Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
d.d. 26 november 2003 ASEA/LIV/2003/88030
Onderwerp Datum
Cumulatie inkomenseffecten 2004 28 november 2003
In het ordedebat van 27 november jongstleden heeft u mij verzocht paragraaf 4.3. uit mijn
brief van 27 november over de cumulatie van inkomenseffecten 2004 (ASEA/LIV/83168) te
verruimen en heldere informatie toe te zenden over specifieke koopkrachteffecten voor
chronisch zieken en gehandicapten.
Om aan het verzoek van uw kamer tegemoet te komen is een aanvullende berekening gemaakt
van de inkomensontwikkeling 2004 voor grote groepen huishoudens, opgenomen in een
steekproefbestand voor de Nederlandse bevolking. In feite is dit een overzicht van een zeer
groot aantal concrete voorbeelden, vanuit presentationeel oogpunt samengevat in een grafiek.
Deze presentatie geeft de best mogelijke indicatie van de in werkelijkheid optredende
inkomensontwikkeling. Natuurlijk heeft ook deze benadering zijn beperkingen, de
werkelijkheid is altijd complexer dan in tabellen of grafieken gevat kan worden.
Deze informatie geeft echter een goed beeld van de uitwerking van de kabinetsmaatregelen
voor 2004 op het inkomensbeeld, ook van chronisch zieken en gehandicapten.
Zoals aangegeven in de brief van 27 november, wordt de spreiding in koopkrachtmutaties
voor een deel veroorzaakt door het generieke inkomensbeeld. De maatregelen in de
huursubsidie dragen bij tot het ontstaan van negatieve koopkrachteffecten. Dit geldt voor de
hogere inkomens ook voor de veranderingen in de adviestabel ouderbijdragen kinderopvang.
De wijziging in de fiscale behandeling van reiskosten draagt bij tot zowel positieve als
negatieve koopkrachtmutaties.
In de meeste gevallen heeft de aanpassing van de eigen bijdrage voor extramurale zorg
negatieve inkomenseffecten. Deze negatieve effecten doen zich met name voor bij de
bovenminimale inkomens. Door de vereenvoudiging van het systeem van eigen bijdragen is er
bij 6% van de gebruikers, met name bij de lagere inkomens, een lagere eigen bijdrage
verschuldigd dan voorheen.
---
Er ontstaan positieve inkomenseffecten als gevolg van de nieuwe tegemoetkomingsregeling
buitengewone uitgaven. Hiervan profiteren vooral ouderen (paren) met een inkomen tot vlak
boven het minimum of met aftrekposten waardoor er geen belasting meer wordt betaald.
Op aandrang van de Kamer wordt vanaf 2004 de fiscale vermenigvuldigingsfactor meer
toegespitst op huishoudens met specifieke uitgaven. Voor personen met specifieke uitgaven
wordt de vermenigvuldigingsfactor verhoogd van 125% of 150% naar 160%. Verder wordt
de vermenigvuldigingsfactor vóór de drempel geplaatst waardoor men eerder in aanmerking
kan komen voor aftrek vanwege buitengewone uitgaven. Dit zorgt voor positieve
inkomenseffecten.
Een koopkrachtdaling ontstaat bij huishoudens met buitengewone uitgaven welke niet meer in
aanmerking komen voor de vermenigvuldingsfactor. Dit betreft ondermeer de standaard
aftrekposten (ziektekostenpremies). Vanwege het chronisch ziekenforfait, het
arbeidsongeschiktheidsforfait en het ouderen forfait komen deze groepen vaker in aanmerking
voor aftrek van deze standaard aftrekposten. In deze gevallen ontstaan dan ook vaker
negatieve koopkrachteffecten. De huishoudens die recht hebben op uitbetaling van hun
aftrekpost via de tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven merken dit pas in 2005. De
tegemoetkoming in 2004 wordt gebaseerd op de situatie in 2003, waarin de
vermenigvuldigingsfactoren nog van toepassing zijn op de standaard aftrekposten.
Voor specifieke groepen kunnen tenslotte negatieve inkomenseffecten ontstaan als gevolg van
de beperkingen in het ziekenfondspakket. Daar staat tegenover dat deze kosten in een aantal
gevallen fiscaal aftrekbaar zijn.
Omdat er geen eenduidige definitie bestaat van de groep gehandicapten en chronisch zieken is
het moeilijk een goed beeld te schetsen voor deze specifieke groep. Om uitsluitend praktische
redenen (beschikbaarheid van gegevens) is de groep gehandicapten en chronisch zieken hier
gedefinieerd als personen met een slechte of wisselende gezondheidstoestand, gebruikers van
thuiszorg en personen waarvoor in de woning speciale voorzieningen zijn aangebracht in
verband met handicap of lichamelijke beperking.
Onderstaande figuren geven een globaal beeld van de spreiding van de koopkrachteffecten
van alle generieke en specifieke maatregelen zoals beschreven in de brief van 27 november.
Figuur 1 geeft een beeld voor de gehandicapten en chronisch zieken, figuur 2 geeft een beeld
voor de overige huishoudens.
---
Figuur 1 Gehandicapten en chronisch zieken
10
---
---
---
---
---
-2
-4
-6
-8
Koopkrachtmutatie generiek+specifiek -10
0 20000 40000 60000 80000 100000
Besteedbaar inkomen
Figuur 2 Totaal excl Gehandicapt en chron. ziek
10
---
---
---
---
---
-2
-4
-6
-8
Koopkrachtmutatie generiek+specifiek -10
0 20000 40000 60000 80000 100000
Besteedbaar inkomen `
Uit de figuren 1 en 2 blijkt dat de spreiding in koopkrachtmutaties vergelijkbaar is.
Koopkrachtmutaties boven de +5% komen onder de gehandicapten en chronisch zieken
minder vaak voor dan onder de overige huishoudens. Koopkrachtmutaties beneden de -5%
komen weinig voor. Dit geldt voor beide groepen. Gehandicapten en chronisch zieken zijn in
dat opzicht dus niet slechter af dan andere huishoudens.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)