Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AN9080 Zaaknr: 38755
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 28-11-2003
Datum publicatie: 28-11-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.755
28 november 2003
wv
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van
Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van
29 mei 2002, nr. BK-01/00117, betreffende na te melden aan X te Z
opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 39.783, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de
Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar
een belastbaar inkomen van f 34.083. De uitspraak van het Hof is aan
dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Op grond van artikel 46, lid 1, aanhef en letter a, onder 2º, van
de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn, voorzover hier van belang,
buitengewone lasten de op de belastingplichtige drukkende uitgaven tot
voorziening in het levensonderhoud van bloedverwanten in de rechte
lijn, mits die uitgaven met schriftelijke bescheiden worden
aangetoond.
3.2. Voorzover het middel strekt ten betoge dat enkel onder bijzondere
omstandigheden, waarin geen bancair verkeer mogelijk is en ook geen
gebruik kan worden gemaakt van een internationale postwissel, de
mogelijkheid bestaat de uitgaven op andere wijze aan te tonen dan door
het overleggen van stortingsbewijzen, faalt het. Gelijk de Hoge Raad
heeft overwogen in zijn arrest van 22 maart 2002, nr. 36679, BNB
2002/169, zijn onder schriftelijke bescheiden in voorkomende gevallen
ook andere stukken te begrijpen dan bankafschriften en postwissels.
Wel moet sprake zijn van zodanige schriftelijke bescheiden dat aan de
hand daarvan de juistheid van de in aftrek gebrachte uitgave
redelijkerwijs door de belastingdienst kan worden gecontroleerd.
3.3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende met de door hem
overgelegde bescheiden - bestaande uit drie nota's (door het Hof
aangeduid als money-transferbriefjes) van A B.V. te Q waarop staat
vermeld het bedrag dat belanghebbende aan dat bedrijf heeft
overhandigd met als bestemming een naam en adres, en een schriftelijke
verklaring van de vader - heeft voldaan aan het vereiste dat door
middel van schriftelijke bescheiden is vastgelegd wat de omvang van de
ondersteuning is en wie de ontvanger van de bedragen is alsmede dat
een en ander redelijkerwijze door de Belastingdienst is te
controleren.
3.3.2. Het middel keert zich tegen dit oordeel met het betoog dat aan
de hand van die bescheiden niet kan worden gecontroleerd of de
betalingen de vader van belanghebbende hebben bereikt, omdat niet is
komen vast te staan dat degene die de gestorte bedragen in Suriname
heeft opgenomen, zich moest legitimeren.
3.3.3. Bij zijn voormelde oordeel is het Hof met juistheid ervan
uitgegaan dat het volledige traject van de betalingen, vanaf de
storting van de in geschil zijnde bedragen door belanghebbende bij A
B.V. tot de ontvangst van die bedragen door de vader van
belanghebbende, voor de belastingdienst controleerbaar dient te zijn
aan de hand van schriftelijke bescheiden. In 's Hofs meervermelde
oordeel ligt besloten het oordeel dat aan de hand van de door
belanghebbende overgelegde bescheiden redelijkerwijs kan worden
gecontroleerd of - en kan worden vastgesteld dat - de betalingen de
vader van belanghebbende hebben bereikt. Dit oordeel is van feitelijke
aard en - ook al is niet komen vast te staan dat degene die de
gestorte bedragen in Suriname heeft opgenomen, zich moest legitimeren
- niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie niet met vrucht kan
worden bestreden.
3.4. Het middel slaagt evenwel voor zover daarin wordt betoogd dat het
Hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door aftrek
van een ondersteuning in natura te accepteren. Ingevolge het bepaalde
in artikel 46, lid 1, aanhef en letter a, onder 2°, van de Wet komen
alleen uitgaven die zijn gedaan in geld of in geldeenheden andere dan
de gulden voor aftrek in aanmerking. Derhalve kunnen slechts in aftrek
worden gebracht de op de money-transferbriefjes vermelde bedragen van
respectievelijk f 2050, f 3000 en f 1000.
3.5. Uit het hiervoor onder 3.4. overwogene volgt dat 's Hofs
uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent
het griffierecht en de proceskosten, alsmede de uitspraak van de
Inspecteur, en
vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar
inkomen van f 34.533.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter,
en de raadsheren L. Monné en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de
waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar
uitgesproken op 28 november 2003.
Hoge Raad der Nederlanden