Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AN9078 Zaaknr: 38392


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 28-11-2003
Datum publicatie: 28-11-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie

Nr. 38.392
28 november 2003
SD

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 juni 2002, nr. BK 812/01, betreffende na te melden beschikkingen op grond van de Huursubsidiewet (hierna: de Wet).


1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikkingen het rekenvermogen als bedoeld in artikel 4 van de Wet per 1 januari 1999 en per 1 januari 2000 vastgesteld op f 194.823 respectievelijk f 200.456. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken bij één beroepschrift in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.


2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.


3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft in de eerste plaats geoordeeld dat de woning aan de a-straat 1 te Q voor toepassing van artikel 6 van de Wet op de vermogensbelasting 1964 moet worden aangemerkt als een bezitting van belanghebbende.
De tegen dit oordeel gerichte rechtsklacht faalt, aangezien dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

3.2. Het Hof heeft in de tweede plaats geoordeeld dat, in verband met de in artikel 34 van de Huursubsidiewet omschreven beperkte taak van de inspecteur, in een procedure als de onderhavige geen rekening kan worden gehouden met de door belanghebbende gestelde uitlatingen van B, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en van de gemeente S. De hiertegen gerichte klacht faalt eveneens, aangezien dit oordeel juist is.


4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.


5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2003.