Gemeente Den Haag

december 2003
Overgewicht komt regelmatig voor bij Haagse kinderen (5 december)

Bij 18 procent van de kinderen in Den Haag is sprake van matig of ernstig overgewicht. Dat blijkt uit onderzoek van de GGD Den Haag. Uit gegevens over lengte, gewicht, etniciteit en adres van bijna 30.000 kinderen tussen de drie en acht jaar blijkt bovendien dat kinderen uit achterstandswijken vaker overgewicht hebben dan kinderen uit meer welvarende wijken. Turkse en Marokkaanse kinderen hebben vaker overgewicht, bij Hindostaanse kinderen komt ondergewicht regelmatig voor.

Veruit de meeste kinderen in het onderzoek hebben een normaal gewicht: 81,2 procent van de jongens en 76,1 procent van de meisjes. Ondergewicht komt niet vaak voor, behalve bij Hindostaanse kinderen (11 procent). Overgewicht komt het meeste voor bij Turkse kinderen. Bij 8 procent van de Turkse jongens en meisjes is er sprake van ernstig overgewicht, 17,8 procent heeft matig overgewicht. Marokkaanse kinderen komen op de tweede plaats met 6,7 procent ernstig overgewicht en 16,3 procent matig overgewicht.

Kinderen in wijken met een lagere sociaal-economische status hebben vaker overgewicht dan kinderen in wijken met een hogere sociaal-economische status. Deze conclusie sluit aan bij de uitkomsten van de Vierde Landelijke Groeistudie (1997). Dat betekent niet dat alle kinderen in achterstandswijken te dik zijn en alle kinderen in welgestelde wijken geen overgewicht hebben. Of een kind daadwerkelijk overgewicht heeft, hangt af van een groot aantal factoren.

Prioriteiten
Overgewicht en ondergewicht zijn belangrijke voorspellers van gezondheidsrisico's, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, hoge bloeddruk en gewrichtsklachten. Het is belangrijk om te voorkomen dat kinderen op jonge leeftijd te zwaar zijn, omdat er een grote kans is dat zij dan ook als volwassene overgewicht hebben. Voor de productgroep Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD Den Haag is preventie van overgewicht één van de belangrijkste prioriteiten. Het onderzoek naar overgewicht bij schoolkinderen is een nulmeting, naar aanleiding waarvan JGZ beleid ontwikkelt. Wereldwijd komt overgewicht bij schoolkinderen in de Westerse wereld steeds vaker voor, ook in Nederland. Dat bleek onder meer uit de Vierde Landelijke Groeistudie. Het overgewicht bij schoolkinderen is dan ook geen typisch Haags probleem.

Body Mass Index
Bij het bepalen van overgewicht of ondergewicht hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van de Body Mass Index (BMI), gebaseerd op de lengte en het gewicht van een kind. Deze gegevens zijn overgenomen uit de dossiers van de GGD Den Haag en Thuiszorg Den Haag. Ook zijn gegevens meegenomen over de etnische achtergrond van het kind en de zogenaamde gemeentelijke

achterstandsscores die voor de wijk waar het kind woont de gemiddelde sociaal-economische status weergeven.

Het onderzoek hanteert 'afkappunten' voor ondergewicht en overgewicht. Deze afkappunten zijn boven- en ondergrenzen voor de BMI. Bij een BMI onder de 18,5 is er sprake van ondergewicht, een BMI boven de 25 duidt op overgewicht. De GGD Den Haag pleit naar aanleiding van dit onderzoek voor specifieke afkappunten voor bepaalde etnische groepen. Terwijl lichaamsbouw van Hindostaanse, Turkse, Marokkaanse en autochtone Nederlandse kinderen verschilt, worden nu dezelfde afkappunten gebruikt. Daarom moeten de verschillen tussen etnische groepen met enige voorzichtigheid worden bekeken.