VNG

VROM neemt kritiek VNG op Wet ro ter harte

Na eerdere stevige kritiek van de VNG op het wetsvoorstel Wro heeft VROM besloten op een aantal belangrijke punten de VNG tegemoet te komen. In het overleg met de Tweede Kamer op 1 december aanstaande komt een brief van de minister aan de orde, waarin zij aangeeft hoe zij het wetsvoorstel wil aanpassen. De VNG vindt het positief dat het kabinet inmiddels een spoedwet planschade in voorbereiding heeft. Voorts wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een projectbesluit, als opvolger van de zelfstandige projectprocedure van het huidige artikel 19 Wro. Daarmee kan sneller ingespeeld worden op gewenste ontwikkelingen binnen de gemeente, waarvoor anders de normale bestemmingsplanprocedure zou moeten worden gevolgd. Ook reageert de VNG met instemming op het voornemen om waarborgen in te bouwen waardoor de verordenende bevoegdheid van rijk en provincies zeer selectief en pas na overleg met betrokken gemeenten zal worden uitgeoefend.

Ondanks deze verbeteringen vindt de VNG dat ook op een aantal andere punten het wetsvoorstel veranderd moet worden. Zo pleit de VNG ervoor om de mogelijkheid van onteigening te verbinden aan het projectbesluit, b.v. om te voorkomen dat stedelijke herstructurering jarenlang stagneert.
Ook is de VNG van mening dat de spoedwet planschade niet ver genoeg gaat. De mogelijkheid tot het heffen van leges en het invoeren van de verjaringstermijn zijn daarbij voor gemeenten essentiële punten, die nog aan de spoedwet zouden moeten worden toegevoegd.
Daarnaast bestaat in de gemeentelijke praktijk grote behoefte aan een methode om op eenvoudige wijze financiële voorwaarden te verbinden aan ruimtelijke vrijstellingen en wijzigingen van bestemmingsplannen. De huidige kabinetsvoorstellen voorzien hier niet in, en stemmen niet overeen met het door het kabinet voorgestane gedachtegoed van de ontwikkelingsplanologie.
Tot slot is voor een goede ruimtelijke ordening de wetgeving inzake vergoeding van hogere kosten en verhaal van grondexploitatiekosten in belangrijke mate bepalend.

Den Haag, 28 november 2003