten in Nederland gaat het?
Antwoord 1.
Als hyperlysinemie met een dieet behandeld wordt, dan bestaat de voeding uit een sterk
eiwitbeperkt dieet in combinatie met een lysinevrij aminozuurpreparaat, dat verrijkt is met
vitaminen, mineralen en sporenelementen. Dit aminozuurpreparaat wordt op grond van de
Ziekenfondswet vergoed. Het eiwitbeperkt dieet houdt in dat vrijwel geen eiwitbevattende
voedingsmiddelen mogen worden gebruikt (vlees, vis, zuivel, bonen, brood, aardappelen, rijst,
pasta's). Hiervoor in de plaats gebruikt de patiënt speciale eiwitarme producten (bijvoorbeeld
eiwitarm brood, eiwitarme pasta, eiwitarm bloem voor bereidingen). Het is mij bekend dat deze
producten duur zijn. Doordat echter de eiwitbevattende voedingsmiddelen (vlees, vis etc.) niet
gebruikt mogen worden, vallen de meerkosten van dit dieet mee (substitutie-effect). Het
Voedingscentrum heeft de kosten van deze voeding ten behoeve van de Belastingdienst
berekend. Voor dit dieet is fiscale aftrek mogelijk (hiervoor verwijs ik naar het antwoord op
vraag 2).
In Nederland komt hyperlysinemie in zeer kleine aantallen voor. De schatting is dat er minder
dan 10 patiënten zijn.
Vraag 2.
Is het u bekend dat voor deze producten geen belastingaftrek mogelijk is, omdat het dieet
onbekend is bij de belastingdienst? Zo ja, bent u bereid dit te corrigeren daar dit dieet op
voorschrift moet worden gevolgd om ernstige achteruitgang van de gezondheid
tegen te gaan?
Antwoord 2.
Voor het dieet, waar lysinevrije producten een onderdeel van zijn, is wel aftrek mogelijk. De
stofwisselingsziekte Hyperlysinemie wordt niet afzonderlijk vermeld in de dieetkostenlijst. De
ziekte valt onder de groep metabole ziekten. Metabole ziekten zijn als zodanig opgenomen in de
dieetkostenlijst (onderdeel van de Buitengewone uitgavenregeling). De ziekte Hyperlysinemie valt
onder de categorie eiwitstofwisselingsstoornis. Het dieet dat hiervoor moet worden gevolgd is
een zogeheten natuurlijk-eiwitbeperkt dieet. De extra kosten van dit dieet op grond van de
dieetkostentabel, bedragen 308 (cijfers 2003). Voor zover dieetkosten tezamen met de
overige ziektekosten een drempel van 11,2% van het verzamelinkomen overtreffen, is het
meerdere aftrekbaar.
Vraag 3.
Wat is de reden om - bij wijziging van de dieetkostenregeling - niet het advies van het CVZ op te
volgen om voor dieetproducten die tot hoge kosten leiden een aparte regeling te
treffen?
Antwoord 3.
In zijn advies van 25 juni 1992 (uitgave ZFR, nr. 552), heeft de voorganger van het CVZ (de
Ziekenfondsraad) de toenmalige Staatssecretaris geadviseerd slechts de dieetpreparaten in
aanmerking te laten komen voor overheveling van de AAW naar de AWBZ. De Ziekenfondsraad
(ZFR) heeft hierbij opgemerkt dat, hoewel de kosten van dieetproducten over het algemeen veel
lager zijn dan die van de dieetpreparaten, de verzekerden die zijn aangewezen op dieetprodukten
soms ook voor aanzienlijke kosten komen te staan. Om die reden heeft de ZFR de toenmalige
---
Staatssecretaris gewezen op de noodzaak een adequate regeling buiten de AWBZ te treffen voor
de meerkosten van het gebruik van aangepaste normale voeding en dieetprodukten.
In een brief aan de Tweede Kamer (brief van 1 februari 1993, kenmerk VMP/VA-922740) heeft
de toenmalige Staatssecretaris aangegeven het standpunt van de ZFR dat slechts
dieetpreparaten in aanmerking komen voor de overheveling naar de AWBZ te onderschrijven. De
toenmalige Staatssecretaris heeft er niet voor gekozen om een afzonderlijke vergoedingsregeling
te treffen voor de kosten van dieetprodukten. De Staatssecretaris heeft in genoemde brief
aangegeven dat voor deze kosten binnen het kader van de Algemene Bijstandswet oplossingen
kunnen worden gevonden. Tevens verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 voor de mogelijkheid
van belastingaftrek.
Vraag 4.
Wat is uw reactie op het feit dat mensen die opgenomen zijn in een AWBZ-instelling wel de
kosten voor deze producten vergoed krijgen?
Antwoord 4.
Maaltijden maken onderdeel uit van het verblijf in een AWBZ-instelling. De aard van de voeding
is niet verder in de regelgeving omschreven dan dat het kwalitatief verantwoorde en gevarieerde
voeding moet zijn. Indien de verzekerde verblijft in een AWBZ-instelling en zijn AWBZ-indicatie
brengt met zich mee dat hij dieetvoeding behoeft, dan vormt dit een integraal onderdeel van de
functie verblijf.
Vraag 5.
Vindt u het acceptabel dat mensen kiezen voor een verblijf in een AWBZ-instelling, omdat ze de
dieetkosten niet kunnen opbrengen? Zo neen, wat gaat u doen om dit te
voorkomen?
Antwoord 5.
Voor opname in een AWBZ-instelling is een indicatiestelling vereist. Het Regionaal Indicatie
Orgaan stelt de indicatie. In de indicatiestelling wordt aangegeven wat voor soort zorg en
hoeveel zorg iemand nodig heeft. Het niet kunnen opbrengen van dieetkosten is geen reden tot
opname in een AWBZ-instelling.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport