Federale regering Belgie
Dienstencheques
(2003-11-28)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Werk en
Pensioenen, heeft de Ministerraad ingestemd met een nieuwe regeling
i.v.m. de Dienstencheques. Deze regeling wordt als amendement
toegevoegd aan het ontwerp programmawet.
De regeling vloeit voort uit het akkoord dat op de
Werkgelegenheidsconferentie werd bereikt. Hierin engageert de federale
regering zich om door een versterking, een vereenvoudiging en een
versoepeling van het dienstenchequesysteem 25.000 extra banen te
scheppen tegen het einde van 2005 in de sector van thuishulp voor
huishoudelijke activiteiten, waaronder poetsen, strijken en
boodschappen doen. Over de afbakening van de mogelijke activiteiten
zal nog een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de
gefedereerde entiteiten afgesloten worden.
Het federale budget voor dienstencheques bedraagt 91 miljoen euro in
2004, 235 in 2005, 322 in 2006 en 354 in 2007. Het gaat hier om de
bruto-kost van het dienstenchequessysteem. Omdat er
terugverdieneffecten zijn (werknemers betalen belastingen en sociale
bijdragen, er moeten minder werkloosheidsuitkeringen worden gegeven),
is er sprake van een netto-kost die respectievelijk 17 (in 2004), 93
(in 2005), 147 (in 2006) en 163 (in 2007) miljoen euro bedraagt.
In het nieuwe stelsel wordt overgestapt van een beperkte, gesloten
enveloppe naar een ruime enveloppe. Hierdoor veranderen een aantal
bepalingen met het oog op een effectieve kostenbeheersing.
1. De huidige verkoopprijs van de dienstencheque van 6,20 euro (voor
één uur) wordt behouden, maar wordt jaarlijks geïndexeerd, voor de
eerste keer vanaf 1 januari 2005.
2. De werkelijke kostprijs per dienstencheque bedraagt 19,47 euro.
3. De federale overheid legt per cheque 13,27 euro bij. Na 2 jaar
worden het stelsel en de budgettaire impact ervan geëvalueerd en
eventueel aangepast.
4. De dienstencheques zijn vrijgesteld van BTW.
5. Er is een fiscale aftrek, die concreet betekent dat een cheque voor
de gebruiker nog ongeveer 4 euro per uur zal kosten.
De erkenning van de ondernemingen die met dienstencheques werken,
gebeurt door de federale overheid. Aangezien bepaalde realiteiten en
visies verschillen tussen de Gewesten, stelt de Federale Regering
evenwel bijkomend voor dat elk gewest er, na een bilateraal
samenwerkingsakkoord met de federale overheid, voor kan kiezen om voor
het geheel van ondernemingen op zijn grondgebied andere modaliteiten
voor de contracten te bepalen. Van zodra een gewest aan de hand van
een beslissing van zijn regering te kennen geeft dat het een
samenwerkingsakkoord wil afsluiten, verleent de bevoegde federale
minister geen erkenningen meer tot een samenwerkingsakkoord gesloten
is.
Het staat de Gewesten en Gemeenschappen daarnaast vrij het instrument
"dienstencheque" te hanteren voor bijkomende soorten van activiteiten.
Zo kunnen zij b.v. dienstencheques lanceren voor kinderopvang en/of
hulp aan huis voor bejaarden, zieken of gehandicapten.
Als een onderneming die al andere activiteiten uitvoert, personeel
tewerk wil stellen dat betaald wordt met dienstencheques, moet ze
erkend zijn als sui generis-agentschap. Deze voorwaarde geldt niet
voor ondernemingen (of filialen) die enkel met dienstencheques werken.
Een bedrijf is een sui generis-agentschap van zodra:
- er een specifieke verantwoordelijke aangeduid wordt;
- het herkenbaar is als erkend agentschap;
- de dienstencheque-activiteiten apart geregistreerd worden (ten
behoeve van de ondernemingsraad, de sociale inspectie, ...)
Voor wat betreft het statuut van de betrokken werknemers, maakt de
nieuwe regeling een onderscheid tussen twee categorieën van
werknemers:
- werknemers die bij hun job een aanvullende uitkering krijgen van de
RVA of het OCMW;
- alle andere werknemers.
Voor werknemers met een aanvullende uitkering van de RVA of het OCMW:
- tijdens de eerste 6 maanden geldt een soepele regeling die de
werkgever toelaat om het aantal te presteren uren af te stemmen op het
aantal klanten dat zich aandient. De enige beperking op de arbeidstijd
is dat elke begonnen prestatie minstens 3 uur moet duren. Er is dus
geen minimum duur van het contract.
- na 6 maanden moeten de contracten van onbepaalde duur zijn en
minstens halftijds
Voor alle andere werknemers:
- tijdens de eerste 3 maanden geldt er geen minimum te presteren uren
en wordt er geen minimum duur van het contract opgelegd.
- na 3 maanden moet er een contract van onbepaalde duur aangeboden
worden. Er wordt wel geen minimum te presteren uren opgelegd.
De loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers hangen af van het
Paritair Comité (PC) waaronder het bedrijf valt. Dit hangt af van de
hoofdactiviteit van het bedrijf. Dit geldt in de praktijk voor
bestaande ondernemingen, andere dan interimbureaus, die als sui
generis-agentschap erkend worden: zij blijven onder hun gewoon PC
vallen.
Voor de sui generis-agentschappen van de interimbureaus en voor de
private ondernemingen en v.z.w.'s die niet onder een werkend PC
vallen, zal het advies gevraagd worden aan de Nationale Arbeidsraad
(NAR). Als er tegen het einde van de parlementaire besprekingen van de
wet geen unaniem advies is van de NAR, zal het PC 322.1 opgericht
worden. In afwachting dat dit PC werkt en de nodige CAO's heeft
uitgevaardigd, zullen de loon- en arbeidsvoorwaarden van PC 318 gelden
in een regeling die wordt vastgelegd via Koninklijk Besluit.
Inzake veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk zal, gelet op de
specifieke activiteit uitgevoerd bij een particulier, een specifieke
regeling worden vastgelegd bij KB. Deze voert een definitie in van de
twee partijen-overeenkomst die van toepassing is op de arbeidsrelatie
verbonden aan de werking met dienstencheques. Men kan zich hiervoor
inspireren op de definitie opgenomen in de wet op de
arbeidsovereenkomst van het PWA. Daarnaast bestaat er een
dienstenovereenkomst tussen de dienstverlener en de gebruiker.
Kabinet van de Minister van Sociale zaken en Pensioenen
Wetstraat 62 1040 Brussel
Tel.: 02/238.28.49
Fax: 02/230.38.95
De Algemene Directie Externe Communicatie Kanselarij van de Eerste
Minister kan u bereiken op het volgende adres: cmr@premier.fed.be