Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Sub-Sahara Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 28 november 2003

Behandeld


- Marona van den Heuvel


Kenmerk


- DAF-823/03

Telefoon


- ++.31.70.3486417


Blad


- 1/7

Fax


- ++31.70.3486607


Bijlage(n)


- - marona-vanden.heuvel@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vanhet lidKarimiovermogelijke grondstoffenroof in de Democratische Republiek Congo (DRC)

Hierbij - bied ik u- , mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatsecretaris van Economische Zaken de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Karimi over - mogelijke grondstoffenroof in de Democratische Republiek Congo (DRC). Deze vragen werden ingezonden op - 30 oktober 2003 met kenmerk - 2030402120.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoorden van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Van Ardenne - Van der Hoeven, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en mevrouw Van Gennip, Staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Karimi (Groen Links) over de mogelijke grondstoffenroof in de Democratische Republiek Congo (DRC).

Vraag 1-

Kent u het artikel 'VN: roofbouw Congo gaat door?'

Antwoord-

Ja.

Vraag 2-

Heeft u het meest recente VN rapport over de grondstoffenroof in de Democratische Republiek Congo (DRC) gelezen? Zo ja, hoe beoordeelt u het rapport?

Antwoord-

Ja. Het rapport is naar onze mening van belang omdat het negatieve praktijken, met name illegale exploitatie van grondstoffen en bewapening van rebellengroepen, aan het licht brengt. Het rapport geeft nuttige aanknopingspunten om te ontsnappen uit de vicieuze cirkel van conflict, wapenhandel en illegale exploitatie van grondstoffen. Het rapport geeft voorts inzicht in het proces van "hoor en wederhoor" dat het VN-panel heeft gehanteerd met betrekking tot beschuldigingen die in eerdere rapporten zijn geuit tegen individuen, bedrijven of landen. Op basis van dit nadere onderzoek zijn in een aantal gevallen beschuldigingen ingetrokken. Andere beschuldigingen hebben geleid tot stopzetting van betrokkenheid bij illegale activiteiten of zullen nog nader worden onderzocht.

Vraag 3-

Was u tijdens uw laatste bezoek aan Rwanda en Uganda op de hoogte van het VN rapport? Zo ja, heeft u de president van Rwanda en de president van Uganda geconfronteerd met de inhoud van het rapport? Hoe luidde hun reactie?

Antwoord-

Het rapport is op 23 oktober verschenen, dus ná de gezamenlijke reis van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en mijzelf naar de Grote Merenregio in augustus dit jaar. Ook tijdens de meest recente reis van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar Tanzania, Rwanda en Uganda van 19-23 oktober, was het rapport nog niet publiek. Wij hebben echter in onze gesprekken met de autoriteiten van Tanzania, Rwanda en Uganda gepleit voor een actieve opstelling in het tegengaan van illegale exploitatie van grondstoffen en wapenhandel. Ook hebben wij inspanningen ter bevordering van vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio verwelkomd. Dit betrof onder andere de Verklaring over Goed Nabuurschap van Uganda, Rwanda, Burundi en de DRC, afgelegd tijdens de AVVN. President Mkapa van Tanzania identificeerde het maken van afspraken over exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en wapenhandel als prioritaire thema's voor de regionale VN/AU Conferentie voor de Grote Meren.

Vraag 4-

Is het waar dat veel regeringen na eerdere rapporten over de DRC openlijk of bedekt druk hebben uitgeoefend op de onderzoekscommissie van de VN en de veiligheidsraad om beschuldigingen te matigen? Om welke regeringen gaat het? Is dit reden om daarom slechts een deel van het rapport te openbaren?

Antwoord-

Directe contacten tussen regeringen en het onderzoeks panel, al dan niet om druk uit te oefenen, onttrekken zich aan het zicht van de Nederlandse regering. Wel is van verschillende kanten kritiek geleverd op de interpretatie van het mandaat van het panel, dat te weinig onderscheid zou hebben gemaakt tussen de mate waarin bedrijven en personen betrokken waren bij de illegale exploitatie van grondstoffen. Ook is er debat ontstaan over de grens tussen illegale en legale exploitatie van grondstoffen, gerelateerd aan de conflicten. Het laatste panel-rapport gaat in op deze kritiek en geeft tot op zekere hoogte

aan dat meer onderscheid tussen verschillende groepen betrokkenen nodig is.

Het panel geeft als reden voor niet-openbaring van het laatste hoofdstuk dat het met dat hoofdstuk formeel buiten zijn mandaat zou zijn getreden.

Vraag 5-

Wat zijn tot nu toe in uw bilaterale gesprekken met de leiders van Rwanda en Uganda de reacties geweest op internationale aantijgingen over de plundering van grondstoffen uit de DRC en de smokkel van wapens naar milities die in de DRC opereren?

Antwoord-

In Uganda is de Porter-commissie ingesteld die onderzoek doet naar de betrokkenheid van Ugandese staatsburgers en bedrijven bij de illegale exploitatie van grondstoffen in de DRC.

Op dit moment onderzoekt de Rwandese regering een aantal zaken van illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de DRC door Rwandese bedrijven en individuen. Drie van deze zaken zijn aangereikt door het VN-panel in september 2003.

Vraag 6-

Is het waar dat Rwanda met hulp van in Zuid-Afrika gevestigde eenheden wapenleveranties organiseert voor een nieuwe militie in het Zuid-Oostelijke Kasai?

Antwoord-

Volgens het in vraag 1 bedoelde artikel in NRC-handelsblad van 27 oktober jl. zou de VN-onderzoekscommissie over informatie ter zake beschikken. Aangezien een deel van het rapport van de commissie niet openbaar is gemaakt kunnen wij deze vraag in bevestigende noch ontkennende zin beantwoorden.

Vraag 7-

Bent u bereid maatregelen te treffen om de Rwandese en Ugandese regering te bewegen de plunderingen, de wapenhandel en de zelfverrijking van hoge militairen en politici onmiddellijk een halt toe te roepen? Zo ja, welke maatregelen heeft u voor ogen en wat betekenen deze ontwikkelingen voor de Nederlandse bilaterale relatie met Rwanda en Uganda?

Antwoord-

Stopzetting van de illegale exploitatie van grondstoffen in de DRC is een belangrijke prioriteit voor Nederland en de internationale gemeenschap. Wij zijn van mening dat maatregelen slechts het gewenste effect sorteren als deze in internationaal verband worden genomen. Het Panelrapport doet een aantal aanbevelingen die kunnen bijdragen aan het stopzetten van de illegale exploitatie, wapenhandel en zelfverrijking. Het gaat daarbij met name om regionale oplossingen in combinatie met nationale initiatieven. Wij zullen, in eerste instantie in EU-verband, bezien in hoeverre het mogelijk is aan deze aanbevelingen invulling te geven.

Zoals uit het antwoord op de vragen 3 en 5 blijkt is de noodzaak tot het tegengaan van illegale exploitatie en wapenhandel herhaaldelijk opgebracht in bilaterale contacten met Rwanda en Uganda, en hebben beide landen ook zelf nader onderzoek ingesteld.

Vraag 8-

Waarom weigert het Nederlandse bedrijf Chemie Pharmacie Holland (CPH) ieder onderhoud met de VN-onderzoekscommissie? Hoe beoordeelt u deze weigering en bent u bereid tot een nieuw gesprek met CPH?

Antwoord-

CPH stelt indertijd als agent in de DRC te zijn opgetreden voor het Amerikaanse bedrijf 'Eagles Wings Resources International'. Laatstgenoemd bedrijf heeft aan het VN-Panel een toelichting gegeven op de werkzaamheden in de DRC en CPH daarover geïnformeerd. CPH is er, mede omdat het niet rechtstreeks door het VN-Panel is benaderd, vanuit gegaan dat deze toelichting voor het VN-Panel toereikend zou zijn. Deze afweging valt onder de verantwoordelijkheid van CPH.

Bij het Nederlandse Nationale Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP) is onlangs de vraag van een aantal NGO's in behandeling genomen óf, en zo ja, op welke wijze CPH de richtlijnen in de DRC kon toepassen. De procedures, waaraan CPH zijn medewerking heeft toegezegd, voorzien in overleg tussen CPH en de ministeriële vertegenwoordigers in het NCP, waaronder die van Buitenlandse Zaken.

Vraag 9-

Bent u na dit laatste en vierde VN rapport bereid in VN-verband te pleiten voor een moratorium op de handel in coltan totdat er in de regio daadwerkelijk sprake van vrede is?

Antwoord-

Het VN-panel wijst er in zijn rapport op dat de DRC nog een lange weg te gaan heeft naar hereniging, veiligheid en economisch herstel. Ook zal men zich ervoor moeten inspannen de natuurlijke rijkdom beter dan in het verleden ten goede te laten komen aan de Congolese bevolking. Met het oog daarop doet het VN-Panel een aantal suggesties. Daaronder bevindt zich geen moratorium op de handel in coltan. Wel wordt aanbevolen om de staatsmijnbouwbedrijven, zoals Gecamines en MIBA (Société minière de Bakwanga), in kleinere eenheden op te delen. Ook wordt aanbevolen een fonds in te stellen waarin een deel van de opbrengsten van de grondstoffenexploitatie wordt gestort. Daaruit zouden onder internationale begeleiding maatschappelijke en economische projecten ten behoeve van de Congolese bevolking moeten worden gefinancierd. De regering acht het wenselijk dat de haalbaarheid van deze aanbevelingen nader wordt onderzocht, in eerste aanleg in EU-verband.


---