Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie vanBuitenlandse Zaken
Postbus 20061
2500 EB 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486

Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070- 3188188

Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
's-GravenhageI.a.a.:
de Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 22
's-Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DVB/CV ­ 329/03 28 november 2003

Ten vervolge op eerdere brieven aan Uw Kamer over de ontwikkelingen in Irak en de Nederlandse deelneming aan de stabilisatiemacht voor Irak informeren wij u hierbij, mede met het oog op nader overleg met de Vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie, conform artikel 100 lid 1 van de Grondwet en aan de hand van het Toetsingskader 2001, over het besluit van de regering van 28 november jl. tot verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan SFIR, de multinationale stabilisatiemacht voor Irak, voor de duur van zes maanden. Tevens wordt in deze brief antwoord gegeven op het verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken van 7 november jl. over terroristische infiltraties aan de grenzen van Irak (kenmerk 03-BuZa-73).

Zoals bekend draagt Nederland sinds 1 augustus jl. bij aan de multinationale stabilisatiemacht voor Irak. Het Nederlandse mariniersbataljon en de daarbij benodigde ondersteunende eenheden zijn ontplooid in de zuidelijke provincie Al-Muthanna en dragen aldaar bij aan de veiligheid en stabiliteit. Op advies van de Chef Defensiestaf en na overleg met de Britten wordt deze Nederlandse bijdrage tijdelijk versterkt met een extra capaciteit ten behoeve van het vergaren van informatie in het zuidelijke gedeelte van Al-Muthanna. In dit kader is besloten tot inzet van een extra verkenningseenheid. De eenheid bestaat uit ongeveer 70 militairen van het Korps Commandotroepen en is een integraal onderdeel van het Nederlandse bataljon. De eenheid zal zo snel mogelijk worden ingezet. Daarnaast wordt ter versterking van de mobiliteit van het bataljon een vierde Chinook helikopter ingezet. De additionele kosten van deze tijdelijke inzet bedragen ongeveer 1,5 miljoen euro.

In de brief aan Uw Kamer van 6 juni jl., waarin u werd geïnformeerd over het kabinetsbesluit tot deelneming aan de multinationale stabilisatiemacht voor Irak, heeft de regering de mogelijkheid tot verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage, na afloop van de eerste zes maanden, reeds aangegeven.

Kern van het besluit-

Het kabinet heeft tijdens de vergadering van de Ministerraad van heden besloten tot verlenging van de huidige Nederlandse militaire bijdrage aan de multinationale stabilisatiemacht voor Irak, voor de duur van in beginsel zes maanden (van medio januari 2004 tot en met medio juli 2004). Dit besluit wordt genomen binnen de bestaande parameters, met name VN Veiligheidsraadresoluties 1483 en 1511. De omvang van het Nederlandse detachement, in totaal ongeveer 1125 militairen, zal niet worden gewijzigd.

Het Nederlandse detachement zal op basis van het eerdere verzoek van het Verenigd Koninkrijk ingezet blijven in het zuiden van Irak, hoofdzakelijk in de provincie Al-Muthanna. Deze provincie valt onder de verantwoordelijkheid van de Brits geleide Multinational Division South East (MND SE). Derhalve loopt de operationele commandolijn via dit multinationale divisiehoofdkwartier in Basra en vervolgens via het Amerikaanse hoofdkwartier in Bagdad (CJTF-7) naar het Amerikaanse Central Command (CENTCOM), dat de militaire operatie aanstuurt.

In deze brief wordt nader ingegaan op de aandachtspunten die in het Toetsingskader 2001 zijn opgenomen.

Gronden voor voortzetting van de deelneming-

In de brief aan Uw Kamer van 6 juni jl. inzake Nederlandse deelneming aan de stabilisatiemacht voor Irak werd gesteld dat internationale betrokkenheid in Irak zowel op civiel als op militair gebied vereist is. Het creëren van veiligheid en stabiliteit in Irak is en blijft een voorwaarde voor humanitaire hulpverlening en het politieke en economische wederopbouwproces, en is van groot belang voor de stabiliteit in de regio.

Vanaf 1 augustus jl. draagt het Nederlandse detachement in Al-Muthanna bij aan het creëren van veiligheid en stabiliteit in deze zuidelijke provincie. Het detachement schept op die manier een voorwaarde voor het politieke en economische wederopbouwproces van dit deel van Irak. Dit politieke en economische wederopbouwproces staat op dit moment onder leiding van de Coalition Provisional Authority (CPA). In de provincie Al-Muthanna zijn op dit terrein goede vorderingen gemaakt. Om dit proces tot een goed einde te brengen blijft het versterken en waarborgen van veiligheid en stabiliteit evenwel essentieel. Om die reden dient de bevolking in Al-Muthanna, ook in de komende periode Nederlandse militaire steun te krijgen. Het Nederlandse detachement voert gezamenlijk met Irakezen patrouilles uit, leidt Iraakse politie op, traint deze en ondersteunt de lokale nieuwe politieke structuren. Daarmee bevordert het Nederlandse detachement de mogelijkheid tot een snelle overdracht van bevoegdheden aan de Iraakse bevolking.

VN-Veiligheidsraadsresolutie 1483 blijft de politieke en juridische basis voor de Nederlandse deelneming aan de multinationale stabilisatiemacht. De unanieme aanvaarding van resolutie 1511 door de VN-Veiligheidsraad op 16 oktober jl. heeft het mandaat van de internationale militaire presentie in Irak versterkt.

Politieke aspecten

Politieke ontwikkelingen

Op politiek vlak is het fundament gelegd waarop de komende maanden de volgende politieke wederopbouwfases zullen rusten. Over deze politieke ontwikkelingen in Irak heeft de regering het parlement sinds de ontplooiing van de Nederlandse bijdrage aan de stabilisatiemacht diverse malen schriftelijk en mondeling geïnformeerd.

Op 13 juli werd de Iraqi Governing Council (IGC) in het leven geroepen, die op zijn beurt een in september aangetreden ministerploeg heeft benoemd. De IGC en de ministers geven inmiddels hun werkzaamheden vorm, in nauwe samenwerking met de CPA. Alle 25 opgerichte Iraakse ministeries zijn inmiddels operationeel.

Zoals verzocht in Veiligheidsraadresolutie 1511 heeft de IGC een tijdpad en een programma voor het politieke wederopbouwproces aan de VN-Veiligheidsraad voorgelegd. Dit tijdpad en programma is gebaseerd op de 'Agreement on political process' tussen IGC en CPA d.d. 15 november 2003. De volgende data worden hierin vastgelegd:


-Uiterlijk op 28 februari 2004 zullen IGC en CPA een zogenaamde "Fundamental Law" (interim-grondwet) aanvaarden die het juridische kader waarbinnen de Iraakse overgangsregering zal opereren, vast zal leggen. Deze interim-grondwet zal de beginselen van de Iraakse staat vastleggen (o.a. democratie, rule of law, civiele controle over veiligheidsstructuren);


-Uiterlijk eind maart 2004 zullen IGC en CPA een veiligheidsovereenkomst sluiten die de status en de rol van Coalitietroepen bepaalt. Naar verwachting zullen de Coalitietroepen een belangrijke rol moeten blijven spelen in het creëren van een stabiele en veilige omgeving in Irak;


-Uiterlijk 31 mei 2004 zullen in alle achttien provincies vertegenwoordigers worden geselecteerd die zitting zullen nemen in een overgangsparlement. Dit overgangsparlement zal vervolgens bijeenkomen om de ministers van een overgangsregering te kiezen. Met de verkiezing van het overgangsparlement wordt de IGC ontbonden;


-De gekozen overgangsregering zal op 30 juni 2004 door de CPA worden erkend. Op 1 juli 2004 zullen de IGC en de CPA opgeheven worden en zal de overgangsregering alle bestuursverantwoordelijkheden overnemen;


-In juli of augustus 2004 zal de verantwoordelijkheid voor de Iraakse veiligheidsstructuren volledig aan de Iraakse ministeries worden overgedragen;


-Uiterlijk 15 maart 2005 zullen nationale verkiezingen voor een Constitutionele Conventie worden gehouden. Deze direct gekozen Constitutionele Conventie zal een ontwerp-grondwet opstellen. Hierover zal een maatschappijbrede discussie plaatsvinden;


-In de tweede helft van 2005 zal een referendum worden gehouden over de nieuwe grondwet;


-Uiterlijk 31 december 2005 zullen, op basis van de nieuwe grondwet, verkiezingen voor een nieuwe regering worden gehouden. De overgangsregering en het overgangsparlement houden dan op te bestaan.

De helderheid over het politieke proces die op 15 november jl. is ontstaan en die een spoedige overdracht van de bestuurmacht aan de Irakezen mogelijk maakt, geeft een positief signaal af aan de Iraakse bevolking. Het is echter momenteel de vraag of de verslechterde veiligheidssituatie en de verdeeldheid binnen de IGC of van Iraakse politieke groeperingen gevolgen zal hebben voor het op gang brengen en voltooien van dit proces. Hierdoor zal Irak in de komende maanden de steun van de Coalitietroepen en de internationale stabilisatiemacht dringend nodig hebben, in ieder geval totdat overdracht van verantwoordelijkheden voor de Iraakse veiligheidsstructuren aan Iraakse ministeries zal hebben plaatsgevonden (voorzien voor juli of augustus 2004).

Over het algemeen is in Irak en door de internationale gemeenschap positief gereageerd op de aankondiging van dit nieuwe plan. In Irak hebben de meeste leden van de IGC waaronder de Koerdische leider Jalal Talabani, die op dit moment tevens voorzitter van de IGC is, en een aantal leiders van de Shi'ietische meerderheid het plan verwelkomd. Secretaris-generaal van de VN Annan heeft het nieuwe plan "bemoedigend" genoemd. Hij heeft aangegeven dat de VN nog geen besluit heeft genomen over de rol die de organisatie in dit proces op zich zou willen nemen. Een ondersteunende en adviserende rol bij het politieke proces dat volgens het plan in juli 2004 onder leiding van de nieuwe Iraakse interim regering van start zou moeten gaan, is volgens de VN wenselijk, mede omdat de VN over veel ervaring terzake beschikt. De VN beraadt zich daarnaast over de terugkeer van de internationale VN staf naar Irak. Duidelijk is dat de VN vooralsnog op korte termijn geen substantiële aanwezigheid in Irak voorziet.

Frankrijk, Duitsland en Rusland hebben in beginsel positief gereageerd op het plan van Bremer, maar pleiten voor een substantiële rol voor de VN in het proces. Frankrijk heeft laten weten dat overdracht van bestuursmacht sneller plaats zou moeten vinden dan het plan voorziet.

Over de noodzaak en de wenselijkheid van een nieuwe Veiligheidsraadresolutie om de steun van de Veiligheidsraad voor het nieuwe plan vast te leggen, wordt op dit moment gediscussieerd. De Verenigde Staten zijn van mening dat dit niet noodzakelijk is.

Internationaal heeft de IGC de afgelopen maanden aan erkenning gewonnen. De aanvaarding van Veiligheidsraadresolutie 1511 heeft hier sterk aan bijgedragen. In deze resolutie wordt gesteld dat de IGC in de transitieperiode de soevereiniteit van de staat Irak belichaamt. De resolutie heeft voorts de territoriale integriteit van Irak opnieuw benadrukt en vastgesteld. Buurlanden van Irak, en in algemenere zin Arabische en Islamitische landen, hebben in verschillende fora de IGC als officiële vertegenwoordiger van Irak aanvaard. In deze hoedanigheid heeft de IGC deelgenomen aan bijeenkomsten van de Arabische Liga, van de OPEC en van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC).

De verhoudingen tussen Irak en zijn buurlanden vertonen geen bijzondere problemen, maar zijn nog altijd zeer gevoelig. Zo ontstond in Irak de afgelopen weken commotie naar aanleiding van de Turkse bereidheid om troepen bij te dragen aan de stabilisatiemacht. De IGC, en met name de Koerdische leden van de IGC, reageerde in eerste instantie afwijzend. Na overleg met CPA verklaarde de IGC zich bereid de eventuele komst van Turkse troepen bespreekbaar te maken. Mede naar aanleiding van de Iraakse reserves heeft Turkije op 7 november jl. besloten geen troepen naar Irak te zenden.

Rol multinationale troepenmacht in het politieke proces-

Veiligheidsraadresolutie 1511 bepaalt dat het de taak is van de multinationale macht om veiligheid en stabiliteit, de voorwaarden voor het voltooien van het politieke en economische wederopbouwproces, te waarborgen. De multinationale macht wordt opgeroepen om bij te dragen aan het scheppen van voorwaarden waardoor het Iraakse volk in vrijheid een tijdpad en programma voor het politieke wederopbouwproces, en aldus zijn eigen toekomst, kan bepalen. Daarnaast zal SFIR voor de veiligheid van personeel van de "United Nations Assistance Mission for Iraq" (UNAMI), van de IGC en van andere Iraakse overheidsinstellingen zorgdragen. Om dit te bewerkstelligen is SFIR geautoriseerd om alle noodzakelijke maatregelen te treffen.

De Veiligheidsraad heeft verder bepaald dat het mandaat van SFIR automatisch zal vervallen op het moment dat het politieke proces, zoals het in resolutie 1511 wordt beschreven, is voltooid. Indien dit proces niet binnen een jaar, dat wil zeggen na juli 2004, zal zijn afgerond, zal de Veiligheidsraad op de missie van SFIR terugkomen. Verder is de Verenigde Staten gevraagd om, mede namens de aan SFIR deelnemende landen, de Veiligheidsraad minimaal eens in de zes maanden verslag uit te brengen over de verrichtingen van SFIR.

Economische ontwikkelingen-

Zoals reeds vermeld in de brief van de regering d.d. 6 juni jl. verkeert de economie van Irak in een deplorabele toestand na decennia van economisch wanbeleid, oorlogen en sancties. Ook al is reeds een begin gemaakt met de economische wederopbouw, de huidige situatie, zeven maanden na de val van het regime van Saddam Hoessein, is nog verre van bevredigend. Er zal nog veel moeten gebeuren om het economische tij ten goede te doen keren. Dankzij het feit dat Irak beschikt over één van de grootste oliereserves ter wereld, een relatief goed opgeleide beroepsbevolking en vruchtbare landbouwgronden kan dit betrekkelijk snel gaan. Daartoe is evenwel noodzakelijk dat de veiligheidssituatie verbetert.

De eerste stappen voor een overgang naar de vrije markt zijn reeds gezet. Op 22 en 23 september jl. heeft de Iraakse minister van Financiën Kamel al-Kilane tijdens een IMF bijeenkomst in Dubai vergaande economische hervormingen aangekondigd. Deze hervormingen zijn erop gericht een vrije markteconomie in Irak in te voeren en liberalisering van diverse sectoren, onder andere buitenlandse investeringen, het bankwezen, belastingen en tarieven, te bevorderen.

Overgang naar een vrije markt op het gebied van voedselvoorziening zal de volgende moeilijke etappe zijn. Vóór het conflict was zestig procent van de bevolking volledig afhankelijk van voedseldistributie door middel van het zogenaamde "Public Distribution System" (PDS) van het Olie-voor-Voedsel programma van de Verenigde Naties. Met het oog op de invoering van een vrije markt voor voedsel is in Veiligheidsraadresolutie 1483, aanvaard op 22 mei 2003, vastgesteld dat dit programma op 21 november zou worden beëindigd. Dit is inmiddels relatief probleemloos verlopen. Het PDS, evenals de andere verantwoordelijkheden die aan het programma verbonden zijn, zijn grotendeels aan de CPA en de IGC overgedragen. Aangezien deze beide instellingen nog weinig ervaring hebben met het PDS blijft het ´World Food Program´, dat tot nog toe verantwoordelijk was voor het Olie-voor-Voedsel programma, betrokken bij de uitvoering van het programma.

Ook de verkoop van olie werd in resolutie 1483 aangepast aan de nieuwe situatie in Irak. Export van olie en het besteden van de inkomsten hieruit staan sinds mei jl. onder controle van de CPA en de IGC. De oliesector is overigens uitgezonderd van bovengenoemde economische hervormingen. Deze sector zal derhalve vooralsnog onder staatscontrole blijven.

Humanitaire situatie

Na de aanslag op het VN-hoofdkwartier in Bagdad op 19 augustus jl. heeft UNHCR zijn werkzaamheden inzake het faciliteren van de terugkeer van Irakezen vanuit buurlanden opgeschort. Vanuit West-Europa vindt op kleine schaal vrijwillige terugkeer van vluchtelingen plaats. Via het programma voor vrijwillige terugkeer van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zijn de laatste maanden vanuit Nederland enkele tientallen vluchtelingen naar Irak, en onder meer naar de provincie Al-Muthanna, teruggekeerd.

Hoewel er geen sprake is geweest van een grootschalige humanitaire catastrofe zijn er wel degelijk humanitaire noden. Deze noden zijn grotendeels het gevolg van een combinatie van kwesties voorafgaand aan het militair optreden door de coalitie (sancties, slecht beheer van opbrengsten van de fossiele brandstoffen) en de plunderingen en anarchie die ontstonden na het optreden door de coalitie. Om deze reden is door de regering tijdens de conferentie in Madrid 5 miljoen Euro toegezegd voor leniging van humanitaire noden in 2004.

De huidige problemen in Irak worden grotendeels veroorzaakt door het gebrek aan veiligheid. De verslechterde veiligheidsituatie heeft onder meer geresulteerd in de gedeeltelijke terugtrekking van medewerkers van de Verenigde Naties en enkele NGO's. Ook humanitaire werkers zelf zijn nu doelwit geworden in een reeks van bloedige incidenten. Naast de bekende aanslagen op het VN kantoor en het hoofdkantoor van het ICRC in Bagdad zijn twee medewerkers van de door Nederland gefinancierde NGO Mine Action Group (MAG) recent om het leven gekomen, evenals twee ICRC medewerkers elders in Irak. Het ICRC heeft naar aanleiding van de aanslag op het hoofdkantoor van 27 oktober jl. een deel van haar buitenlandse staf teruggetrokken. Een volledige terugtrekking van het ICRC uit Irak is evenwel vooralsnog niet aan de orde. Een aantal NGO's heeft het voorbeeld van ICRC inmiddels gevolgd, en (een groot deel van) de buitenlandse staf teruggetrokken (veelal naar Amman). Veel achtergebleven organisaties 'beschermen' zich door herkenningstekens als naamborden en logo's van auto's en gebouwen te verwijderen, maar zetten werkzaamheden voort; een toenemend aantal organisaties heeft Irak inmiddels om redenen van onveiligheid geheel verlaten. De VN heeft aangegeven dat, ondanks de reductie in internationale stafleden, voldoende nationale staf actief is in Irak om essentiële humanitaire taken te kunnen uitvoeren, maar deze situatie kan natuurlijk niet eindeloos voortduren.

De veiligheidsproblematiek heeft overigens al tot gevolg dat particuliere en multilaterale organisaties grote moeite hebben om beschikbare fondsen voor humanitaire hulp te besteden. Beveiliging van humanitaire organisaties is een complexe aangelegenheid, met name omdat veel van deze organisaties hun neutraliteit van zeer groot belang achten en van mening zijn dat deze zich niet laat rijmen met bewapende bescherming door de stabilisatiemacht.

De VN gaat er vooralsnog van uit dat aan het einde van 2003 kan worden begonnen met het geleidelijk uitfaseren van humanitaire hulp, dankzij de gunstige prognoses voor de graanproductie (dit jaar tweeëntwintig procent meer opbrengst dan in 2002) en de opheffing van de economische sancties. Gezien het grillige verloop van de ontwikkelingen moet worden afgewacht of de VN in dit opzicht gelijk zal krijgen. Een voedselcrisis is weliswaar op korte termijn afgewend, maar een groot deel van de bevolking blijft voorlopig afhankelijk van hulp. Het World Food Programme (WFP) heeft tijdens onderhandelingen over een kleine driehonderd contracten 2,2 miljoen ton voedsel met een waarde van ruim 900 miljoen dollar veiliggesteld. Deze voorraad is voldoende om tot juni 2004 voedsel te distribueren.

Wederopbouw-

De prioriteiten voor Irak verschuiven nu merkbaar van eerstelijns humanitaire hulp naar wederopbouw. Een goede coördinatie van het wederopbouwproces is van groot belang, waarbij Irakezen een leidende rol zouden moeten spelen. Het wederopbouwproces komt inmiddels langzaam op gang en een aantal resultaten is reeds geboekt. Voorzieningen op het gebied van elektriciteit, water, gezondheidszorg, onderwijs en telecommunicatie zijn in vergelijking met enkele maanden geleden aanmerkelijk verbeterd. Daarnaast zijn in de meeste Iraakse plaatsen stadsbesturen en gemeenteraden geïnstalleerd.

Er moet echter nog veel gebeuren. De VN en Wereldbank hebben de wederopbouwnoden van Irak geraamd op 36 miljard dollar voor de periode 2004 tot en met 2007. Daarnaast komt de CPA tot een bedrag van 20 miljard dollar voor sectoren die niet verwerkt zijn in de analyse van VN en Wereldbank, zoals veiligheid en olie. In totaal 61 landen hebben bij de donorconferentie voor Irak, die op 23 en 24 oktober in Madrid heeft plaatsgevonden hun bereidheid uitgesproken de nieuwe Iraakse regering en de wederopbouw van het land financieel of op een andere wijze te steunen. Van de 56 miljard dollar die genoemd werden in de zogenaamde "needs assessment" van de Wereldbank en de VN is 33 miljard dollar aan schenkingen en leningen toegezegd. Alhoewel dit bedrag niet de totale behoefte dekt, kan met de toegezegde middelen een begin met de wederopbouw worden gemaakt. VN en Wereldbank geven aan dat mettertijd investeringen steeds meer gedekt zullen worden door overheidsinkomsten of de particuliere sector. Daarmee zal de behoefte aan donorondersteuning afnemen Nederland heeft tijdens deze conferentie een bedrag van 13 miljoen euro ter beschikking gesteld. Te betreuren valt dat Frankrijk, Rusland en Duitsland geen financiële steun hebben toegezegd.

Wederopbouw is echter niet mogelijk zonder verbetering van de veiligheidssituatie. Zoals ook het geval is bij de humanitaire hulpverlening hebben de minimale bezetting en de voortdurende onveiligheid gevolgen voor de uitvoering van de wederopbouwactiviteiten. Tijdens de conferentie gaven VN en Wereldbank nogmaals te kennen dat ook voor uitvoering van activiteiten vanuit de nieuwe International Reconstruction Fund Facility for Iraq de veiligheidssituatie cruciaal is. Donoren benadrukken dat deze faciliteit snel in werking moet treden. Gezien de minimale aanwezigheid van VN en Wereldbank, die de faciliteit zullen beheren, is het echter de vraag wanneer deze in werking zal kunnen treden.

Mandaat SFIR-

VN-Veiligheidsraadresolutie 1483, die een beroep doet op lidstaten bij te dragen aan de stabiliteit en veiligheid in Irak, vormt nog steeds de politieke en juridische basis voor de Nederlandse deelneming aan de stabilisatiemacht. De unanieme aanvaarding van resolutie 1511 door de VN-Veiligheidsraad brengt geen wijziging in de bestaande structuren in Irak, de wijze van bestuur of de rol van de Autoriteit. Deze blijven bepaald door de eerdere resolutie 1483. Wel machtigt ('authorises') de VN-Veiligheidsraad in resolutie 1511 expliciet de aanwezigheid van een multinationale troepenmacht onder verenigd bevel, die alle militaire eenheden omvat afkomstig van zowel de bezettende mogendheden als van andere landen.

Invloed op besluitvorming-

De stabilisatiemacht bestaat uit een coalitie van deelnemende landen die wordt aangevoerd door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Het is van belang dat naast de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk de overige troepenleverende landen voldoende betrokken zijn bij de algemene politiek-militaire beleidsbepaling van de stabilisatiemacht en de informatie-uitwisseling. Daartoe organiseert de Verenigde Staten tweewekelijks een coalitieoverleg in Washington waarin met troepenleverende landen gesproken wordt over onder meer de politieke en economische ontwikkelingen in Irak, de humanitaire situatie en de veiligheidsituatie. Er wordt overleg gevoerd met het Verenigd Koninkrijk en de deelnemende landen in de Britse divisie. Op Nederlands initiatief wordt dit geformaliseerd in het 'Committee of Contributors' voor troepenleverende landen aan de Britse divisie in Zuid-Irak. Voorts zijn troepenleverende landen via nationale vertegenwoordigers in het operationele Amerikaanse hoofdkwartier in Bagdad betrokken bij de militaire commandovoering. Ook heeft Nederland een politieke liaison geplaatst op het Britse divisiehoofdkwartier in Basra.

Deelnemende landen

Aan de door het Verenigd Koninkrijk geleide divisie in Zuid-Irak nemen naast Britse en Nederlandse eenheden tevens Italiaanse, Deense, Litouwse, Noorse, Roemeense, Portugese, Nieuw-Zeelandse en Tsjechische eenheden deel. In de overige divisies van de stabilisatiemacht nemen troepen deel uit een dertigtal landen, waaronder naast de Verenigde Staten, Australië, Polen, Oekraïne, Spanje, Hongarije, Bulgarije, Dominicaanse Republiek, de Filippijnen, Honduras, Kazakstan, Zuid-Korea, Letland, Macedonië, Moldavië, Nicaragua, El Salvador, Slowakije en Thailand.

Militaire aspecten

Taakuitvoering Nederlands detachement-

Ondanks het goede werk dat de Amerikaanse mariniers in Al-Muthanna verricht hebben en de vele projecten die zij hebben opgestart, trof het Nederlandse detachement in Irak aan het begin van de uitzending een zwaar verwaarloosde provincie aan, waar bovendien kort na de oorlog veel geplunderd was. Als deelnemer aan de stabilisatiemacht voor Irak stelt Nederland zich tot doel om bij te dragen aan een veilig en stabiel Al-Muthanna, hetgeen uiteraard afhankelijk is van een reeks factoren. Primair heeft het detachement zich gericht op het verbeteren van de stabiliteit en de orde. Het accent van het optreden lag daarbij op intensieve patrouillegang bij dag en nacht en het inrichten van controlepunten. Daarnaast is veel aandacht besteed aan de begeleiding van konvooien, onder andere om de brandstofvoorziening voor de lokale bevolking zeker te stellen. Deze activiteiten worden waar mogelijk en naarmate de tijd verstrijkt in toenemende mate in nauwe samenwerking met de lokale politie uitgevoerd.

De CIMIC-eenheid van het detachement heeft kort na aankomst een analyse van de lokale problemen gemaakt. Als doel werd gesteld om per 15 november 2003 de vooroorlogse situatie te hebben hersteld en, bij nader te bepalen prioriteiten, een verbetering te bewerkstelligen. Per maand werd een hoofdthema geselecteerd. De eerste maand kregen de eerste levensbehoeften bijzondere aandacht: elektriciteit, water en brandstofvoorzieningen. De tweede maand lag de nadruk op openbare veiligheid, gezondheidszorg en justitie. De derde maand werd toegespitst op het aspect irrigatie in de landbouw, opbouw lokale economie, infrastructuur en telecommunicatie. In deze laatste maand voor de rotatie richt de CIMIC-eenheid zich vooral op onderwijs, welzijn, riolering en publieke welzijnsvoorzieningen. Recent is goedkeuring verleend voor de financiering van een additioneel CIMIC-project ter waarde van 60.000 euro ter verbetering van het sanitair van een vijftiental scholen en een CIMIC-project ter waarde van 38.000 euro gericht op de renovatie van een post van de Iraakse grenspolitie. Uit het Vredesfonds van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een bedrag van 833.000 euro beschikbaar gesteld voor het uitrusten van de Iraakse politie in Al-Muthanna met onder andere transport- en verbindingsmiddelen.

Bij uitvoering van de Nederlandse werkzaamheden zijn de gestelde doelen grosso modo gehaald. Dit heeft stellig bijgedragen aan een veiliger en stabieler Al-Muthanna. Op het gebied van brandstofvoorziening, openbare veiligheid, industrie en onderwijs zijn de gestelde doelen zelfs flink overtroffen. Mede door de opleidingsactiviteiten van het Nederlandse detachement is er steeds meer politie op straat. Momenteel wordt in voldoende mate in de eerste levensbehoeften voorzien en zijn meer goederen verkrijgbaar.

Alle CIMIC-activiteiten vonden plaats in het kader van het zogenaamde beleidskader 'civiel-militaire samenwerking'. De activiteiten werden gedeeltelijk gefinancierd met door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking beschikbaar gestelde middelen, en gedeeltelijk door gebruikmaking van middelen uit het zogenaamde Commanders Emergency Relief Fund. Dit zijn gelden die door de Verenigde Staten (Coalition Joint Task Force 7) en de CPA via de Brits geleide divisie ter beschikking worden gesteld aan militaire eenheden - waaronder het Nederlandse detachement - om in het kader van de missie een veilige en stabiele omgeving te bewerkstelligen.

Sinds het begin van de uitzending van het Nederlandse detachement naar Irak is in de provincie Al-Muthanna verder veel gedaan aan de wederopbouw van het openbaar bestuur. Naast de enorme infrastructurele schade ten gevolge van langdurige verwaarlozing en oorlog werd met name ook een bestuurlijk vacuüm aangetroffen. Gemeenteraden en provincieraad waren niet aanwezig. Van enige controle op het voor een deel corrupte ambtenarenapparaat was geen sprake. Nederland heeft ter ondersteuning van de activiteiten van de CPA advies geleverd over het opzetten van gemeenteraden en een provincieraad. De politieke verantwoordelijkheid voor dit proces lag uiteraard bij de CPA. Overigens is het functioneren van de CPA zowel op nationaal als op provinciaal niveau nog steeds voor verbetering vatbaar.

In oktober hebben getrapte verkiezingen plaatsgevonden voor een nieuwe Gouverneur - eveneens onder verantwoordelijkheid van CPA. De eerdere Gouverneur, sjeik Sami, was op tijdelijke basis door de Amerikanen aangesteld en thans minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; de nieuwe Gouverneur in Al-Muthanna daarentegen is de eerste - min of meer - democratisch verkozen Gouverneur in Irak. Tevens zijn er door CPA - wederom met Nederlandse steun - zogenaamde Terms of Reference geschreven op het gebied van lokaal bestuur. In dit CPA-document is vastgelegd wat de verantwoordelijkheden zijn van het lokaal bestuur, hoe de verschillende lokale bestuursorganen als gemeenteraden, provincieraad en Gouverneur met elkaar verband houden, en op welke wijze deze organen toezicht kunnen houden op het ambtenarenapparaat en de uitvoering van het beleid. Het in Al-Muthanna gekozen bestuursmodel alsmede de reeds genoemde 'Terms of Reference' worden inmiddels elders in Irak gekopieerd.

Veiligheidssituatie

Algemeen

De veiligheidssituatie in Irak verschilt per regio. De meeste aanslagen worden nog steeds gepleegd in centraal Irak. In dit gebied is sprake van een stijging van het aantal incidenten. De in oktober gepleegde aanslagen in Bagdad bevestigen de huidige trend, waarin zogenaamde 'soft targets' in toenemende mate doel zijn van aanslagen. Ook de infrastructuur, in de vorm van olie-installaties en watervoorzieningen, blijft een doelwit.

De laatste weken is sprake van een verslechtering van de veiligheidssituatie. In met name de steden in de Soennitische driehoek en Basra is het aantal aanslagen toegenomen. De coalitietroepen zijn het voornaamste doelwit van de aanslagen. Een aanzienlijk deel van deze aanslagen is een reactie op operaties van de coalitietroepen die gericht zijn op het opsporen van leden van het voormalige regime van Saddam Hoessein door middel van huiszoekingen en invallen. Geweld tegen politiebureaus, functionarissen en burgers is toegenomen. De aanslagen lijken bedoeld om te onderstrepen dat de Amerikaanse troepen niet in staat zijn de veiligheid te garanderen en het land op te bouwen.

In verschillende regio's van Irak neemt de georganiseerde criminaliteit toe. Het gaat vooral om roofovervallen, gewelddadige autodiefstal en drugs-, wapen-, en veesmokkel. Dit werkt belemmerend voor de wederopbouw van Irak en toont het belang de nu nog onvoldoende functionerende veiligheidsorganisaties in Irak op te bouwen tot organisaties die de criminaliteit kunnen bestrijden. De Iraakse veiligheidsorganisatie zal uit vijf verschillende bestanddelen bestaan: politie, leger, grensbewaking, bewaking van essentiële infrastructuur en een civiel verdedigingscorps. Deze zijn beschreven in de brief aan de Kamer van 22 oktober jl. De CPA streeft naar een multi-etnische en multireligieuze samenstelling van deze organisaties. Hoewel in toenemende mate nieuwe politieagenten en andere beveiligingsbeambten worden ingezet, zijn deze nog niet in staat zelfstandig de openbare orde en veiligheid te handhaven. Op 4 augustus jl. is een aanvang gemaakt met het trainen van de eerste zevenhonderd Iraakse rekruten voor het nieuwe Iraakse leger. Het eerste bataljon is op 4 oktober paraat gesteld en valt onder Amerikaans bevel. De tweede groep van duizend rekruten begint na de Ramadan met de opleiding.-

Na de bomaanslag in Najaf op 29 augustus jl., waarbij Ayatollah Mohammed Baqr al Hakim om het leven kwam, hebben diverse shi'ietische politieke partijen en stammen besloten zelf een bijdrage te leveren aan de openbare veiligheid. Op lange termijn kan dit leiden tot een grotere invloed in het wederopbouwproces, inclusief de ontwikkeling van een nieuwe politieke machtstructuur. Essentieel is echter de controle op deze paramilitaire groepen te behouden.

Zuid-Irak-

De aanslag van 12 november jl. op de Italiaanse basis te An Nasiriyah geeft reden tot zorg. Voor het eerst heeft een goed voorbereide aanslag plaatsgevonden buiten de reeds bekende brandhaarden en voor het eerst was een aanslag op deze schaal gericht tegen niet-Britse of Amerikaanse eenheden. Sinds augustus is het aantal aanslagen in het zuiden van Irak gestegen, onder meer in en nabij de stad Basra. Deze bestaan voornamelijk uit het leggen van hinderlagen tegen patrouilles en kleinschalige beschietingen, alsmede aanslagen met behulp van 'Improvised Explosive Devices' (IED). Ruim vijfenzeventig procent van het totaal aantal incidenten in Zuid-Irak concentreert zich in de provincie Basra, de overige vijfentwintig procent vindt voornamelijk plaats in de provincie Maysan nabij de Iraanse grens.

In met name de regio Najaf neemt de politiek-religieuze rivaliteit onder de shi'itische bevolking toe. Deze rivaliteit vormt een veiligheidsrisico. Daarnaast kan onvrede over de voortgang van het politieke wederopbouwproces en de onzekere sociaal-economische ontwikkelingen de instabiele veiligheidssituatie verder verslechteren.

Al-Muthanna-

Er zijn onbevestigde berichten dat evenals in de andere provincies ook in de provincie Al-Muthanna voorbereidingen voor aanslagen zouden worden getroffen. Hiervoor zijn echter geen concrete aanwijzingen. De dreigingsanalyse op het gebied van aanslagen en terrorisme is van laag naar middelhoog bijgesteld. Onderstaande overwegingen lagen ten grondslag aan deze bijstelling.


1.Uit een groot aantal onbevestigde berichten blijkt dat radicale islamitische elementen van elders in toenemende mate Irak proberen binnen te komen c.q. reeds in Irak aanwezig zijn. Al-Muthanna heeft goede verbindingswegen met andere delen van Irak. Radicale elementen zouden hiervan gebruik kunnen maken. In de provincie lopen van oudsher smokkelroutes en het toezicht op de nomadenstammen in de uitgestrekte woestijn is schier onmogelijk. Dat zich onder de passanten terroristen bevinden is niet uit te sluiten. De resultaten van de verkenningsactiviteiten van de coalitie en van door Nederlandse militairen gehouden controles wijzen vooralsnog niet op een verhoogde activiteit van ongewenste elementen in het grensgebied van de provincie Al-Muthanna.


2. Er is sprake van een weliswaar nog gering, maar wel geleidelijk aan toenemend, aantal onbevestigde berichten dat anticoalitie elementen inlichtingen vergaren, plannen zouden beramen, en zouden ronselen onder de lokale bevolking om aanslagen te plegen. Nadere gegevens over daders en specifieke plannen ontbreken op dit moment.


3. Grotere inspanningen van coalitietroepen bij het opsporen van anticoalitie groeperingen en het tegengaan van infiltratie van buitenlandse radicale islamitische elementen kunnen directe repercussies hebben voor de situatie in Al-Muthanna.


4. Er is sprake van een geleidelijke uitbreiding van de gebieden waarin sprake is van (kleinschalige) aanslagen. Naast aanslagen in Bagdad en omgeving, zijn ook Britse troepen in Basra al meerdere keren het doelwit van een aanslag geweest. Hoewel de aanslagen zich tot dusverre met name richten op Amerikaanse en Britse militairen in de Sunnitische driehoek en Basra, alsmede op Iraakse functionarissen die in de ogen van anti-Coalitie groeperingen zouden "heulen" met de nieuwe regering en de "bezetters," is het niet uitgesloten dat de provincie Al-Muthanna hier de komende maanden geleidelijk aan intensiever bij betrokken raakt. De aanslag van 12 november jl. op de Italiaanse basis te An Nasiriyah kan worden gekenmerkt als een trendbreuk.


5. Hoewel de eerste signalen bij het herstel van een lokale structuur voor de ordehandhaving positief zijn, is de kans groot dat het opzetten van een effectief functionerend apparaat in de hele provincie nog enige tijd op zich zal laten wachten. Daardoor kan een klimaat ontstaan dat niet alleen meer criminaliteit en sabotage in de hand werkt, maar ook gunstig is voor het voorbereiden en uitvoeren van terroristische aanslagen.

De gekozen stadsraden en de onlangs ingestelde provincieraad functioneren naar behoren. De politieke ontwikkelingen zijn voor de lokale bevolking een teken dat serieus wordt omgegaan met het politieke wederopbouwproces, waardoor het vertrouwen alsmede de geloofwaardigheid van de besturen worden gesterkt. Een werkelijk effectief bestuur in de hele provincie zal echter nog enige tijd op zich laten wachten.

De veiligheidssituatie in Irak is verslechterd. Reeds vanaf de aanvang van de Nederlandse bijdrage aan SFIR is rekening gehouden met de mogelijkheid van aanslagen. Aanslagen op Nederlandse eenheden waren en zijn niet uit te sluiten. Aan de hand van ervaringen bij aanslagen elders in Irak worden de Nederlandse veiligheidsmaatregelen voortdurend getoetst met het oog op mogelijke verbeteringen. Daardoor worden de veiligheidsrisico's voor de Nederlandse militairen zo beperkt mogelijk gehouden en binnen de huidige omstandigheden aanvaardbaar geacht.


---

Het Verenigd Koninkrijk heeft voor verkenningsactiviteiten op strategisch niveau voldoende middelen zoals helikopters, bemande en onbemande verkenningsvliegtuigen tot zijn beschikking. De regering is ervan overtuigd dat de Coalitie alle voor Nederland relevante inlichtingen met haar deelt; tot dusverre zijn de verzoeken van de Nederlandse bataljonscommandant om luchtverkenningen gehonoreerd. In de beantwoording van de kamervragen van de leden Wilders, Eurlings en Koenders van 5 november jongstleden (kenmerk 2030402390) wordt ingegaan op inlichtingen en verkenning.

Militaire opdracht-

De militaire opdracht van het Nederlandse bataljon berust, naast Veiligheidsraadresoluties 1483 en 1511, op de missie zoals verwoord in het 'Memorandum of Understanding' dat is gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk en de participerende landen in het Brits geleide divisievak. De doelstelling van de operatie is te assisteren bij de wederopbouw van Irak door het creëren van een veilige en stabiele omgeving. De Nederlandse bijdrage is gericht op de ondersteuning van de volgende specifieke taken waarvoor de verantwoordelijkheid berust bij de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.


·Het herstel en de handhaving van de veiligheid en de stabiliteit;


·Het mogelijk maken van activiteiten van humanitaire organisaties;


·Het laten functioneren van de essentiële openbare nutsvoorzieningen en de infrastructuur die noodzakelijk zijn voor politiek en economisch herstel;


·Het ondersteunen van coalitieactiviteiten voor de beveiliging en de ontmanteling van alle locaties die verband houden met massavernietigingswapens;


·De verwijdering van restanten van het regime van Saddam Hoessein;


·De beveiliging en de opslag van militaire uitrusting;


·Het beveiligen van politiebureaus en financiële en culturele instellingen;


·Het mogelijk maken van betalingen aan lokale werknemers in de nutsvoorzieningen met fondsen van de CPA.

Het Nederlandse detachement ressorteert onder de Autoriteit. Dit resulteert in taken op het gebied van openbare orde en veiligheid. Om een daadwerkelijke bijdrage aan de wederopbouw te leveren en de acceptatiegraad van het detachement bij de bevolking te verhogen, worden projecten in de sfeer van civiel-militaire samenwerking (CIMIC) uitgevoerd. Daartoe is de organisatie van het detachement op dit punt versterkt.

Wijze van optreden
De operatie is gericht op het creëren van veiligheid en stabiliteit in de provincie Al-Muthanna en om een snelle overdracht van verantwoordelijkheden aan de Iraakse bevolking te bevorderen. Om dit proces te ondersteunen wordt zoveel mogelijk gezamenlijk met de Iraakse politie opgetreden, zowel bij controlepunten als tijdens patrouilles. De gehele operatie wordt mede uitgevoerd op basis van inlichtingen en informatie, die voor een steeds groter deel vrijwillig door de Iraakse bevolking worden aangedragen. Aan de hand van inlichtingen vinden gerichte acties plaats. Het militaire optreden is mede gericht op het voorkomen van criminele activiteiten zoals het stelen van auto's, het illegaal aftappen van water en brandstof uit pijpleidingen en smokkel van wapens, drugs en vee. Criminele activiteiten worden ook door de lokale bevolking als een probleem gezien. Door het resolute optreden tegen criminelen in samenwerking met de lokale politie heeft het Nederlandse contingent het vertrouwen van de bevolking gewonnen hetgeen resulteert in een toenemende bereidheid van de bevolking informatie over anti-coalitie en criminele elementen in de samenleving te verstrekken. Criminelen die worden aangehouden, worden overgedragen aan de lokale politie. Het Nederlandse optreden heeft ook bijgedragen aan de beschikbaarheid van brandstof. Hierdoor is een bron van onrust onder de bevolking weggenomen en is er sprake van relatieve rust en orde in Al-Muthanna.

Lokaal wordt nauw samengewerkt met de vertegenwoordiger van de CPA. De politiek adviseur van het detachement en het CIMIC-team werken vanuit dezelfde locatie als de CPA-vertegenwoordiger in As-Samawah. De CPA-vertegenwoordiger in Al-Muthanna en de Nederlandse detachementscommandant geven wekelijks een presentatie aan de lokale media. De detachementscommandant en zijn ondercommandanten voeren regelmatig overleg met de lokale autoriteiten.

Vereist militair vermogen
Het verantwoordelijkheidsgebied van de Britse divisie, de 'Multinational Division South-East' (MND SE) omvat de provincies Basra, Maysan, Dhi Qar en Al-Muthanna. Een Italiaanse brigade is gevestigd in de provincie Dhi Qar. De provincies Basra en Maysan vallen onder Brits gezag met een beperkte Deense en Litouwse bijdrage.

Het grootste deel van het Nederlandse detachement opereert vanuit de hoofdlocatie in As-Samawah en de twee compagnieslocaties in Ar-Rumaythah en Al-Khidr. Het helikopterdetachement is in Tallil gevestigd en het Contingentscommando en een deel van de logistieke ondersteuning zijn gesitueerd in Shaibah, nabij Basra. De divisie heeft een reserve-eenheid beschikbaar. De Nederlandse commandant kan indien hij dat noodzakelijk acht een verzoek tot luchtsteun doen aan de aanwezige luchtstrijdkrachten van de Coalitie. Op het vliegveld van Basra en op de locaties Shaibah en As-Samawah zijn logistieke steunpunten ingericht.

Geweldsinstructie (Rules of Engagement)

Er hebben zich de afgelopen periode geen problemen noch ontwikkelingen voorgedaan inzake de geweldsinstructie. De huidige geweldsinstructie is helder en werkbaar. Nederland heeft de geweldsinstructie overgenomen van de 'lead nation', in dit geval het Verenigd Koninkrijk. Deze is robuust. Dit betekent dat er ruime bevoegdheden zijn voor 'force protection' en het creëren van een veilige en stabiele omgeving. De ROE bieden voldoende mogelijkheden om ook in geval van eventuele vijandelijkheden of ongeregeldheden de taken uit te voeren.

Bevelstructuur
De militaire operatie in Irak staat onder leiding van de Verenigde Staten. De commandant van de Coalition Joint Task Force-7 (CJTF-7) leidt vanuit Bagdad de operaties in Irak. Op dit moment vervullen zeven Nederlandse militairen functies op dit hoofdkwartier. Irak is opgedeeld in vier sectoren. Het Brits geleide divisievak, MND SE, waarvan het Nederlandse detachement deel uit maakt, is de meest zuidelijke sector. Nederland heeft thans zes militairen en een politieke liaison geplaatst in het Britse hoofdkwartier in Basra. Om invulling te geven aan de Britse wens tot verdergaande internationale samenstelling van dit hoofdkwartier zal de Nederlandse bijdrage worden verhoogd tot 22. In het hoofdkwartier van de Pools geleide divisie, ten noorden van de Brits geleide divisie, is Nederland met zes militairen vertegenwoordigd. Hierdoor blijft Nederland op de hoogte van de ontwikkelingen binnen het naastgelegen divisievak en op het hoofdkwartier te Bagdad. De overige sectoren, waaronder de stad Bagdad, vallen onder Amerikaans bevel.

Het Nederlandse detachement valt rechtstreeks onder de Brits geleide divisie. Het operationele commando over het Nederlandse detachement is overgedragen aan de Britse divisiecommandant. Nederland behoudt echter zelf het oppergezag ('full command') over de uitgezonden troepen. De Chef Defensiestaf ziet via de Contingentscommandant te Shaibah toe op een correcte toepassing van de gegeven opdrachten binnen de grenzen van het Nederlandse mandaat. Indien nodig zal de Chef Defensiestaf namens de minister van Defensie nadere richtlijnen uitvaardigen.

Geschiktheid en beschikbaarheid-

De Nederlandse krijgsmacht beschikt over eenheden die geschikt en beschikbaarheid zijn voor de voortzetting van de operatie. Op 15 november jl. is het commando over het detachement overgedragen aan SFIR II. De kern van deze rotatie bestaat uit het tweede mariniersbataljon. Deze rotatie zal na vier maanden worden afgelost door een eenheid die grotendeels door de Koninklijke Landmacht zal worden geleverd.

Het Nederlandse detachement telt ongeveer 1125 militairen en bestaat uit de volgende elementen:


·Een infanteriebataljon;


·Een versterkt geniepeloton;


·Een helikopterdetachement met drie helikopters;


·Een veldhospitaal;


·Een detachement van de Koninklijke Marechaussee;


·Een logistieke ondersteuningseenheid;


·Een CIMIC-eenheid, deels afkomstig van de CIMIC Group North;


·Een contingentscommando;


·Militairen werkzaam op de hoofdkwartieren van CJTF-7 te Bagdad, de Pools geleide Multinationale Divisie Central-South te Al-Hillah en de Multinationale Divisie South East te Basra.

Militair advies

Het oordeel van de Chef Defensiestaf is dat verlenging van de operatie in Irak haalbaar en verantwoord is.

Financiële aspecten

De uiteindelijke kosten voor de eerste 6 maanden SFIR zullen naar verwachting lager uitvallen dan geraamd. Op basis van de huidige gegevens wordt uitgegaan van een realisatie tussen de 55 en 60 miljoen euro in plaats van de oorspronkelijk begrote 65 miljoen euro. Reden hiervoor is onder meer dat meer gebruik is gemaakt van eigen transportcapaciteit dan waarmee rekening werd gehouden, waardoor minder inhuur hoefde plaats te vinden. Daarnaast was de inhuur van transportmiddelen minder duur dan geraamd.

Met de verlenging van de operatie met een half jaar zijn aanmerkelijk minder kosten gemoeid ­ ongeveer 30 miljoen euro - dan het eerste halve jaar omdat de investeringen in met name het opzetten van de benodigde infrastructurele voorzieningen al zijn verricht. De totale uitgaven voor een geheel jaar uitzending zullen naar verwachting tussen de 85 en 90 miljoen euro bedragen.

De thans voorziene vrije ruimte op de HGIS-voorziening voor additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties in 2004 is voldoende groot om de verlenging van de operatie SFIR te kunnen financieren.

De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie

Mr. J. G. de Hoop Scheffer H. G. J. Kamp

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A. M. A. van Ardenne ­ Van der Hoeven


---