Ministerie van Sociale Zaken Directie Werk en Bijstand
en Werkgelegenheid Afdeling Uitkeringen,
Rechten en Plichten
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Instituut Sociaal Raadslieden Anna van Hannoverstraat 4
t.a.v. de heer W.C.P. van den Berg Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
Postbus 13 527
2501 EM Den Haag
Uw brief Ons kenmerk
00/EdA/01.31 W&B/URP/03/41586a
Onderwerp Datum
heffingskorting 28 november 2003
Geachte heer Van den Berg,
In uw bovengenoemde brief, gericht aan de Directeur-generaal Arbeidsmarktbeleid en
Bijstand en aan mij ter afdoening ter hand gesteld, vraagt u aandacht voor de samenloop
van een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet met heffingskortingen ingeval van
verlating c.q. echtscheiding vóór 1 juli van enig jaar. Met betrekking tot deze brief heeft u
een uitstelbericht ontvangen. In aansluiting op de gesprekken die u en uw collega mevrouw
Den Arend hebben gevoerd met de heer J. van der Graaff van dit ministerie, deel ik u hierbij
het volgende mee.
In uw brief verwijst u naar antwoorden die staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën hebben gegeven op Kamervragen van
de SP over de heffingskorting minstverdienende partner en de alleenstaande ouder (TK,
2002-2003, Aanhangsel, 1080). In die antwoorden is aangegeven dat als de
minstverdienende partner in de loop van het jaar door scheiding alleenstaande ouder wordt
en bijstand gaat ontvangen, de over de bijstand afgedragen loonbelasting in de regel
toereikend is om het totale bedrag aan heffingskortingen te benutten. Onder verwijzing naar
berekeningen van de Verrekenafdeling van de dienst SZW van de gemeente Den Haag geeft
u aan dat dit laatste naar uw mening niet juist is. Vanaf 15 mei ontstaat er volgens die
berekeningen een situatie waarin de over de bijstand afgedragen loonbelasting niet
toereikend is om het totale bedrag aan heffingskortingen te benutten.
Ik kan uw standpunt niet delen. In de berekeningen die u heeft overgelegd, wordt ervan
uitgegaan dat de minstverdienende partnerkorting over de periode voorafgaande aan de
verlating c.q. echtscheiding nog niet is vergolden. Als hier wel rekening mee wordt
gehouden, bedraagt het resultaat per 15 juni niet negatief 685,-, maar positief 124,- en
per 30 juni niet negatief 915,- maar negatief 37,-.
---
Bij de beantwoording van de Kamervragen is er ook vanuit gegaan dat betrokkene in de
periode voorafgaande aan de bijstandsverlening de minstverdienende partnerkorting heeft
vergolden. Als belanghebbende ervoor heeft gekozen om dat niet te doen, blijven de
financiële gevolgen van die keuze voor diens rekening. Gelet op het bepaalde in artikel 47
Algemene bijstandswet inzake de toerekening van middelen aan de bijstandsperiode,
beïnvloeden fiscale verplichtingen dan wel rechten, betrekking hebbend op de periode vóór
bijstandsverlening niet de hoogte van de in aanmerking te nemen inkomsten, maar de hoogte
van het vermogen bij aanvang van de bijstandsverlening. In voorkomend geval vallen die
verplichtingen en rechten binnen de huwelijksgoederengemeenschap.
Ik vertrouw er op u met deze informatie van dienst te zijn.
Hoogachtend,
de directeur Werk en Bijstand,
(drs. P.P.L. van Kalmthout)