Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 28-11-2003

Standpunt genoctrooien

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT/MT 2432733

28 november 2003

Hierbij ontvangt u twee studierapporten, te weten "De code van het genoctrooi, studie naar de effecten van gen-gerelateerde octrooien op gezondheidszorg en innovatie" (Bureau Van de Bunt) en "De gevolgen van het octrooieren van humane genen voor het wetenschappelijk onderzoek in Nederland" (KNAW). U ontvangt hierbij tevens ons standpunt over de genoemde rapporten.

De studies zijn uitgevoerd naar aanleiding van de toezegging van de Minister van VWS aan de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de Embryowet in oktober 2001. Deze toezegging is herbevestigd, mede namens de Minister van EZ, tijdens het debat met de Tijdelijke Commissie Biotechnologie in januari 2002 over de Integrale Nota Biotechnologie (Kamerstukken II, 27 428) en de Nota Toepassing van genetica in de gezondheidszorg (Kamerstukken II, 27 543).

De eerste studie betreft de effecten van humane-gengerelateerde octrooien op de gezondheidszorg en innovatie en is uitgevoerd door Bureau Van de Bunt te Amsterdam. De Minister van VWS heeft daarbij de Commissie Humane Genoctrooien ingesteld (Stcrt 2002, nr. 220), welke deze studie inhoudelijk heeft begeleid. De tweede studie betreft de effecten van humane-gengerelateerde octrooien op het wetenschappelijk onderzoek en is verricht in opdracht van de Minister van OCW door de Koninklijke Academie van Wetenschappen. De KNAW heeft daartoe de Commissie Genoctrooien ingesteld.

De studies zijn verricht conform de gegeven opdrachten. De vraagstelling is beperkt gebleven tot vooral biologische en juridische aspecten, omdat er over deze aspecten veel misverstanden blijken te bestaan. Ethische aspecten rondom genoctrooien zijn voorshands nog buiten deze studies gelaten, doch omdat over deze aspecten vaak bezorgdheid wordt geuit zal hieraan nog afzonderlijk aandacht worden besteed (ook vanuit internationaal perspectief) in een informatieve notitie die in 2004 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

De Tweede Kamer heeft eerder gevraagd om een integraal toetsingskader voor biotechnologische ontwikkelingen bij de behandeling van de Integrale Nota Biotechnologie (Kamerstukken II, 2000-2001, 27428, nr.'s 2 en 18). Deze nota, waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan ethische aspecten rondom biotechnologie is onlangs aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2002-2003, 27428, nr. 39).

Wij stemmen in met de teneur van beide rapporten. Wij benadrukken dat de thans gepresenteerde studieresultaten en het standpunt daarover een momentopname vormen in een technologiegebied, waarin de ontwikkelingen snel gaan. Dat houdt in dat de ontwikkelingen die nationaal en internationaal plaatsvinden nauwlettend dienen te worden gevolgd. Er kan immers aanleiding zijn om opnieuw aandacht te besteden aan onderwerpen die in dit standpunt aan de orde komen.

Uit de verrichte studies valt onder meer af te leiden dat thans geen aanleiding bestaat om het octrooirechtelijke kader ingrijpend aan te passen of om in internationale fora te pleiten voor afschaffing van humane-gengerelateerde octrooien. Wij zijn het daar mee eens, gelet op het hierboven aangegeven kader van de rapporten, waarin de nadruk ligt op de biologische en juridische aspecten. Dit houdt in dat de hierboven aangekondigde bestudering van de ethische aspecten nog tot nadere conclusies zou kunnen leiden.

De houder van een octrooirecht, heeft slechts het recht om aan anderen te verbieden zonder zijn toestemming, de octrooirechtelijk beschermde uitvinding commercieel toe te passen. Het verwerven van een octrooirecht houdt bijvoorbeeld niet in dat men de octrooirechtelijk beschermde handelingen dan altijd mag verrichten. Een octrooi is namelijk geen vergunning. Het is dus denkbaar dat men ondanks het beschikken over een octrooi, pas de octrooirechtelijk beschermde uitvinding commercieel mag toepassen nadat daartoe een vergunning is verkregen, bijvoorbeeld vanwege vereisten in verband met veiligheid, gezondheid of milieu. Het niet-octrooieerbaar verklaren van bepaalde uitvindingen is in het algemeen geen goed middel om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Het onthouden of ontnemen van een octrooirecht aan één partij betekent namelijk dat een ieder de betrokken handeling in beginsel zal mogen verrichten, tenzij er wet- en regelgeving is die dergelijke handelingen verbiedt of beperkt. Wet- en regelgeving buiten het octrooirecht zal dus altijd nodig blijven om ongewenste handelingen te verbieden of te beperken. Desalniettemin bevat het octrooirecht nationaal en internationaal wel bepalingen waardoor uitvindingen, waarvan de commerciële exploitatie strijdig zou zijn met de openbare orde of goede zeden, niet octrooieerbaar worden geacht.

In het vervolg op de uitgebrachte studierapporten zal de Tweede Kamer in 2004 nog nader worden geïnformeerd over:

* de uitkomst van een nadere verkenning naar de slagkracht van de dwanglicentie in het algemeen belang;

* de ethische aspecten van octrooiering van biotechnologische uitvindingen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken zal u in een separate brief inlichten over haar standpunt over twee reeds door haar voorganger Ybema ontraden moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (Kamerstukken II, 26568 (R 1638) nrs. 33, 35, 40).

Wij vertrouwen gaarne dat hiermee is voldaan aan de behoefte aan meer inzicht in de effecten van gen-gerelateerde octrooien op wetenschappelijk onderzoek, innovatie en gezondheidszorg.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport

drs. Clémence Ross - van Dorp

De Minister van Economische Zaken

mevr. ir. C.E.G. van Gennip, MBA

De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap

Maria J. A. van der Hoeven

1.
Standpunt genoctrooien
Rapport, 28-11-2003

Zie het originele bericht om (PDF) bestanden op te halen