Richtlijnen in faillissementen en surséances van betaling
9. Salarisbepaling
Deze vindt plaats overeenkomstig de Richtlijn salarissen curatoren en
bewindvoerders, zoals vastgesteld in overleg tussen de Nederlandse
Vereniging voor Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten.
Deze richtlijn luidt als volgt:
9.1 Uitgangspunten
a. Deze richtlijn is van toepassing op salarissen van curatoren in
faillissementen en bewindvoerders in (voorlopige) surséances van
betaling, ongeacht de wijze waarop deze faillissementen c.q.
surséances zijn geëindigd.
b. Uitgangspunt voor de vaststelling van het salaris is de bestede
tijd.
c. Het salaris is het product van:
I. het basisuurtarief;
II. het aantal bestede uren;
III. de toepasselijke aanpassingsfactoren welke kunnen leiden tot
verhoging of verlaging van het product.
d. Het salaris, inclusief de verschotten zal wanneer de gefailleerde
een natuurlijk persoon is in de regel niet vastgesteld worden op een
bedrag hoger dan het beschikbaar actief, bij particulieren inclusief
de BTW, bij ondernemers in de zin van de Wet OB 1968, exclusief de
BTW. Bij de vaststelling zal worden aangegeven hoeveel bij toereikend
actief het salaris zou bedragen.
9.2 Het basisuurtarief
a. Het bedrag van het basisuurtarief bedroeg per 1 januari 1996 f 290
( 131,59).(1)
(1) Dit uurtarief wordt jaarlijks per 1 januari (voor het eerst per 1
januari 1997) aangepast met een percentage dat overeenkomt met het
procentuele verschil tussen het indexcijfer CAO lonen per uur
inclusief bijzondere beloningen, reeks voor de Overheid (juli
publicatie), van enig jaar en het overeenkomstige indexcijfer in het
voorafgaande jaar. De Nederlandse Orde van Advocaten zal jaarlijks
tijdig aan de Presidenten van alle Rechtbanken opgave doen van het
aanpassingspercentage. Het uurtarief is per 1 januari 2004 vastgesteld
op 170.
b. In het basisuurtarief zijn begrepen de algemene kosten van de
praktijk, zoals de kosten van:
I. het kantoor;
II. de kantoororganisatie;
III. de secretaresse en de overige personeelsleden, voor zover niet
vallend onder 9.3 en sub b. onder III.
c. Niet in het basisuurtarief zijn begrepen de te specificeren
verschotten zoals:
I. griffierechten;
II. deurwaarderskosten;
III. reis- en verblijfkosten;
IV. taxatiekosten;
V. veilingkosten;
VI. kosten van deskundigen en niet in dienst zijnde hulpkrachten, voor
zover ingeschakeld in overleg met de rechter-commissaris.
Deze kosten worden integraal vergoed. Voor begroting of schatting van
deze kosten is geen aanleiding. Desgewenst dient een specificatie te
worden verschaft.
d. In het basisuurtarief zijn begrepen de niet te specificeren
verschotten welke ten behoeve van de boedel zijn uitgegeven, zoals:
I. portokosten;
II. telefoonkosten;
III. telefax-, telegram- en telexkosten;
IV. fotokopieerkosten.
Deze kosten worden integraal vergoed aan de hand van de volgende
formule: 5% over de eerste f 100.000 ( 45.378) aan salaris, berekend
op basis van het basisuurloon, en 4% over de rest van het aldus
berekende salaris.
9.3 Het aantal bestede uren
a. Het aantal bestede uren wordt door de curator en de bewindvoerder
zo nauwkeurig mogelijk bijgehouden.
b. Bij een verzoek om salarisbepaling en om goedkeuring van
verschotten dient een zo nauwkeurig mogelijke opgave gedaan te worden
van:
I. de bestede uren;
II. de bestede uren van de advocaatmedewerker(s) en stagiaire(s);
III. (indien en voor zover van toepassing) de bestede uren van
niet-juridische medewerker(s);
IV. de verschotten als bedoeld onder 9.2 sub c. en d. hiervoor;
V. een schatting van de in verband met de afwikkeling nog te besteden
uren en nog te verwachten verschotten.
c. De curator c.q. bewindvoerder geeft een aanduiding van de
voornaamste verrichtingen, waaraan de opgegeven uren zijn besteed
alsmede (zonodig) van de kalenderjaren en praktijkjaren waarin de uren
zijn gevallen:
I. bij een verzoek om salarisbepaling;
II. bij ieder verzoek tot vaststelling van een voorschot, als bedoeld
sub 9.6 onder b.
9.4 De aanpassingsfactoren
a. De factoren welke het salaris aanpassen aan bijzondere
omstandigheden van het faillissement c.q. de surséance zijn:
I. het aantal praktijkjaren van de curator of bewindvoerder en zijn
advocaat-medewerker(s) en stagiaires als bedoeld in 9.3 sub b onder
II.
II. het belang van de zaak;
III. andere, in aanmerking komende omstandigheden (zie g.)
In de regel zal het salaris voor een door de curator/bewindvoerder
ingeschakelde "oudere"
kantoorgenoot/advocaat worden berekend op basis hetzelfde aantal
praktijkjaren als de "jongere"
curator/bewindvoerder, tenzij vooraf met de rechter-commissaris anders
is afgesproken.
b. Met betrekking tot het aantal praktijkjaren worden de volgende
factoren toegepast:
I. factor 0,6: korter dan 4 jaar advocaat;
II. factor 0.8: 4 jaar of langer advocaat, doch korter dan 8 jaar;
III. factor 1,0: 8 jaar of langer advocaat, doch korter dan 12 jaar;
IV. factor 1,3: 12 jaar of langer advocaat.
De praktijkjaren worden berekend vanaf de datum van (eerste)
beëdiging.
c. Met betrekking tot het belang van de zaak worden in faillissementen
de volgende factoren toegepast:
I. factor 1,0 : actief is minder dan f 50.000 ( 22.689);
II. factor 1,1 : actief is f 50.000 of meer doch minder dan f 100.000
( 45.378);
III. factor 1,2 : actief is f 100.000 ( 45.378) of meer.
In iedere (voorlopige) surséance wordt een factor tussen 1,0 en 1,2
door de rechtbank bepaald.
d. Ten aanzien van het door een handeling of medewerking van de
curator in het faillissement ten behoeve van derden gerealiseerd
actief, zoals uit hoofde van verkoop van (bezitloos) verpande zaken,
de incasso van (stil) verpande vorderingen en de onderhandse verkoop
van verhypothekeerde zaken wordt voor de factorbepaling bedoeld onder
c. alleen de sub e. te noemen boedelbijdrage bij het actief
meegerekend.
e. Onder boedelbijdrage wordt verstaan de vergoeding die derden
betalen voor handelingen verricht of medewerking verleend ten behoeve
van voor hen gerealiseerd actief. Deze bijdrage valt in de boedel. De
door de curator en zijn medewerker(s) aan deze handelingen bestede
uren worden opgegeven als bedoeld onder 9.3 hierboven.
f. De factoren worden cumulatief (dit is met elkaar vermenigvuldigd)
toegepast en vervolgens afgerond overeenkomstig dit schema:
0,6 0,8 1,0 1,3
1,0 0,6 0,8 1,0 1,3
1,1 0,7 0,9 1,1 1,45
1,2 0,8 1,0 1,2 1,6
g. Als voorbeelden van omstandigheden, als bedoeld sub a. onder III
welke in aanmerking komen voor verhoging of verlaging van salaris,
kunnen worden genoemd:
I. de bijzondere ervaring of mate van specialisatie van de curator of
bewindvoerder;
II. de omvang van het passief en/of het aantal crediteuren;
III. de ingewikkeldheid van het geval;
IV. het bijzondere maatschappelijke en economische belang van de
verrichte werkzaamheden.
9.5 Niet-juridische medewerkers
a. Onder niet-juridische medewerkers worden verstaan medewerkers, die
in belangrijke mate bezig zijn geweest met de begeleiding van een
faillissement of surséance en daarbij werkzaamheden hebben verricht
die normaliter tot de taak van de curator of bewindvoerder horen. Over
het inschakelen van een niet-juridische medewerker vindt voorafgaand
overleg met de rechter-commissaris plaats.
b. De vergoeding van deze niet-juridische medewerkers, voor zover
ingeschakeld in overleg met en met toestemming van de
rechter-commissaris, is niet gekoppeld aan het belang van de zaak,
doch aan de leeftijd van betrokkene, waarbij de navolgende factor ten
opzichte van het basisuurtarief wordt toegepast:
I. factor 0,4: tot 30 jaar;
II. factor 0,5: 30 jaar en ouder, doch jonger dan 45 jaar;
III. factor 0,6: 45 jaar en ouder.
De rechtbank kan bijzondere omstandigheden in aanmerking nemen.
9.6 Afrekening
a. Bij de bepaling van het salaris in geval de werkzaamheden zich over
meer dan één kalenderjaar hebben uitgestrekt, wordt voor elk
kalenderjaar het in dat jaar geldende basisuurtarief toegepast,
alsmede de in dat jaar van toepassing zijnde aanpassingsfactoren.
b. Wanneer verwacht wordt dat de werkzaamheden meer dan een jaar in
beslag nemen en een aanmerkelijk aantal uren is gewerkt en/of
aanmerkelijke verschotten zijn uitgegeven kan de rechtbank desverzocht
een door haar vast te stellen voorschot op het uiteindelijk salaris en
de uiteindelijke verschotten toekennen. Een daartoe strekkend verzoek
dient te bevatten:
- een opgave van het saldo van de faillissementsrekening;
- de aan het faillissement tot dan toe bestede uren, vergezeld van een
urenspecificatie per persoon voor het geval meerdere personen aan het
faillissement hebben gewerkt alsmede opgave van en het jaar waarin die
uren aan dat faillissement zijn besteed;
- een opgave van het jaar of de jaren van beëdiging;
- een opgave van het bedrag van de voorafgaande voorschotbepalingen en
data van de desbetreffende beschikkingen.
---
---
© Nederlandse Orde van Advocaten
Nederlandse Orde van Advocaten