Ali en Van der Staaij over landenlijst
Beantwoording motie Hirsi Ali en Van der Staaij over landenlijst
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
12 december 2003
Behandeld
Peter van de Geer
Kenmerk
DGIS-246/2003
Telefoon
070-348.7426
Blad
1/68
Fax
070-348.4881
Bijlage(n)
4
peter-vande.geer@minbuza.nl
Betreft
Moties Hirsi Ali en Van der Staaij / landenlijst
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op de moties over een nadere
onderbouwing van de nieuwe lijst met partnerlanden, ingediend door de
leden Hirsi Ali c.s. (TK 2003-2004, 29234, nr. 8) en Van der Staaij
c.s. (TK 2003-2004, 29234, nr. 15) tijdens het nota-overleg van 17
november 2003 en door de Tweede Kamer aangenomen op 25 november 2003.
Indeling
Deze brief bestaat uit vijf delen. De brief zelf behandelt de
grondslagen van de landenselectie. Bijlage 1 van de brief bevat de
lijst met partnerlanden. Bijlage 2 geeft nadere uitleg over een deel
van de gehanteerde systematiek. De gevraagde informatie per land treft
u aan in bijlage 3, de meest relevante cijfers per land in bijlage 4.
Ik ben mij bewust dat deze brief op plaatsen kleine doublures kent met
Aan Elkaar Verplicht en enkele antwoorden op Kamervragen naar
aanleiding van de notitie. Dat is echter onvermijdelijk vanwege de
noodzaak het perspectief te schetsen waarbinnen de landenselectie
heeft plaatsgevonden.
De wereld anno 2003
Jaarlijks maakt het United Nations Development Programme (UNDP) de
balans op van de menselijke sociale ontwikkeling. Het verhaal van de
wereld anno 2003 is verontrustend. Meer dan een miljard mensen leeft
onder de armoedegrens van één dollar per dag. De meesten van hen
hebben geen toegang tot gezondheidszorg of schoon drinkwater. Bijna
800 miljoen mensen, 15% van de wereldbevolking, lijdt chronisch
honger. Deze mensen wonen vooral in Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië. In
Zuid-Azië is echter sprake van vooruitgang, langzaam maar gestaag. In
Sub-Sahara Afrika is gemiddeld sprake van verslechtering.
Het Human Development Report 2003 is bezorgd over het halen van de
Millennium Development Goals in Sub-Sahara Afrika. In de jaren
negentig zijn 21 landen gestaag achteruitgegaan op de Human
Development Index; veertien daarvan liggen in Afrika bezuiden de
Sahara. Van de 34 minst ontwikkelde landen op de Human Development
Index liggen er 30 in Sub-Sahara Afrika. Het aantal allerarmsten in
Sub-Sahara Afrika is tussen 1990 en 1999 toegenomen van 241 miljoen
naar 315 miljoen. Tenzij er zaken ingrijpend verbeteren, zal het nog
tot het jaar 2129 duren voordat in Sub-Sahara Afrika alle kinderen
naar de lagere school gaan, tot het jaar 2147 voordat de extreme
armoede is gehalveerd en tot 2165 om de kindersterfte met tweederde te
reduceren. Zeventig procent van de HIV/aids patiënten woont in
Sub-Sahara Afrika.
In Zuid-Azië is in alle landen behalve Afghanistan sprake van
vooruitgang. Vanwege de bevolkingsdichtheid en de bevolkingsgroei nam
het aantal allerarmsten in de periode 1990-1999 echter nauwelijks af:
van 506 miljoen naar 488 miljoen. Eenderde van de bevolking in
Zuid-Azië leeft in armoede, eenderde heeft geen toegang tot goede
sanitatie, eenvierde lijdt honger, eenvijfde van de kinderen gaat niet
naar de lagere school en bijna eentiende overlijdt vóór het vijfde
levensjaar. In Oost-Europa (inclusief de Balkan) en de landen van de
voormalige Sovjet-Unie verdrievoudigde tussen 1990 en 1999 het aantal
allerarmsten van 31 naar 97 miljoen. Het aantal allerarmsten in
Latijns-Amerika en de Caraïben nam licht toe van 48 naar 57 miljoen;
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika van 5 naar 6 miljoen. Succesvol
daarentegen bleken Oost-Azië en de Pacific, waar het aantal
allerarmsten daalde van 486 naar 279 miljoen.
Fluctuatie
De cijfers van het Human Development Report illustreren dat de armoede
in de wereld nog steeds groot is en dat het halen van de Millennium
Development Goals in 2015 grote inspanningen vergt. Tevens geeft het
rapport aan dat de armoede in landen en regio's verandert met de
jaren. Een landenlijst kan dan ook niet voor eens en voor altijd
vaststaan, en dient dus periodiek op basis van criteria te worden
`doorgemeten'. Deze beoordeling, die in Aan Elkaar Verplicht ook wel
is aangeduid als landenselectie, heeft medio 2003 plaatsgevonden. Het
resultaat is de u bekende lijst met partnerlanden (bijlage 1).
Effectiviteit
De beoordeling van de landenlijst is óók uitgevoerd met het oog op
beperking van het aantal landen in de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking. De notitie Aan Elkaar Verplicht benadrukt
het belang van concentratie op landen en sectoren. Vanwege onze
beperkte menskracht en middelen is het niet doelmatig om in een
veelheid aan landen programma's uit te voeren.
Eén lijst
Parallel aan de landenselectie is besloten de lijsten 19+3+Suriname,
milieu en GMV (goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw) samen te
voegen tot één lijst met partnerlanden. De overeenkomst tussen de
lijsten bleek groter dan het verschil, de terminologie was verwarrend
en de grens tussen de lijsten was vaag. Eén lijst met bilaterale
partners is eenvoudiger en overzichtelijker. In het licht van het
begrip partnerschap is het toepasselijk de landen op de nieuwe lijst
partnerlanden te noemen.
Continuïteit
In de landenselectie heeft géén `zero-base' analyse plaatsgevonden ten
aanzien van alle ontwikkelingslanden ter wereld. Het welslagen van een
ontwikkelingsrelatie is namelijk mede gebaseerd op betrouwbaarheid en
continuïteit. Derhalve zijn louter de landen waarmee Nederland een
bilaterale ontwikkelingsrelatie onderhoudt als uitgangspunt genomen.
Dat zijn de landen op de voormalige lijsten 19+3+Suriname, milieu en
GMV, alsmede Afghanistan waarmee Nederland inmiddels een brede relatie
heeft opgebouwd met instrumenten van ontwikkelingssamenwerking,
buitenlands beleid en defensie. Met als uitgangspunt continuïteit zijn
deze landen beoordeeld op basis van armoede, kwaliteit van beleid en
bestuur, omvang van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, alsmede
overwegingen van buitenlands beleid.
Armoedecriterium
De nadruk in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking ligt op de armste
landen. In die landen is de behoefte aan ondersteuning het grootst. De
armoede van landen is bepaald aan de hand van het internationaal
gangbare armoedecriterium van de Wereldbank, de zogenaamde
IDA-eligibility.
IDA-eligibility wordt gebruikt om te bepalen of landen in aanmerking
komen voor leningen van de International Development Association
(IDA), het zachte loket van de Wereldbank. De IDA-eligibility is
gebaseerd op drie criteria, te weten de relatieve armoede van het land
(USD 865 per hoofd van de bevolking in 2002), de mate waarin het land
toegang heeft tot de internationale kapitaalmarkt alsmede de kwaliteit
van beleid en bestuur.
Beleid en bestuur
Na armoede is de kwaliteit van beleid en bestuur het tweede criterium
voor de beoordeling van partnerlanden. Donoren en ontvangers van hulp
zijn van mening dat een zekere kwaliteit van beleid en bestuur in het
ontvangende land een voorwaarde is voor effectieve hulpverlening.
Naarmate een land op deze terreinen beter presteert, zal de impact van
de hulp groter zijn. Naast de situatie van vandaag is het meerjarig
perspectief daarbij van belang: het gaat er om dat landen op de goede
weg zijn, de politieke wil en bereidheid tonen, en ook daadwerkelijk
resultaat boeken.
Vanuit dit principe en met het oog op de toekenning van IDA-middelen
analyseert de Wereldbank de kwaliteit van het beleid en bestuur in
ontwikkelingslanden. De Bank hanteert twintig criteria op het vlak van
economisch management, structuurbeleid, sociaal beleid en het publieke
sector management (zie bijlage 2). Op al deze criteria wordt een score
gegeven (de `CPIA-score'). Tezamen met een score voor de kwaliteit van
de Wereldbank projectenportefeuille wordt een totaalscore gemaakt. Dit
totaal wordt neerwaarts bijgesteld als het betrokken land op
`governance' zwak presteert. Voor deze landen gaat de Wereldbank er
van uit dat het bestuur dermate zwak is, dat het de kans op effectieve
armoedebestrijding danig vermindert. Landen die relatief sterk
presteren op governance krijgen een plus. Op basis van hun score
worden de landen door de Wereldbank ingedeeld in groepen of
quintielen, 1 voor het beste en 5 voor het slechtst presterende
quintiel. Deze totaalscore staat bekend als de IDA-performance; de
CPIA-score is daarvan een onderdeel.
De IDA-performance kent als `graadmeter' diverse voordelen. In de
eerste plaats heeft de Wereldbank veel onderzoek gestoken in de
totstandkoming ervan en jarenlange ervaring opgedaan in de toepassing.
Ten tweede is de score breed van opzet. Er wordt zowel naar
economische, sociale als bestuurlijke criteria gekeken. Het gaat dus
niet alleen om economische factoren, maar bijvoorbeeld ook om de mate
van verdeling. Ten derde maakt de score vergelijking mogelijk, zowel
in de tijd als tussen landen onderling. Zo is de IDA-performance ook
gehanteerd in de landenselectie van 1998/1999. Niet in de laatste
plaats geniet deze methodiek internationaal vertrouwen, met als gevolg
dat meerdere donoren de IDA-performance hanteren in hun
oordeelsvorming over het beleid en bestuur in ontwikkelingslanden.
Als criterium geniet de IDA-performance de voorkeur boven andere
indicatoren. Zo is de MOL-status (Minst Ontwikkelde Landen) van de
Verenigde Naties onvoldoende. De MOL-status is een pure
armoedemaatstaf, die géén indicatie geeft van beleid en bestuur. Tot
de MOL's behoren bijvoorbeeld ook de `failed states'. Van zulke landen
valt geen noemenswaardig resultaat op het vlak van bestuur en beleid
te verwachten. De Human Development Index (HDI) van UNDP is evenmin
bruikbaar als criterium. Doordat de HDI de mate van armoede combineert
met prestaties op het sociale vlak (alfabetisering, levensverwachting)
komen bijvoorbeeld relatief rijke landen met een relatief slecht
sociaal beleid op een lage plaats terecht. Selectie van die landen zou
neerkomen op het belonen van slecht beleid en (omgekeerd) het straffen
van goed beleid. Overigens zijn gegevens als HDI en MOL-status
volledigheidshalve wél opgenomen in de bijgaande landenoverzichten.
Hoewel niet geheel toepasselijk, vormen zij samen met een reeks van
andere gegevens een bruikbare context bij de beoordeling van de
situatie in een land.
Omvang en toegevoegde waarde
De doelmatigheid van ontwikkelingssamenwerking wordt groter bij een
zekere concentratie van menskracht en middelen. Aan Elkaar Verplicht
benadrukt dan ook het belang van concentratie op landen en sectoren.
Daaruit vloeit voort dat het vanwege onze beperkte menskracht en
middelen niet doelmatig is om in veel landen kleine programma's uit te
voeren. Het leidt tot versplintering van menskracht, kennis en
middelen op een moment dat de personele bezetting en het budget onder
druk staan. Het is ook een onevenredige belasting voor het ontvangende
land vanwege apart donoroverleg en verschillende donorprocedures. In
zo'n situatie is het doelmatiger relatief kleine programma's af te
bouwen en, waar mogelijk, over te dragen aan andere donoren of het
ontvangende land.
Een relatief klein Nederlands OS-programma is een programma met een
omvang van circa vier miljoen euro per land per jaar of minder.
Daarbij is ook gekeken naar het aandeel van de totale Nederlandse
bilaterale ontwikkelingssamenwerking op het totaal van de
ontwikkelingshulp aan het desbetreffende land.
De ontwikkelingsrelatie met Namibië moge dienen ter illustratie van de
noodzaak tot concentratie. Het Nederlandse programma bedraagt ruim 1
miljoen euro (2003), de personele en materiële kosten van de ambassade
in Windhoek zijn meer dan 550.000 euro per jaar. De overheadkosten van
dit programma zijn dus groot. Nederland is bovendien een zeer kleine
donor in Namibië; de totale ODA aan het land bedraagt meer dan USD 100
miljoen per jaar. De toegevoegde waarde van de Nederlandse bilaterale
ontwikkelingssamenwerking in Namibië is daarmee beperkt.
Overigens kan in bepaalde gevallen worden gekozen voor voortzetting
van een bilateraal programma dat relatief klein van omvang is. Een
voorbeeld is de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met de
ontwikkelingslanden in de Nederlandse kiesgroepen bij de Wereldbank,
het IMF en de EBRD, waarmee Nederland nauwe betrekkingen onderhoudt.
Buitenlands beleid
Naast de criteria armoede, kwaliteit van beleid en bestuur, en omvang
van het Nederlandse programma zijn ook overwegingen van buitenlands
beleid van invloed op de landenlijst. Voorbeelden zijn de duur en
breedte van de relatie van Nederland met het ontvangende land, de
positie van Nederland in de donorgemeenschappen, de rol van
partnerlanden binnen hun regio, het tonen van partnerschap in
bijvoorbeeld het Midden-Oosten, of de bijzondere relatie met de leden
van onze kiesgroepen bij de Wereldbank, het IMF en de EBRD. Daardoor
zijn enkele ontwikkelingslanden op de lijst blijven staan die niet
louter kwalificeerden op basis van de voornoemde criteria armoede,
beleid en bestuur, en omvang van de Nederlandse portefeuille.
Partnerlanden
Op basis van de beoordeling op armoede, beleid en bestuur, de omvang
van het Nederlandse ontwikkelingsprogramma alsmede aanvullende
overwegingen van buitenlands beleid kwalificeren Afghanistan, Albanië,
Armenië, Bangladesh, Benin, Bolivia, Bosnië Herzegovina, Burkina Faso,
Colombia, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Georgië, Ghana, Guatemala,
Indonesië, Jemen, Kaapverdië, Kenia, Macedonië, Mali, Moldavië,
Mongolië, Mozambique, Nicaragua, Pakistan, de Palestijnse Autoriteit,
Rwanda, Senegal, Sri Lanka, Suriname, Tanzania, Uganda, Vietnam,
Zambia en Zuid-Afrika voor behoud op de lijst met partnerlanden
(bijlage 1).
Armoedefocus
De nieuwe lijst met partnerlanden kent een grotere armoedefocus dan de
voormalige lijsten 19+3, milieu en GMV, omdat meerdere relatief rijke
ontwikkelingslanden van de lijst gaan. De aandacht voor het armste
werelddeel Afrika wordt naar verhouding groter: 15 partnerlanden
liggen in Afrika, waarvan 14 in Sub-Sahara Afrika. Dat onderstreept de
in de notitie Aan Elkaar Verplicht genoemde focus op het armste
werelddeel Afrika. Vier partnerlanden liggen in het arme Zuid-Azië,
zeven in de regio Oost-Europa (incl. de Balkan) resp. de voormalige
Sovjet-Unie, waar de armoede sterk is toegenomen. Ten minste 50% van
de bilaterale middelen gaat naar Afrika.
Afbouw
Voor afbouw van de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking
komen in aanmerking de landen die relatief rijk zijn (Brazilië, China,
Ecuador, El Salvador, Filippijnen, Namibië, Peru), relatief slecht
beleid en bestuur hebben (Cambodja, Guinee Bissau en Zimbabwe), en/of
een relatief klein Nederlands OS-programma hebben (Bhutan, Brazilië,
Cambodja, El Salvador, Guinee Bissau, Honduras, Namibië, Nepal,
Zimbabwe). Met Bhutan wordt de hulprelatie voortgezet tot 2007, onder
meer vanwege lopende verplichtingen en het Duurzame Ontwikkelings
Verdrag. India heeft in 2003 zelf aangegeven de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Nederland te willen afbouwen.
Volledigheidshalve zij aangetekend dat zes van de negen landen met een
kleine Nederlandse OS-portefeuille om meerdere redenen niet in
aanmerking komen voor de status van partnerland. Zo zijn Brazilië, El
Salvador en Namibië tevens relatief rijk en kennen Cambodja, Guinee
Bissau en Zimbabwe óók relatief slecht beleid en bestuur.
Het streven is de afbouw respectievelijk overdracht van programma's
binnen een periode van twee jaar (2004-2005) te realiseren. Daartoe
zal overleg plaatsvinden met de ontvangende overheid en andere
donoren.
Mensenrechten en goed bestuur
Het kan om uiteenlopende redenen zinvol zijn om snel en flexibel in te
spelen op actuele ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten en
goed bestuur in landen die niet in aanmerking komen voor structurele
bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Hiervoor komen in de begroting
van 2004 extra middelen beschikbaar. Dat geldt ook voor landen op de
exit-lijst. Hoewel zij niet (langer) in aanmerking komen voor
bilaterale ontwikkelingssamenwerking, biedt deze voorziening de
gelegenheid om de dialoog over mensenrechten of goed bestuur met hen
te faciliteren of verdiepen.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Bijlage 1: lijst met partnerlanden
(Conform bijlage II van de notitie Aan Elkaar Verplicht.)
Partnerlanden
1.
Afghanistan
2.
Albanië
3.
Armenië
4.
Bangladesh
5.
Benin
6.
Bolivia
7.
Bosnië Herzegovina
8.
Burkina Faso
9.
Colombia
10.
Egypte
11.
Eritrea
12.
Ethiopië
13.
Georgië
14.
Ghana
15.
Guatemala
16.
Indonesië
17.
Jemen
18.
Kaap Verdië
19.
Kenia
20.
Macedonië
21.
Mali
22.
Moldavië
23.
Mongolië
24.
Mozambique
25.
Nicaragua
26.
Pakistan
27.
Palestijnse autoriteit
28.
Rwanda
29.
Senegal
30.
Sri Lanka
31.
Suriname
32.
Tanzania
33.
Uganda
34.
Vietnam
35.
Zambia
36.
Zuid-Afrika
Bijlage 2: de IDA-performance toegelicht
Aan de basis van de IDA-performance staat de zogenaamde `Country
Policy and Institutional Assessment (CPIA)'. De CPIA is dus onderdeel
van de IDA-performance. De CPIA meet de kwaliteit van het huidige
beleid en het institutionele kader van een land. In totaal kent de
CPIA twintig onderdelen, die zijn gegroepeerd in vier categorieën voor
economisch beleid, structuurbeleid, sociaal beleid en management van
de publieke sector.
Country Policy and Institutional Assessment Criteria (CPIA)
A/Economic management
1. Management of inflation and macroeconomic imbalances
2. Fiscal policy
3. Management of external debt
4. Management and sustainability of the development program
B/Structural policies
5. Trade policy and foreign exchange regime
6. Financial stability and depth
7. Banking sector efficiency and resource mobilization
8. Competitive environment for the private sector
9. Factor and product markets
10. Policies and institutions for environmental sustainability
C/Policies for social inclusion/equity
11. Gender
12. Equity of public resource use
13. Buiding human resources
14. Social protection and labor
15. Monitoring and analysis of poverty outcomes and impacts
D/Public sector management and instititions
16. Property rights and rule-based governance
17. Quality of budgetary and financial management
18. Efficiency of revenue mobilization
19. Quality of public administration
20. Transparency, accountability and corruption in the public
sector.
Bijlage 3: toelichting per land
Afghanistan
Afghanistan werd de afgelopen twintig jaar geteisterd door oorlog.
Afghanistan is een van de armste en meest onderontwikkelde landen ter
wereld. Het per capita inkomen ligt naar schatting tussen de USD 100
en 150 per jaar. De sterftecijfers van baby's, kinderen en jonge
moeders behoren tot de hoogste ter wereld. De gemiddelde
levensverwachting ligt onder de 45 jaar. Tenminste 15 miljoen mensen
ontberen voedselzekerheid, basis gezondheidszorg, primair onderwijs en
veilig drinkwater. Driekwart van de Afghaanse bevolking kan niet lezen
en niet schrijven. In totaal zijn sinds het begin van de
terugkeeroperaties (in 2001) 2,3 miljoen vluchtelingen naar het land
teruggekeerd, onder meer uit Pakistan en Iran. Afghanistan behoort tot
de Minst Ontwikkelde Landen en is IDA-eligible.
Vijfentachtig procent van de Afghanen leeft traditioneel van de
landbouw, maar deze is door de oorlog voor een groot deel vernietigd
of letterlijk ondermijnd. De kleine industriële sector is verdwenen.
De economie is voor een deel gecriminaliseerd. Al met al kent de
Afghaanse bevolking weinig mogelijkheden om een behoorlijk bestaan op
te bouwen. De strijd tegen de drugsteelt en het creëren van
alternatieve bronnen van inkomsten zijn een proces van jaren.
Vooralsnog is de overheid bij lange na niet in staat om zelf alle
humanitaire noden te lenigen en voldoende inkomsten te genereren om in
de eigen budgettaire behoeften te voorzien.
De zorgwekkende humanitaire en economische situatie in Afghanistan,
twee jaar na `elf september', vraagt nog steeds om blijvende
betrokkenheid van de internationale gemeenschap. Het ontbreekt aan
fysieke, economische en bestuurlijke infrastructuur. Afghanistan
blijft voorlopig afhankelijk van buitenlandse steun om te voorkomen
dat het land opnieuw afglijdt naar de status van een `failed state'.
Het komende jaar zal cruciaal zijn voor de democratisering en
stabilisering van het land: naar verwachting wordt een grondwet
aangenomen bij de Constitutionele Loya Jirga in december 2003 en
worden in 2004 verkiezingen gehouden. Zichtbare wederopbouw is nodig
om het draagvlak voor de politieke veranderingen te vergroten en de
invloed van de Taliban op de bevolking te verkleinen. Verdere
verbetering van de veiligheid in Afghanistan is cruciaal om voortgang
te houden in de uitvoering van het Bonn-proces. Waarschijnlijk worden
in 2004 een nieuwe grote donorconferentie gehouden (`Tokyo 2') en/of
een nieuwe grote politieke conferentie (`Bonn 2').
Nederland is het laatste decennium steeds betrokken geweest bij
Afghanistan. Sinds de tweede helft van de jaren negentig is Nederland
medeverantwoordelijk voor de koers die de internationale gemeenschap
vaart, onder aanvoering van de Verenigde Naties, ten aanzien van
Afghanistan op het gebied van conflictbeheersing en (humanitaire)
hulp. Nederland draagt in 2003 35 miljoen euro bij aan het Afghan
Reconstruction Trust Fund (ARTF), het fonds waaruit de Afghaanse
overheid vooral salarissen en ontwikkelingsprojecten financiert. Ook
geeft Nederland in 2003 ruim 14 miljoen euro aan humanitaire hulp,
waarvan 5,9 miljoen euro via UNHCR. Hoewel een geleidelijke
verschuiving plaatsvindt van humanitaire naar wederopbouwhulp, zal ook
de komende jaren humanitaire hulpverlening noodzakelijk zijn.
Daarnaast draagt Nederland 5 miljoen euro bij aan de beveiliging rond
de verkiezingen, 1 miljoen aan politietraining en 0,8 miljoen aan de
Constitutionele Loya Jirga. Voorts onderzoekt Nederland de
mogelijkheid van een militaire inzet als bijdrage aan de stabilisering
van Afghanistan.
Vanwege de armoede, de noodzaak van voortgezette internationale steun
om stabiliteit en ontwikkeling te waarborgen, alsmede de grote
betrokkenheid van Nederland bij de ontwikkeling van Afghanistan (zowel
politiek, militair als op het vlak van OS), zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan worden voortgezet.
Albanië
Albanië is in veel opzichten nog een `echt' ontwikkelingsland. Het
inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 1380 per jaar. Het
land kent naar Europese begrippen grote armoede, met name in het
rurale noorden en in informele nederzettingen rond de grote steden. Op
de Human Development Index staat Albanië op de 95ste plaats. Het land
is IDA-eligible. Albanië behoort niet tot de groep Minst Ontwikkelde
Landen.
Albanië is het eerste land in de regio met een PRSP. De implementatie
daarvan loopt achter, met name door institutionele zwakte. Toch vormt
de PRSP een geloofwaardig uitgangspunt. Dat wordt bevestigd door de
groei van het nationaal inkomen. Naast blijvend omvangrijke
`remittances' is er sprake van bescheiden groei van de economie door
investeringen. De werkloosheid is hoog maar neemt geleidelijk af; de
inflatie is relatief gering. De ontwikkeling van Albanië is mede van
belang voor de stabiliteit in de regio.
Na de instorting van het communisme in 1991 moest Albanië niet alleen
een nieuwe bestuursstructuur tot stand brengen, maar vooral ook een
geheel nieuwe bestuurlijke cultuur. In het eerste is het land in de
afgelopen tien jaar beter geslaagd dan in het laatste. Op papier
beschikt Albanië over een behoorlijke staatsinrichting en moderne
wetgeving. In de praktijk worden de structuren nog vaak door politieke
belangen en corruptie doorkruist. Op de index van Transparency
International staat Albanië op de 81ste plaats. Een tweede probleem is
de onervarenheid van het bestuurlijk apparaat door toedoen van lage
salarissen, gebrekkige opleiding en `brain drain'. Een positieve
ontwikkeling is dat de `civil society' problemen aan de kaak durft te
stellen. De IDA-performance is stabiel met de op een na hoogste score
2.
Om de omslag van ontwikkelingsland naar potentiële kandidaat-lidstaat
van de Europese Unie te maken, zal Albanië een stevige inhaalslag
moeten maken. Albanië staat tevens voor de taak de erfenis van 50 jaar
communistische dictatuur te saneren. Internationale assistentie, met
name op het gebied van beter bestuur, blijft daarbij onmisbaar.
Daarnaast is sprake van ernstige verwaarlozing van het milieu.
De totale ontwikkelingshulp aan Albanië bedraagt bijna USD 270
miljoen. Dat is 6,5% van het BBP en USD 86 per hoofd van de bevolking.
Nederland is met een budget van 5,2 miljoen euro ongeveer tiende donor
en actief in de sectoren goed bestuur en milieu. De Nederlandse
programma's onderscheiden zich door het streven naar coördinatie,
aansluiting bij nationale (Albanese) structuren en aandacht voor
actoren buiten de centrale overheid. Van de Nederlandse particuliere
organisaties zijn onder meer NOVIB, ICCO, HIVOS, Cordaid, VNG, SNV en
PUM actief in Albanië.
Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang en het
belang van het Nederlandse programma in twee prioritaire sectoren, het
belang van goed bestuur en een goede overheid, de achterstand op het
gebied van milieu, alsmede het belang van stabiliteit in de Westelijke
Balkan en toenadering tot Euro-atlantische structuren wordt de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Albanië voortgezet.
Armenië
Redelijke macro-economische cijfers verhullen de grote armoede in
Armenië. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD
790 per jaar. Ruim 12% van de bevolking leeft onder de armoedegrens
van USD 1 per dag, 34% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human
Development Index is Armenië gezakt naar plaats 100. In het land wonen
circa 250.000 vluchtelingen, merendeels etnische Armenen, die
afkomstig zijn uit omringende landen. Armenië is IDA-eligible; het
land is geen MOL.
De Armeense overheid voert een solide financieel-economisch beleid,
dat echter brede lagen van de bevolking nog onvoldoende ten goede
komt. Het PRSP heeft drie pijlers ter bestrijding van de armoede:
duurzame en rechtvaardige economische groei, hervormingen binnen de
overheid en sociale ontwikkeling. Programma's van de Wereldbank en het
IMF liggen al sinds 1995 op spoor. De IDA-performance is 2.
De integriteit van het overheidsapparaat en het beheer van de openbare
middelen laten te wensen over. Corruptiebestrijding geniet prioriteit
van de regering. Armenië wordt centralistisch bestuurd. De
parlementaire en presidentiële verkiezingen in 2003 vertoonden
tekortkomingen. De publieke participatie en het particulier initiatief
zijn beperkt en worden door de overheid weinig gestimuleerd. Wel wordt
ruimte gelaten aan kritische NGO's.
Ook op middellange termijn is Armenië aangewezen op internationale
hulp. Het land wordt gesteund door donorgelden en overmakingen vanuit
de diaspora (een kwart van de bevolking heeft het land verlaten). Het
economisch herstel van Armenië wordt belemmerd door moeizame
rehabilitatie na de aardbeving van 1988 en door het `bevroren'
conflict met Azerbaijan rond Nagorny Karabach.
De totale ontwikkelingshulp aan Armenië is opgelopen naar USD 212
miljoen, zijnde 10% van het BBP en USD 68 per hoofd van de bevolking.
Nederland is met een budget van 5,4 miljoen euro de derde bilaterale
donor en geeft 2-3% van de totale ODA die Armenië ontvangt. Het accent
ligt naast macrosteun op mensenrechten en goed bestuur. De
kiesgroeprelatie (bij de Wereldbank en het IMF) en de activiteiten op
het vlak van goed bestuur zijn het aanknopingspunt voor een kritische
dialoog met de Armeense autoriteiten. Nederlandse NGO's in Armenië
zijn onder meer PUM, NOVIB en Cordaid.
Destabilisering in de nabij de Europese Unie gelegen zuidelijke
Kaukasus is, vooral gezien de `bevroren conflicten' in deze regio, een
reëel risico. Dat kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de wijdere
regio: Turkije, Iran en de Russische Federatie. Vanwege de
kiesgroeprelatie bij de Wereldbank en het IMF alsmede het ontbreken
van Nederlandse geostrategische belangen in de regio, is Nederland
meer dan andere landen in staat in de regio een bemiddelende rol te
spelen.
De armoedesituatie in Armenië, de IDA-performance, de regionale
instabiliteit, de ligging aan de rand van Europa, alsmede de
kiesgroeprelatie zijn redenen om de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Armenië voort te zetten.
Bangladesh
Bangladesh behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen, het inkomen per
hoofd van de bevolking is USD 360 per jaar. Zesendertig procent van de
bevolking leeft van minder dan USD 1 per dag, 77% moet rondkomen van
minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat het land
op plaats 139. Bangladesh is IDA-eligible.
Bangladesh heeft een positief beoordeeld interim-PRSP. Naar aanleiding
van het Financial Management Reform Program hebben het IMF en de
Wereldbank omvangrijke macrosteun goedgekeurd. De IDA performance is
3. De bestuurssituatie blijft een zorg; de corruptie is aanzienlijk.
Op de lijst van Transparency International staat Bangladesh op plaats
102.
Bangladesh is aangewezen op substantiële hulp van buitenaf: ruim een
miljard dollar per jaar. Het Nederlandse ODA-aandeel is ongeveer 3,5%
(33,8 miljoen euro in 2003). In de prioritaire sectoren onderwijs,
gezondheidszorg en water speelt Nederland een centrale rol. De
toegevoegde waarde van Nederland schuilt in kennis en ervaring, de
aandacht voor gender alsmede donorcoördinatie. De Nederlandse
particuliere organisaties zijn in Bangladesh goed vertegenwoordigd.
Bangladesh is een groot, gematigd islamitisch land. Vanuit het oogpunt
van de dialoog met de islamitische wereld is de bilaterale relatie met
Bangladesh dan ook belangrijk. Het land is tevens een grote
leverancier aan internationale vredesmachten.
Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang van de
Nederlandse programma's in prioritaire sectoren alsmede de toegevoegde
waarde van Nederland in die sectoren wordt de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Bangladesh voortgezet.
Benin
Benin behoort tot de groep Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per
hoofd van de bevolking bedraagt USD 380 per jaar. De armoede op het
platteland is ernstiger is dan in urbane gebieden. Op de Human
Development Index staat het land op plaats 159. Benin is IDA-eligible.
In het algemeen zijn de Wereldbank en het IMF tevreden over het door
de Beninese overheid gevoerde macro-economische en armoedebeleid. De
IDA-performance is constant: 2. Het PRSP is in maart 2003 goedgekeurd.
Dit was voor Nederland een voorwaarde voor de verdere invulling van de
bilaterale ontwikkelingsrelatie.
Hoewel het parlement redelijk functioneert, het land persvrijheid
geniet en de wetgeving op het gebied van overheidsbestuur langzaam
verbetert, kan de controle op de overheidsfinanciën (ook door het
parlement) beter. Net als elders in de regio is corruptie een zorg.
De totale ontwikkelingshulp (USD 273 miljoen) bedraagt 11,5% van het
BBP en ruim USD 42 per hoofd van de bevolking. De bilaterale
ontwikkelingsrelatie van Nederland met Benin stamt uit 1994 (DOV).
Benin werd in 2001 toegevoegd aan de lijst van 19+3 landen. Het
bilaterale ontwikkelingsprogramma is sindsdien in opbouw en streeft
naar aansluiting op het PRSP. Het budget voor 2003 bedraagt 4,7
miljoen euro. Naast het bilaterale programma lopen er in Benin
activiteiten van onder meer SNV (sedert 30 jaar!), IUCN Nederland,
Agriterra, CNV/AKO, Plan International, ICCO, VNG en PUM.
Politiek, economisch en qua mensenrechten vormt Benin een stabiele
factor in een regio vol politieke onrust en conflicten. Handhaving en
versterking van die stabiliteit is essentieel. Benin is (actief)
partnerland van Nederland in het katoen coherentiedossier.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, het belang van stabiliteit in
een instabiele regio, alsmede de internationale samenwerking op het
katoendossier wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Benin
voortgezet.
Bhutan
Bhutan behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd
van de bevolking is USD 590 per jaar. Op de Human Development Index
staat het land op plaats 136. Bhutan is IDA-eligible.
Het ontwikkelingsproces van Bhutan is enerzijds gebaseerd op sociale
en economische ontwikkeling, anderzijds op culturele en spirituele
ontwikkeling. In consultatie met de bevolking is vorig jaar het
negende ontwikkelingsplan opgesteld (2002-2007). De IDA-performance is
goed: 1. Bhutan ligt `on track' met betrekking tot de MDG's.
Bhutan ontwikkelt zich tot een constitutionele monarchie. Thans wordt
een grondwet opgesteld en recent hebben districtsverkiezingen
plaatsgevonden. Een punt van zorg blijven de politieke en
burgerrechten, vooral waar het gaat om de positie van etnische
Nepalezen en de Bhutanese vluchtelingenkwestie. Op beide punten is,
mede onder internationale druk, een (licht) positieve trend
waarneembaar. Bhutan scoort goed op gendergelijkheid.
Gedurende het lopende vijfjarenplan zal Bhutan mede afhankelijk zijn
van ODA-middelen. De verwachting is dat de hulpbehoefte na het jaar
2007 zal afnemen vanwege de groeiende exportopbrengsten uit
electriciteit, die wordt opgewekt in waterkrachtcentrales.
De totale ontwikkelingshulp aan Bhutan bedraagt USD 59 miljoen. Dat is
ruim 11% van het Bruto Binnenlands Product en USD 28 per hoofd van de
bevolking per jaar. Nederland is de achtste donor in Bhutan met een
budget van ruim 3 miljoen euro in de sector milieu. SNV heeft een
omvangrijk programma in Bhutan ter grootte van circa USD 1,6 miljoen.
Vanwege de economische perspectieven van Bhutan (export van
electriciteit), de beperkte omvang van het Nederlandse programma en de
toch geringe positie van Nederland als donor zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Bhutan worden afgebouwd. Vanwege lopende
verplichtingen zal deze ontwikkelingsrelatie overigens pas in 2007
zijn afgebouwd. Dat is het laatste jaar van het lopende vijfjarenplan.
Bolivia
Bolivia is een van de armste landen van Latijns-Amerika. Het inkomen
per hoofd van de bevolking bedraagt USD 900 per jaar. Veertien procent
van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag, 34%
heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat
het land op plaats 114. Bolivia is IDA-eligible; het land heeft geen
MOL-status.
Na de hyperinflatie in de jaren tachtig heeft Bolivia rigoureus orde
op zaken gesteld. Bolivia heeft sindsdien structurele hervormingen
doorgevoerd en voert een beter macro-economisch beleid. Als gevolg van
de economische recessie van de afgelopen twee jaar is het
begrotingstekort echter gestegen en het maatschappelijke draagvlak
voor de economische hervormingen verminderd. Het sociale beleid van de
nieuwe regering is in de eerste plaats gericht op het scheppen van
werkgelegenheid door middel van grootschalige investeringen. In
Bolivia's PRSP zijn de sectoren onderwijs en gezondheidszorg
prioritair. Met het IMF zijn onderhandelingen gaande over een nieuwe
`Poverty Reduction and Growth Facility' (PRGF). Naar verwachting zal
het IMF onder meer aandringen op bezuinigingen, belastingverhoging en
privatiseringen. De IDA-performance is 3.
Het openbaar bestuur in Bolivia vertoont tekortkomingen. Door
samenwerking van de regering en internationale donoren is een proces
van modernisering op gang gekomen, waarin professionalisering en
efficiency centraal staan. Daarnaast biedt de Wet op de
Bevolkingsparticipatie ruimte voor het maatschappelijk middenveld en
bedrijfsleven om een inbreng te leveren in de formulering van het
beleid. De scheiding tussen de uitvoerende, wetgevende en
rechtsprekende macht is niet volledig. Op de index van Transparency
International is Bolivia gezakt naar de 89ste plaats.
Een deel van de overheidsinvesteringen in infrastructuur en sociale
voorzieningen wordt gefinancierd met donorhulp. Vanwege de tekorten op
de begroting is donorhulp essentieel om de Millennium Development
Goals in Bolivia te bereiken. De totale ontwikkelingshulp is gestegen
naar USD 728 miljoen. Dat is 9,1% van het BBP en USD 86 per hoofd van
de bevolking.
Nederland was in 2002 in Bolivia zesde donor op het totaal met een
realisatie van ruim 35 miljoen euro. Het budget voor 2003 bedraagt
27,6 miljoen euro. De sectoren zijn onder meer onderwijs, goed bestuur
en plattelandsontwikkeling. Nederland speelt een vooraanstaande rol op
het gebied van de donorcoördinatie. Het Koninkrijk is gebaat bij
economische ontwikkeling en politieke stabiliteit in Bolivia, dat is
gelegen in het hart van Latijns-Amerika. De Nederlandse particuliere
organisaties hebben gezamenlijk een relatief groot programma in
Bolivia. Zij richten zich op politieke lobby, mensenrechten,
landrechten en lotsverbetering van de inheemse bevolking.
Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang van de
Nederlandse programma's met onder meer aandacht voor prioriteiten als
onderwijs en goed bestuur, de coördinerende rol van Nederland in de
donorgemeenschap alsmede het belang van ontwikkeling en stabiliteit in
Latijns-Amerika wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Bolivia
voortgezet.
Bosnië-Herzegovina
Bosnië-Herzegovina behoort tot de armste landen in de Balkan-regio. De
gewapende conflicten hebben diepe wonden geslagen in de samenleving en
geleid tot grote aantallen vluchtelingen en ontheemden, oorlogsweduwen
en verwoeste infrastructuur. Het land ligt bezaaid met mijnen. Het
inkomen per hoofd van de bevolking is USD 1270 per jaar. Op de Human
Development Index bekleedt het land de 66ste positie.
Bosnië-Herzegovina is nog IDA-eligible; het land heeft geen
MOL-status.
De overheid van Bosnië-Herzegovina kent vanwege de Dayton-akkoorden
een complexe structuur. De drie etnische groepen zijn slechts met
moeite te bewegen tot het voeren van een coherent beleid op alle
niveaus. De regering heeft een economisch herstelprogramma ingezet met
onder meer verbetering van het investeringsklimaat, privatiseringen en
inkrimping van het overheidsapparaat.
Bosnië-Herzegovina heeft op basis van Dayton langzaam de weg
ingeslagen naar een levensvatbare multi-etnische samenleving met
Europees perspectief. Najaar 2002 heeft men voor het eerst zelf (goed
verlopen) verkiezingen georganiseerd. Er is de aanzet tot de opbouw
van een justitieel apparaat. Grote aantallen Bosniërs keren terug naar
huis. Het overheidsapparaat is nog in opbouw, corruptie en
georganiseerde misdaad blijven een punt van zorg. De politieke
partijen zijn veelal op etnische basis georganiseerd. Internationale
betrokkenheid blijft de komende jaren de beste garantie voor beter
bestuur.
Bosnië-Herzegovina wordt in feite bestuurd door de internationale
gemeenschap, ondanks het streven naar de snelle overdracht van taken
naar de Bosnische autoriteiten. Internationale hulp bij de terugkeer
van vluchtelingen en beter bestuur zijn onmisbaar (bijvoorbeeld
aanpak van misdaad en corruptie, opbouw rechtsstaat, economische
infrastructuur en ondernemersklimaat).
De totale ontwikkelingshulp bedraagt USD 639 miljoen. Dat is 13,4% van
het BBP en USD 157 per hoofd van de bevolking. Nederland behoort tot
de top-vijf van donoren en is de grootste donor op GMV, inclusief de
terugkeer van vluchtelingen (waaronder Srebrenica-gerelateerde hulp).
Onder GMV valt ook de versterking van de rechtsstaat. Het budget voor
2003 is 17,2 miljoen euro. Nederlandse particuliere organisaties in
Bosnië-Herzegovina zijn onder andere VNG, IKV, Press Now en de
werkgroep Nederland-Srebrenica.
Behalve via ontwikkelingsinspanningen is Nederland ook door de
deelname aan SFOR en EUPM nauw bij de vredesopbouw en
conflictpreventie in Bosnië-Herzegovina betrokken. Nederland steunt de
Bosnische aspiraties om toe te treden tot Euro-atlantische structuren
(NAVO en EU) actief. In de Peace Implementation Council Steering
Board, het orgaan dat sturing geeft aan Hoge Vertegenwoordiger
Ashdown, heeft Nederland een waarnemersstatus (met spreekrecht). De
wederopbouw van Srebrenica blijft een belangrijk aandachtspunt.
Bosnië-Herzegovina zit in de Nederlandse kiesgroep bij de Wereldbank
en het IMF.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de noodzaak van voortgezette
internationale steun totdat het hervormingsproces onomkeerbaar is, het
belang van stabiliteit in de Westelijke Balkan en toetreding tot
Euro-atlantische structuren, de omvang en veelzijdigheid van de
Nederlandse inbreng, alsmede de aandacht die de regering geeft aan de
wederopbouw in Srebrenica, zal Nederland de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Bosnië-Herzegovina voortzetten.
Brazilië
Brazilië behoort niet tot de armste landen. Het inkomen per hoofd van
de bevolking is USD 2850 per jaar. Tien procent van de bevolking leeft
onder de armoedegrens van USD 1 per dag. Brazilië is niet
IDA-eligible, het land heeft evenmin de MOL-status. Op de Human
Development Index is Brazilië gestegen naar de 65ste plaats.
Brazilië behoort tot de tien grootste economieën ter wereld en is
samen met Argentinië de motor van de politieke en economische
ontwikkeling in de regio. Het land is een van de spelbepalers in het
proces van handelsliberalisering op het Westelijk Halfrond, alsmede in
de toenemende samenwerking tussen Mercosur en de Europese Unie.
Brazilië voert een IMF-conform begrotingsbeleid. De sociale
ongelijkheid is de afgelopen jaren toegenomen, ondanks het positieve
beleid van de regering op sociaal- economisch gebied. De toegang tot
de gezondheidszorg en het basisonderwijs varieert, waarbij de tekorten
zich voordoen in het noorden en noordoosten van het land. Brazilië is
met een stabiele 45ste plek op index van Transparency International
een van de minst corrupte landen van Latijns-Amerika.
Corruptiebestrijding geniet hoge prioriteit.
De totale ontwikkelingshulp aan Brazilië bedraagt 0,1% van het Bruto
Binnenlands Product, zijnde slechts USD 2 per hoofd van de bevolking.
Nederland is actief in de sector milieu; het budget voor 2003 bedraagt
1,68 miljoen euro. Nederland is een van de kleinere donoren in
Brazilië, ons land behoort niet tot de top-tien van donoren.
De relatieve rijkdom van Brazilië, de economische kracht van het land,
de beperkte hulpbehoefte, de kleine Nederlandse
ontwikkelingsportefeuille alsmede de marginale positie van Nederland
in de donorgemeenschap zijn redenen de ontwikkelingsrelatie met
Brazilië af te bouwen.
Via multilaterale en particuliere kanalen zal Nederland zich overigens
blijven inzetten voor het Amazonegebied, mede in het licht van de
internationale biodiversiteits- en klimaatafspraken. Die kanalen zijn
met name de Global Environment Facility (GEF), de Convention on
Biological Diversity (CBD), Wereldbank en FAO enerzijds, en de
Nederlandse en internationale NGO's anderzijds.
Burkina Faso
Burkina Faso is één van de armste landen ter wereld. Meer dan 60% van
de bevolking leeft van minder dan één dollar per dag; 86% heeft minder
dan twee dollar per dag. Op de Human Development Index neemt het land
de 173ste plaats in van de 175 vermelde landen. Het inkomen per hoofd
ligt op USD 220 per jaar. Burkina Faso is IDA-eligible en heeft de
MOL-status.
Naar het oordeel van de Wereldbank en het IMF voert Burkina Faso een
solide macro-economisch beleid. De reële economische groei bedroeg in
de afgelopen tien jaar gemiddeld 4,9% per jaar. De IDA performance is
gestegen naar 1. Burkina Faso heeft in 2002 het `HIPC completion
point' bereikt, waardoor de schuldenlast bijna gehalveerd is. Burkina
Faso kent ook een degelijk sociaal beleid. Verbetering van
basisonderwijs, alfabetisering, gezondheidszorg en de preventie resp.
bestrijding van HIV/aids staan daarin centraal. Het PRSP weerspiegelt
dit beleid. Zo werd in 2002 23% van de overheidsuitgaven besteed aan
onderwijs en gezondheidszorg.
De capaciteit en effectiviteit van het overheidsapparaat zijn beperkt.
Gestimuleerd door de donorgemeenschap worden het begrotingsbeheer en
de openbare financiën stelselmatig verbeterd. Binnen de nationale
politiek krijgen democratische beginselen geleidelijk meer voet aan de
grond. Bijna de helft van de zetels in het parlement wordt sinds medio
2002 door de politieke oppositie bezet. Sedert enkele jaren is een
proces van decentralisatie gaande om de lokale democratie te
stimuleren.
De hulpbehoefte in Burkina Faso blijft relatief hoog. De totale
ontwikkelingshulp is met USD 389 miljoen bijna 16% van het BBP en ruim
USD 31 per hoofd van de bevolking. De hulpbehoefte is verder
toegenomen als gevolg van de crisis in buurland Ivoorkust.
Met een budget van 25,5 miljoen euro bevindt Nederland zich in de
middengroep van donoren in Burkina Faso, achter de Wereldbank,
Frankrijk en de Europese Unie. Binnen de gekozen sectoren is Nederland
een vooraanstaande donor: de grootste in gezondheidszorg resp.
HIV/aids en de derde binnen basisonderwijs. Nederland loopt binnen de
donorgemeenschap voorop in het streven naar harmonisatie, gezamenlijke
fondsen en sectorale benadering. Deze rol wordt gewaardeerd door
overheid en donoren.
Burkina Faso is met Mali, Benin en Ghana van belang voor de politieke
stabiliteit in een turbulente regio. Wanneer deze ankers zouden
wegvallen, kan dat in ernstige mate bijdragen aan de verdere
destabilisering van West-Afrika. De grootschalige terugkeer van
Burkinezen uit Ivoorkust drukt op het overheidsbudget en vergroot de
politieke betrokkenheid van Burkina Faso bij de Ivoriaanse crisis.
Burkina Faso is, met Mali en Benin, slachtoffer van katoensubsidies
van de rijke landen. Zestig procent van de exportinkomsten van Burkina
Faso komt uit de katoensector, een dossier waarop Nederland hoog inzet
in het streven naar beleidscoherentie.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het Nederlandse
programma in prioritaire sectoren, de positie van Nederland in de
donorgemeenschap, het belang van stabiliteit in de regio alsmede de
samenwerking op het katoendossier wordt de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Burkina Faso voortgezet.
Cambodja
Cambodja behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen en is een van de
armste landen in de regio. Het inkomen per hoofd van de bevolking is
USD 280 per jaar. Cambodja is IDA-eligible.
Ondanks de Aziatische crisis is de Cambodjaanse economie het laatste
decennium gemiddeld met 5,6% per jaar gegroeid. Cambodja heeft een
goedgekeurd PRSP. Hoewel de Wereldbank op punten lichte vooruitgang
constateert, blijft het eindoordeel van de Bank over het geheel van
economisch management, structuurbeleid, sociaal beleid en management
van de publieke sector bezorgd van toon: de IDA-performance was en is
4.
In bestuurlijk opzicht is de uitgangspositie van Cambodja slecht
vanwege de genocide op het kader en de intellectuelen ten tijde van de
Rode Khmer en de burgeroorlog. De hervorming van het overheidsapparaat
verloopt traag. De verkiezingen in de zomer van 2003 zijn goed
verlopen, hetgeen een stap vooruit is in het proces van
democratisering. Cambodja scoort in vergelijking met andere landen in
de regio goed op de klassieke burgerrechten als vrijheid van
vereniging, meningsuiting en godsdienst. Op het vlak van de
mensenrechten is de situatie echter zorgelijk en onderwerp van een
jaarlijkse mensenrechtenresolutie van de Verenigde Naties. Cruciale
justitiële en politionele hervormingen moeten nog op gang komen. De
straffeloosheid en corruptie blijven wijd verspreid. Incidenten van
bijvoorbeeld gewelddadig politieoptreden, arbitraire detentie,
eigenrichting en discriminatie van minderheden houden aan.
De totale ontwikkelingshulp is ruim USD 400 miljoen. Dat is 12% van
het BBP en USD 30 per hoofd van de bevolking. Nederland is zestiende
donor op het totaal met een budget van 1,8 miljoen euro. Bilateraal is
Nederland tiende donor. Nederland is vooral actief in de sectoren
mensenrechten en goed bestuur. Van de particuliere organisaties zijn
onder meer ICCO en NOVIB actief in Cambodja. Nederland heeft geen
ambassade in Cambodja.
Vanwege de aanhoudend slechte IDA-performance, de aanhoudend slechte
situatie op het gebied van mensenrechten en bestuur, de geringe omvang
van het Nederlandse programma alsmede de beperkte rol van Nederland
binnen de donorgemeenschap zal het bilaterale ontwikkelingsprogramma
met Cambodja worden afgebouwd resp. overgedragen.
China
China is géén MOL. China is evenmin IDA-eligible. Het inkomen per
hoofd van de bevolking is gegroeid naar USD 940. Van de Chinese
bevolking leeft 16% onder de grens van USD 1 per dag. De armoede is
geconcentreerd in de westelijke regio's van China. De economische
groei is vooral sterk in de kustprovincies.
De Chinese economie kent sedert het begin van de jaren tachtig een
reële economische groei van gemiddeld 7,5% per jaar. De vruchten van
deze welvaartstoename vallen momenteel vooral toe aan de
kustprovincies. Regionale overheden moeten de kosten voor onderwijs en
gezondheidszorg veelal zelf dragen, hetgeen vooral de westelijke
gebieden zwaar valt. De overgang naar een vrije markteconomie heeft
een toename van de werkeloosheid tot gevolg. De gendergelijkheid is
redelijk te noemen.
Het overheidsapparaat van China is log en inefficiënt en staat nog
altijd onder strakke controle van de Partij. De regering is in staat
en bereid tot hervormingen, ook al verloopt dat proces traag, omdat de
overheid soms terugschrikt voor ingrijpende maatregelen die een
bedreiging voor de politieke stabiliteit en voor de positie van de
Partij kunnen zijn. Vrijheid van meningsuiting, recht van vereniging,
vrije pers, godsdienstvrijheid, en het recht op gelijke behandeling
zijn niet gewaarborgd. De Chinese overheid toont zich bereid op deze
punten in samenwerking met het buitenland verbeteringen aan te brengen
binnen de grenzen van het communistische staatsbestel, hetgeen tot
wisselende resultaten leidt. Besturen is in China een taak van de
overheid. Daar staat tegenover dat het aantal mensen dat zich
organiseert toeneemt, en dat de roep om meer transparantie, meer
rechtszekerheid en meer deelname aan het bestuur sterker wordt. De
Transparency International score is 59.
De ODA neemt sterk af en bedraagt nog slechts 0,1% van het BBP. China
is niet IDA- eligible en heeft zelf toegang tot financiële markten.
ODA-middelen hebben vooral effect als katalysator bij sociale
investeringen, milieubeleid, mensenrechten en goed bestuur. Nederland
is vooral actief in de sectoren milieu, GMV en de particuliere sector
(ORET/MILIEV en PSOM).
Vanwege het feit dat China niet IDA-eligible is, toegang heeft tot
financiële markten, de afnemende hulpbehoefte, alsmede de sterke en
voortdurende economische groei ligt het in de rede dat Nederland de
huidige bilaterale ontwikkelingssamenwerking met China zal afbouwen en
andere accenten zal leggen. China blijft uiteraard in aanmerking komen
voor de op ontwikkeling van de particuliere sector gerichte
programma's als ORET/MILIEV en PSOM. Ook zal er ruimte zijn voor
activiteiten op het vlak van goed bestuur en het bevorderen van de
rechtsstaat lastens de extra middelen die daarvoor beschikbaar komen.
De bilaterale samenwerking op het gebied van milieu zal zorgvuldig
worden afgebouwd. Binnenkort wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd
hoe de bilaterale relatie tussen China en Nederland in al zijn
aspecten zal worden voortgezet.
Colombia
Colombia behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per
hoofd van de bevolking is USD 1830 per jaar. Ruim 14 procent van de
bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 36% heeft
minder dan USD 2 per dag. De armoede is het grootst onder de 2 à 3
miljoen binnenlandse ontheemden, die slachtoffer zijn van binnenlandse
conflicten. Op de Human Development Index staat Colombia op de 64ste
plaats. Het land is niet IDA-eligible.
Dankzij het economisch potentieel, het macro-economische beleid en
Amerikaanse inzet geniet Colombia de steun van het IMF. Bij
structurele hervormingen is veel vooruitgang geboekt. Het sociale
beleid van de regering is in de eerste plaats gericht op het scheppen
van werkgelegenheid.
De productie van en handel in verdovende middelen tasten de
integriteit van het staatsapparaat aan. De effectiviteit is de laatste
jaren gedaald. De overheid slaagt er niet in de burger veiligheid te
bieden. Colombia is wereldwijd het land met het hoogste aantal doden
als gevolg van geweldsmisdrijven. Bij het aantreden van de nieuwe
regering hebben integriteit en effectiviteit van de instituties, samen
met veiligheid, de hoogste prioriteit gekregen. De politieke cultuur
van Colombia is cliëntelistisch. De corruptie is door de productie van
en handel in drugs toegenomen en laat geen sector onberoerd
(bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de overheid). Voor
het eerst in de recente geschiedenis van Colombia heeft een regering
aan de bestrijding van de corruptie de hoogste prioriteit gegeven.
In de London Declaration van 10 juli 2003 hebben de voornaamste
donorlanden, de Verenigde Naties en de Internationale Financiële
Instellingen hun steun toegezegd aan de regering Uribe bij de strijd
tegen het geweld en de drugs en het zoeken naar een oplossing voor het
interne conflict via een vredesaccoord. De verklaring benadrukt verder
het belang van het respecteren van de mensenrechten en van een
substantiële rol van de VN. Ook wordt gesteld dat het land behoefte
heeft aan betere coördinatie van de diverse hulpprogramma's op het
gebied van versterking van de rechtsstaat, het verlichten van de
humanitaire crisis, het bevorderen van de mensenrechten en het
ontwikkelen van alternatieven voor het produceren van drugs.
De totale ontwikkelingshulp aan Colombia is gestegen naar USD 380
miljoen, oftewel 0,5% van het BBP en USD 9 per hoofd van de bevolking.
De Verenigde Staten investeren 30% van hun grootscheepse steunplan
voor Colombia in het versterken van de rechtsstaat en de economie.
Ook de Europese Unie heeft herhaaldelijk haar politieke steun betuigd;
de totale ontwikkelingssamenwerking door de EU-lidstaten is 300
miljoen euro per jaar. Nederland behoort tot de tien grootste donoren
met een budget van 7,7 miljoen in de sectoren GMV en milieu. In de
sectoren milieu en GMV speelt Nederland een strategische rol. In de
milieusector is Nederland toonaangevend met het betrekken van de
locale bevolking in projecten. In de sector GMV geeft Nederland steun
aan instituties die actief zijn in de bestrijding van straffeloosheid
en corruptie. Daarnaast steunt Nederland vooraanstaande NGO's op het
gebied van de mensenrechten. In de particuliere sector is een groot
aantal Nederlandse organisaties actief: Cordaid, NOVIB, PUM, Plan, Pax
Christi, Mensen in Nood e.v.a. Met hen wordt veelvuldig contact
onderhouden door de ambassade.
Colombia ligt op een strategische positie tussen de Cariben,
Midden-Amerika, Zuid-Amerika en de Stille Oceaan. De situatie in het
land raakt ook aan de belangen van het Koninkrijk der Nederlanden
vanwege de nabijheid van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Met het oog op de stabiliteit in de regio en de belangen van de
nabijgelegen Koninkrijksdelen, de omvang van de humanitaire crisis en
de relevantie van de door Nederland ondersteunde activiteiten in de
prioritaire sectoren GMV en milieu, zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Colombia worden voortgezet.
Ecuador
De armoede in Ecuador is de laatste jaren verminderd. Het inkomen per
hoofd van de bevolking is gegroeid naar USD 1450 per jaar. De helft
van de bevolking leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human
Development Index staat het land 97. Ecuador is niet IDA-eligible en
heeft geen MOL-status.
De vorige regering heeft kans gezien de sociale onrust te beperken. De
in januari 2003 aangetreden regering Gutiérrez beschouwt
armoedebestrijding als een prioriteit, met de nadruk op sociale
sectoren als onderwijs. De regering streeft daarbij naar brede
maatschappelijke participatie.
De overheidsdiensten en de rechterlijke macht zijn gepolitiseerd. Door
institutionele zwakte en gebrek aan uitvoeringscapaciteit verloopt de
hervorming van de centrale overheid traag en chaotisch. Daarbij is de
corruptie in Ecuador toegenomen, naar de 89e plaats op de lijst van
Transparency International. Corruptiebestrijding vormt dan ook een van
de prioriteiten van de regering Gutiérrez.
De totale ontwikkelingshulp aan Ecuador bedraagt USD 171 miljoen,
zijnde slechts 1% van het BBP. Het aandeel van Nederland in 2003 is
4,0 miljoen euro, vooral in de sector milieu. Bilateraal is Nederland
géén grote donor, met een zevende positie na de VS, Japan, Spanje,
Duitsland, Zwitserland en China.
Vanwege de inkomenspositie van land en bevolking, de sociale en
economische vooruitgang, de geringe afhankelijkheid van
ontwikkelingshulp alsmede de bescheiden positie van Nederland als
donor wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Ecuador
afgebouwd.
Via multilaterale en particuliere kanalen zal Nederland zich overigens
blijven inzetten voor het Amazonegebied, mede in het licht van de
internationale biodiversiteits- en klimaatafspraken. Die kanalen zijn
met name de Global Environment Facility (GEF), de Convention on
Biological Diversity (CBD), Wereldbank en FAO enerzijds, en de
Nederlandse en internationale NGO's anderzijds.
Egypte
Egypte is met 70 miljoen inwoners het grootste land in de Arabische
wereld. Egypte kwalificeert als `lower middle income country' niet
voor zachte leningen van de IDA. Ondanks het gemiddeld inkomen per
hoofd van de bevolking van USD 1470 is Egypte een relatief arm land.
Ruim de helft van de bevolking leeft van minder dan USD 2 per dag. Op
de Human Development Index neemt Egypte de 120ste plaats in.
In de jaren negentig kende Egypte door effectief overheidsingrijpen
een economische groei van bijna 5% per jaar. Sinds 2000 bedraagt deze
3% of minder. Egypte heeft te kampen met de negatieve gevolgen van de
oorlog in Irak (teruggang in de economie, minder toerisme). De
overheid concentreert zich op stabiliteit op de korte termijn.
Structurele hervormingen zijn daardoor in een lagere versnelling
terechtgekomen. Desondanks worden hervormingen doorgevoerd. Het
sociale beleid kenmerkt zich door bestrijding van de werkloosheid; per
jaar zijn er 650.000 nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Egypte kent geen
geïntegreerd armoedebestrijdingsbeleid. Er zijn achterstanden in het
onderwijs en de positie van vrouwen. De bescherming van het schaarse
water vormt één van de prioriteiten van de overheid.
De kwaliteit van het openbaar bestuur is matig. De hervorming van het
bestuur blijft een noodzakelijke stap in het hervormingsproces. De
vorderingen verlopen echter traag. Als gevolg van de sterke nadruk op
binnenlandse stabiliteit en veiligheid, stelt de overheid politieke
liberalisering uit. Het beheer van overheidsmiddelen is verbeterd,
maar laat nog te wensen over. Egypte neemt met de 62ste plaats een
middenpositie in op de lijst van Transparency International. De
vereiste instellingen voor toezicht op de overheidsuitgaven zijn
aanwezig, evenals de scheiding der machten. De overheid omzeilt de
rechterlijke macht echter geregeld, terwijl ook de
mensenrechtensituatie voor verbetering vatbaar is.
De totale ontwikkelingshulp daalt sterk, met ruim eenderde tussen 1998
en 2001. Het totaal bedraagt thans ruim USD 1,2 miljard. Dat is 1,3%
van het BBP en ruim USD 18 per hoofd van de bevolking. USAID neemt
tweederde van het totale hulpvolume voor zijn rekening, op ruime
afstand gevolgd door Duitsland en de Europese Commissie.
Nederland is de zevende donor, met een budget van ruim 10 miljoen euro
in 2003. De focus ligt op waterbeheer, drinkwater en sanitatie.
`Waterland' Nederland heeft in deze sectoren nadrukkelijk toegevoegde
waarde. De Nederlandse inspanningen in deze sector zijn innovatief en
van invloed op de Egyptische beleidsontwikkeling. Van Egyptische zijde
is de betrokkenheid bij het programma groot en bestaat waardering voor
de Nederlandse inbreng. Meer in het algemeen geniet Nederland in
Egypte als donor een goede reputatie en wordt het intensief betrokken
bij de beleidsdialoog.
Egypte is het grootste, meest invloedrijke en toonaangevende land in
het Midden-Oosten en de Arabische wereld. Het vervult een sleutelrol
in het vredesproces in het Midden-Oosten en heeft een stabiliserende
rol in de meest instabiele buurregio van Europa. Egypte speelt een rol
van betekenis in de Hoorn van Afrika (Sudan, Nijl), een regio die
traditioneel van groot belang is in het Nederlandse
ontwikkelingsbeleid.
Voorts is Egypte een hoofdrolspeler in de Nederlands-Arabische dialoog
en een treffend voorbeeld van geleidelijke politieke, sociale en
economische transformatie in de Arabische wereld (bijvoorbeeld in het
Barcelonaproces en het Associatieverdrag met de Europese Unie).
Vanwege het grote aantal mensen op de rand van de armoede, het belang
van stabiliteit in Egypte en het Midden-Oosten, de
Nederlands-Arabische dialoog alsmede de toegevoegde waarde van het
Nederlandse programma in de watersector zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Egypte worden voortgezet.
El Salvador
El Salvador behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen
per hoofd van de bevolking is de afgelopen jaren gestegen naar USD
2080 per jaar. Ongeveer 21% van de bevolking leeft van minder dan USD
1 per dag. El Salvador is niet IDA-eligible.
De Salvadoraanse regering streeft naar een kleine overheid die veel
ruimte laat aan het particulier initiatief en de markt. De reële
economische groei bedroeg in de jaren negentig gemiddeld 4,5% per
jaar. De armen profiteren vooralsnog onvoldoende van de economische
groei door gebrekkige verdeling en een beperkt sociaal beleid.
Verkiezingen verlopen eerlijk en democratisch, de rechterlijke macht
is in toenemende mate onafhankelijk, en er is aandacht voor de
bestrijding van corruptie. Op de index van Transparency International
staat El Salvador op plaats 62. De toegang van armen tot het
rechtssysteem is nog beperkt, evenals de maatschappelijke dialoog.
De totale ontwikkelingshulp aan El Salvador bedraagt USD 234 miljoen.
Dat staat gelijk aan 1,7% van het Bruto Binnenlands Product en USD 37
per hoofd van de bevolking. Men behoeft vooral overdracht van ideeën:
assistentie op het terrein van met name `pro-poor' benaderingen, het
versterken van maatschappelijk vertrouwen, een maatschappelijke
dialoog en beter bestuur. Het Nederlandse programma is met een budget
van 1,6 miljoen euro klein: minder dan 1% van de totale ODA.
Vanwege het stijgende en relatief hoge inkomen per hoofd van de
bevolking (El Salvador is niet IDA-eligible), de economische groei, de
bestuurlijke vooruitgang alsmede de zeer bescheiden omvang van het
Nederlandse programma is besloten de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met El Salvador af te bouwen.
Eritrea
Eritrea is een van de armste landen ter wereld. Het gemiddeld inkomen
per hoofd van de bevolking bedraagt USD 160 per jaar. Eritrea neemt op
de Human Development Index de 155ste plaats in. Eritrea is
IDA-eligible en heeft de MOL-status.
Na een zware onafhankelijkheidsstrijd van 30 jaar en sinds de
onafhankelijkheid in 1993 zijn in politiek, sociaal en economisch
opzicht aanzienlijke resultaten geboekt. Deze positieve ontwikkelingen
zijn vanwege het grensconflict met Ethiopië grotendeels tot stilstand
gekomen. De huidige macro-economische situatie is volgens een recente
Wereldbankmissie slecht. De voornaamste factoren die de economische
situatie thans negatief beïnvloeden zijn de droogte, de nasleep van de
oorlog, het uitblijven van snelle demobilisatie, en de kwaliteit van
het monetaire en fiscale beleid.
De zogenaamde `Transitional Economic Growth and Poverty Reduction
Strategy' uit 2001 geeft veel aandacht aan de sectoren onderwijs en
gezondheid. Het streven is om in 2005 14 % van de begroting aan
onderwijs te besteden. Een concept interim-PRSP verscheen in de zomer
van 2003. De IDA-performance is gedaald naar 2.
De Eritrese overheid is gecommitteerd aan armoedebestrijding en
voedselzekerheid. De effectiviteit van de overheid is beperkt vanwege
gebrekkige capaciteit en zwakke instituties. Er is nauwelijks
corruptie. Enerzijds geeft een aantal recente politieke ontwikkelingen
(verbetering van de relatie met de EU en de daarmee samenhangende
hervatting van de politieke dialoog) aanleiding tot enig optimisme
over de bereidheid van de Eritrese overheid tot samenwerking op
ontwikkelingsterrein. Anderzijds blokkeert de interne politieke
situatie de ontwikkeling naar een meer democratische rechtsstaat, mede
als gevolg van stagnatie in de uitvoering van het vredesakkoord met
Ethiopië (met name de demarcatie). Het Eritrese standpunt blijft dat
pas na volledige grensdemarcatie normalisatie van de binnenlands
politieke situatie kan volgen.
Eritrea is zwaar afhankelijk van ontwikkelingshulp. De totale ODA is
gestegen naar USD 280 miljoen. Dat komt overeen met ruim 40% van het
BBP en USD 72 per hoofd van de bevolking. Ongeveer 60% van de
bevolking is afhankelijk van voedselhulp. Die afhankelijkheid neemt
verder toe.
Nederland is in Eritrea na de Wereldbank, Europese Commissie en USAID
de vierde donor met een budget van 8,8 miljoen euro, vooral in de
humanitaire hulp en de wederopbouw. Na de beëindiging van het
grensconflict met Ethiopië is in 2001 besloten de OS-relatie met beide
landen te hervatten, zij het met meer geleidelijkheid voor Eritrea
vanwege de binnenlandspolitieke situatie en gekoppeld aan de voortgang
in de dialoog met de Europese Unie over democratisering en
mensenrechten. De invulling van het samenwerkingsprogramma vindt
vooralsnog hoofdzakelijk plaats via multilaterale kanalen, in
afwachting van voortgang op het vlak van democratisering en
mensenrechten. In de particuliere sector is een groot aantal
Nederlandse organisaties actief: ICCO, NOVIB, Cebemo, Stichting
Vluchteling, Interkerkelijke Stichting Eritrea Ethiopië, Nederlandse
Rode Kruis, Warchild, PUM, en de universiteiten van Groningen, Tilburg
en Wageningen.
De belangrijkste problemen in de Hoorn van Afrika (conflicten,
voedselsituatie, HIV/aids, vluchtelingen en infrastructuur) hebben een
sterk regionale dimensie. Binnen het Nederlandse Afrikabeleid wordt
prioriteit gegeven aan het bevorderen van vrede en veiligheid in de
regio. Het wederoplaaien van het conflict tussen Ethiopië en Eritra
zou de reeds bereikte resultaten op het gebied van armoedebestrijding
in gevaar brengen. Vanuit de relatie met de partnerlanden Ethiopië en
Eritrea zoekt Nederland bilateraal, maar ook in multilateraal verband,
naar wegen om het vredesproces tussen beide landen te bevorderen. In
Eritrea heeft Nederland ervaring opgedaan met het gelijktijdig en
complementair inzetten van instrumenten op militair (UNMEE), politiek,
humanitair, OS en economisch gebied.
Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, het belang van het
Nederlandse programma alsmede het belang van een geïntegreerde en
regionale benadering van de problemen in de Hoorn van Afrika wordt de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Eritrea voortgezet.
Ethiopië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt in Ethiopië
USD 100 per jaar. Bijna 82% van de bevolking leeft onder de
armoedegrend van USD 1 per dag. Circa vier miljoen mensen zijn
chronisch afhankelijk van voedselhulp; in slechte oogstjaren stijgt
dat aantal. De kindersterfte en ondervoeding behoren tot de hoogste in
de wereld. De gemiddelde levensverwachting is 43 jaar. Die leeftijd
daalt ten gevolge van HIV/aids. Op de Human Development Index staat
Ethiopië bijna onderaan: 169. Ethiopië is IDA-eligible en heeft de
MOL-status.
De economie kampt met de naweeën van het grensconflict met Eritrea. De
overgang van een oorlogs- naar een vredeseconomie is verre van
eenvoudig. Ondanks tekenen van herstel, zijn de hoge militaire
uitgaven ten koste gegaan van investeringen in de infrastructuur en de
sociale sectoren. De relatieve economische groei wordt teniet gedaan
door een verslechterde ruilvoet (60% over de laatste drie jaar) ten
gevolge van de inzakkende wereldmarkt voor koffie, Ethiopië's
belangrijkste exportproduct. De IDA-performance is 2.
Buitenlandse hulpstromen, hervonden begrotingsdiscipline en de
ingezette structurele hervormingen (PRSP) zorgen voor een beter
macro-economisch klimaat. Ethiopië heeft het proces van
schuldverlichting in HIPC-kader vrijwel geheel doorlopen.
De politieke, wetgevende en bestuurlijke hervormingen komen slechts
langzaam van de grond. Hervormingen als financiële decentralisatie,
scheiding der machten, en overleg met het maatschappelijk middenveld
zijn bestuurlijke aanpassingen die het democratiseringsproces nog niet
daadwerkelijk hebben gestimuleerd. Corruptie op grote schaal komt
relatief weinig voor; Ethiopië neemt een middenpositie in op de lijst
van Transparency International (59).
Ter ondersteuning van het PRSP en het omvangrijke hervormingsprogramma
doen de autoriteiten een beroep op de donoren om de hulpstroom te
verhogen. De ODA per hoofd van de bevolking bedraagt USD 16 per jaar
en komt overeen met 17% van het BBP. Op de totale ODA-uitgaven is het
aandeel van Nederland circa 2% (19,5 miljoen euro op ruim een miljard
USD). Nederland is actief in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en
rurale ontwikkeling. Nederland heeft in die sectoren toegevoegde
waarde vanwege themadeskundigheid, donorcoördinatie en
partnerschappen. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn
de MFO's, SNV, NUFFIC, PUM, Artsen zonder Grenzen, en de
Interkerkelijke Stichting Eritrea-Ethiopië.
Ethiopië vervult een sleutelrol in de Hoorn van Afrika, zowel in
IGAD-verband als anderszins. De belangrijkste problemen in de Hoorn
van Afrika (conflicten, HIV/aids, voedselsituatie, vluchtelingen en
infrastructuur) hebben een sterk regionale dimensie. Conflicten in het
ene land werken herstel van stabiliteit en ontwikkeling in de
buurlanden tegen. Deze vergen een integrale en regionale oplossing,
waarbij ook de inzet van ontwikkelingsgelden cruciaal is. Vanuit de
relatie met beide partnerlanden Eritrea en Ethiopië probeert Nederland
bilateraal, maar ook in multilateraal verband, naar wegen te zoeken om
het vredesproces tussen beide landen te bevorderen.
Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang en
toegevoegde waarde van het Nederlandse programma alsmede het belang
van een geïntegreerde en regionale benadering van de problemen in de
Hoorn van Afrika wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met
Ethiopië voortgezet.
Filippijnen
De Filippijnen behoren niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het land
is evenmin IDA-eligible. Op de Human Development Index staan de
Filippijnen op de 85ste plaats. Het inkomen per hoofd van de bevolking
bedraagt USD 1020 per jaar.
Ondanks de Aziatische crisis is de Filippijnse economie het afgelopen
decennium met gemiddeld 3,3% per jaar gegroeid. Sinds de komst van
president Arroyo wordt het economisch en monetair beleid positief
beoordeeld. Het land kent een Amerikaans ondernemersklimaat, waarin
ondernemers zoveel mogelijk de vrije hand krijgen. De Filippijnse
regering geeft politieke prioriteit aan armoedebestrijding. Desondanks
is de welvaart niet gelijk verdeeld en in handen van enkele families.
Landhervormingen stagneren. Onderwijs en gezondheidszorg krijgen
aandacht, maar dat vertaalt zich nog niet in voldoende
begrotingsmiddelen voor de sociale sector. Door grote invloed van de
katholieke kerk (circa 80% van de bevolking is katholiek) laat de
bevolkingsgroei zich moeilijk remmen.
Op de lijst van Transparency International zijn de Filippijnen fors
gedaald naar de 77ste positie. De president heeft grote uitvoerende
bevoegdheden; de hiërarchie is sterk. Internationale aandacht is er
met regelmaat voor de mensenrechten, de doodstraf en de islamitische
vrijheidsstrijd in het zuiden (ca. 10% van de bevolking is moslim).
De totale internationale ontwikkelingshulp aan de Filippijnen is
beperkt en dalende: USD 576 miljoen, USD 7,50 per hoofd van de
bevolking en slechts 0,8% van het BBP. Het Nederlandse bilaterale
milieuprogramma bedraagt ongeveer 6 miljoen euro in de sector milieu.
Vanwege het feit dat de Filippijnen niet IDA-eligible zijn en geen
MOL-status hebben, het inkomen per hoofd van de bevolking, de
economische groei alsmede de marginale afhankelijkheid van
ontwikkelingshulp is besloten het Nederlandse bilaterale
ontwikkelingsprogramma af te bouwen resp. over te dragen.
Georgië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Georgië is USD 650
per jaar. De weinige rijkdommen zijn in handen van een kleine
geprivilegieerde groep. Op de Human Development Index is het land
gezakt naar plaats 88. Georgië is IDA-eligible, het heeft geen
MOL-status.
Het overheidsapparaat van Georgië is inefficiënt, te groot en
gecentraliseerd. Georgië kent grote problemen met het innen van
belastingen. Desondanks vindt geen monetaire financiering plaats. De
economische groei bedroeg in 2002 4,25 %. De verstrekking van
kredieten door het IMF is opgeschort vanwege het uitblijven van
politieke hervormingen door de inmiddels afgetreden president
Sjevardnadze en diens nu (deels) afgetreden regering. De aanpak van
corruptie en cruciale hervormingen ondervinden tegenwerking van
spelers met gevestigde belangen. Op de index van Transparency
International staat Georgië op de 85ste plaats. Hervormingsgezinde
krachten hebben steun van buitenaf nodig om zaken op de politieke
agenda te krijgen en te houden. De `bevroren' conflicten in
Zuid-Ossetië en Abchazië vormen obstakels voor verbetering van de
groeimogelijkheden en het investeringsklimaat. Op de middellange
termijn bestaan er goede mogelijkheden voor buitenlandse
investeringen. De IDA performance score is gedaald van 1 in 1998 naar
5 in 2002.
De totale ontwikkelingshulp is de afgelopen jaren gestegen naar USD
290 miljoen. Dat is 9,2% van het BBP en USD 55 per hoofd van de
bevolking. De hulpbehoefte is groot, zeker van de huidige
interim-autoriteiten. Nederland was in 2002 de zesde donor op het
totaal met een bedrag van 7,8 miljoen euro. Het budget voor 2003 is
840.000 euro en louter bestemd voor activiteiten op het vlak van goed
bestuur, mensenrechten, en vredesopbouw. Nederland speelt een
belangrijke rol bij de donorcoördinatie. Actieve Nederlandse NGO's in
Georgië zijn NOVIB, ICCO, Cordaid en PUM.
Destabilisering in de zuidelijke Kaukasus is, vooral gezien de
`bevroren' conflicten in deze regio, een reëel risico en kan
aanzienlijke gevolgen hebben voor de wijdere regio: Turkije, Iran en
de Russische Federatie. Vanwege de kiesgroeprelatie bij de Wereldbank
en het IMF alsmede het ontbreken van Nederlandse geostrategische
belangen in de regio, is Nederland meer dan andere landen in staat in
de regio een bemiddelende rol te spelen.
De recente politieke ontwikkelingen in Georgië tonen het risico van
destabilisatie, maar ook de wens van de bevolking om op vreedzame
wijze de eigen leefomgeving te veranderen. Een groot deel van de
bevolking en een nieuwe generatie politici verlangt naar verbetering
van de economische situatie, de aanpak van corruptie en versteviging
van de democratie. Het is voor de internationale gemeenschap van
belang de hervormingsgezinde krachten in Georgië te steunen, zij het
niet onvoorwaardelijk.
De armoede, de recente politieke omwenteling, de regionale
instabiliteit, de ligging aan de rand van Europa, alsmede de
kiesgroeprelatie bij de Wereldbank en het IMF zijn redenen om de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Georgië voort te zetten.
Ghana
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Ghana is gedaald
naar USD 270. Het percentage van de bevolking dat leeft van minder dan
USD 1 per dag is 45%; 78% beschikt over minder dan USD 2 per dag. Op
de Human Development Index bekleedt Ghana de 129ste positie. Ghana is
IDA-eligible. Het land heeft geen MOL-status.
De IDA-performance van Ghana is stabiel met de score 2. Het PRSP is
goedgekeurd door het IMF en de Wereldbank (2003). Prioritaire thema's
van de regering zijn de private sector en goed bestuur. De
vooruitgang is echter langzaam. Op de index van Transparency
International staat Ghana op de 50ste plaats. Ten aanzien van
corruptie hanteert de regering `zero tolerance'. Het realiseren van
regelgeving en structuren die de corruptie moeten tegengaan verloopt
echter traag. Er bestaat wel een institutioneel raamwerk voor het
toezicht op de overheidsfinanciën. Het gebrek aan capaciteit is
chronisch; de brain-drain wordt met de dag groter. De Ghanese overheid
is bezig met beleid om de grote Ghanese gemeenschap in het buitenland
bij de ontwikkeling van het eigen land te betrekken.
De totale ontwikkelingssamenwerking bedraagt USD 650 miljoen. Dat is
ruim 12% van het BBP, en USD 32 per hoofd van de bevolking. Met een
budget van 24 miljoen euro zit Nederland in de middenmoot van donoren,
achter de Wereldbank, de VS en het VK. Nederland is derde donor in de
gezondheidssector en eerste donor in de sector milieu. Voor het
ministerie van Milieu in Nederland verreweg de belangrijkste donor
vanwege de omvang van het programma en de inbreng van deskundigheid.
Het ministerie van Financiën heeft met een negental donoren, waaronder
Nederland, een Multi-Donor Budget Support (MDBS) overeenkomst
gesloten, op basis waarvan eenderde van de hulpstroom aan Ghana in de
vorm van algemene budgetsteun kan worden aangeboden. Aan het MDBS is
een beleidsdialoog gekoppeld, waarin onder andere de voortgang van de
hervormingen en het armoedebeleid van de regering is opgenomen.
Nederland heeft een sleutelrol gespeeld in het tot stand brengen van
het MDBS raamwerk.
Ghana is één van de weinige stabiele landen in West-Afrika. Ghana
verkeert in een goede positie om te bemiddelen in de door conflicten
geteisterde regio. Ghanese soldaten maken deel uit van alle
vredesoperaties in de regio (Sierra Leone, Ivoorkust en Liberia).
Ghana's regionale positie wordt versterkt door het huidige
voorzitterschap van ECOWAS. Ghana is reeds lange tijd een nauwe
partner van Nederland; de bilaterale relatie is uitstekend. Ghana is
voor Nederland de derde handelspartner in Afrika. Ook is er een sterke
cultureel-historische band tussen Ghana en Nederland, die het
afgelopen jaar is herdacht (300 jaar diplomatieke betrekkingen). Tot
slot is er in Nederland een zeer grote Ghanese gemeenschap van
ongeveer 45.000 personen.
Met het oog op de armoede, de IDA-performance, de omvang van het
programma en de spilpositie van Nederland in prioritaire sectoren, het
regionale belang van Ghana alsmede de sterke en veelzijdige banden
tussen Nederland en Ghana wordt de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Ghana voortgezet.
Guatemala
Het inkomen per hoofd van de bevolking in Guatemala bedraagt USD 1750
per jaar. Het land is niet IDA-eligible en heeft geen MOL-status. De
ongelijkheid in het land is groot. Zestien procent van de bevolking
leeft van minder dan USD 1 per dag, ruim 33% van minder dan USD 2 per
dag. De armen wonen vooral op het platteland, zijn vrouw en/of
inheems. Op de Human Development Index staat Guatemala op plaats 119.
Het macro-economisch beleid van Guatemala is goed. De buitenlandse
schuld is beheersbaar, het begrotingstekort en de inflatie zijn
beperkt. Guatemala heeft een stand-by agreement met het IMF. Het
sociaal beleid toont een licht positieve trend, maar behoeft
versterking. Guatemala is bezig met het formuleren van een PRSP.
Op bestuurlijk gebied is het beeld gemengd: positieve ontwikkelingen
als versterking van justitie, decentralisatie en beter toezicht op de
overheidsfinanciën staan tegenover verslechteringen op het gebied van
veiligheid en mensenrechten, straffeloosheid en corruptie. Op de lijst
van Transparency International is Guatemala gezakt naar de 81ste
plaats.
De totale hulpstroom bedraagt USD 225 miljoen, zijnde 1,1% van het BBP
en ruim USD 19 per hoofd van de bevolking. De gezamenlijke donoren
maken zich sterk op het punt van de beleidsbeïnvloeding om de
uitvoering van de vredesaccoorden te versterken en het opnieuw
afglijden naar gewapend conflict te voorkomen.
Met een budget van ruim 10 miljoen euro in 2003 is Nederland
bilateraal ongeveer de vierde donor, ná de VS, Japan en Spanje.
Nederland is actief op het vlak van goed bestuur en in de sector
milieu. Op het gebied van de mensenrechten en goed bestuur heeft
Nederland in de loop der jaren een reputatie verworven die de omvang
van het OS-budget overstijgt. Wat betreft Guatemala is sprake van
aanzienlijke betrokkenheid van het Nederlandse maatschappelijk
middenveld. Door onder meer HIVOS, ICCO, Cordaid, Solidaridad, PUM,
NUFFIC, VNG, IMD en de vakbeweging worden zowel in Guatemala als in
Nederland activiteiten ontplooid en gefinancierd. De contacten tussen
de ambassade en de particuliere organisaties zijn goed.
Vanwege het belang van blijvende internationale steun aan de
uitvoering van de vredesaccoorden, het belang van verdere
sociaal-economische vooruitgang, alsmede de omvang en relevantie van
het Nederlandse programma in prioritaire sectoren als goed bestuur en
milieu zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Guatemala
worden voortgezet.
Guinee Bissau
Guinee Bissau is een van de armste landen ter wereld met een inkomen
per hoofd van de bevolking van USD 150 per jaar. Het grootste deel van
de bevolking leeft onder de armoedegrens. Guinee Bissau staat bijna
onderaan op de Human Development Index: 166. Guinee Bissau is
IDA-eligible en heeft de MOL-status.
De IDA-performance van Guinee Bissau is gedaald naar het minimum: 5.
De kwaliteit van het sociaal-economisch beleid is sterk teruggelopen.
Door politieke instabiliteit en de frequente regeringswisselingen
bestaat er nauwelijks continuïteit om hervormingen te formuleren en
door te voeren. Het IMF programma is `off track' en de meeste hulp is
bevroren. Er is nauwelijks sprake van bestuur vanwege de politieke
instabiliteit. De recente machtswisseling biedt vooralsnog onvoldoende
perspectief op vooruitgang.
De absorbtiecapaciteit voor ontwikkelingshulp is miniem vanwege de
politieke instabiliteit en het economisch wanbeleid. De Nederlandse
bijdragen werden in de afgelopen jaren niet volledig uitgegeven
vanwege deze geringe absorptiecapaciteit. Met enkele anderen (Europese
Unie, Zweden en de Wereldbank) heeft Nederland de bescheiden
hulprelatie ondanks politieke problemen en een militair conflict in
1998 tot nu toe voortgezet. Het budget voor 2003 is 2,4 miljoen euro.
Nederland maakt ook deel uit van de `Ad hoc Advisory Group on Guinee
Bissau' bij de Verenigde Naties. De invloed van Nederland op de
ontwikkelingen in Guinee Bissau is echter beperkt, onder meer door het
ontbreken van een ambassade in het land.
Vanwege het ontbreken van goed beleid en bestuur, hetgeen onder meer
tot uitdrukking komt in de zeer lage IDA-performance, alsmede de
geringe voortgang van de programma's, wordt de (toch al beperkte)
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Guinee Bissau afgebouwd.
Honduras
Honduras behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per
hoofd van de bevolking groeit gestaag. Het bedraagt bedraagt thans USD
920 per jaar. Honduras is IDA-eligible.
De overheid heeft zich gecommitteerd aan de modernisering van het
overheidsapparaat en beter macro-economisch beleid. Deze inspanningen
worden positief gewaardeerd. Zo is de IDA-performance van Honduras
gestegen naar de hoogste score 1. De reële economische groei bedroeg
in de jaren negentig gemiddeld 3,1% per jaar. Op papier heeft Honduras
een redelijk sociaal beleid. Honduras heeft een PRSP. Zowel de inhoud
als de participatieve wijze van totstandkoming worden positief
gewaardeerd. De donoren scharen zich in grote meerderheid achter dit
programma. In het kader van het HIPC-initiatief is verlichting met USD
900 miljoen overeengekomen.
Honduras kent een democratisch gekozen parlement volgens een eerlijk
verlopen electoraal proces. De regering toont commitment voor de
decentralisatie van het bestuur en de vergroting van participatie in
het bestuur, alsmede voor de hervorming van het juridisch systeem.
Niettemin loopt de verbetering van het beheer van publieke middelen
traag, mede als gevolg van de politisering van de betreffende organen.
De corruptie wordt bestreden. Op de index van Transparency
International is Honduras gestegen naar de 71ste plaats. De
overheidsinstituties zijn veelal zwak; ze hebben beperkte capaciteit.
Er is veel politieke wil voor transformatie. De capaciteit en middelen
zijn beperkt. Het totale hulpvolume besloeg in 2001 tijdelijk 10.6%
van het BBP, vanwege de schade van de orkaan Mitch. Sindsdien is het
hulpvolume afgenomen. Nederland is met 1,8 miljoen euro een zeer
kleine donor. Zelfs in de rangorde van bilaterale donoren komt
Nederland niet verder dan de elfde positie. Van de particuliere
organisaties zijn onder meer HIVOS, ICCO, PUM en SNV actief in
Honduras.
Vanwege de economische vooruitgang, het kleine programma en de
marginale positie van Nederland in het veld van donoren zal de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Honduras worden afgebouwd.
India
India heeft in 2003 zelf aangegeven de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking (dus: van overheid tot overheid) met
Nederland te willen afbouwen. Binnenkort wordt de Tweede Kamer nader
geïnformeerd hoe de bilaterale relatie tussen India en Nederland op
andere terreinen zal worden voortgezet.
Indonesië
Indonesië behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen
per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 710 per jaar. Het
percentage van de bevolking onder de armoedegrens van USD 1 per dag is
gedaald naar ruim 7%. Daarentegen leeft maar liefst 65,5% van de
bevolking net boven de armoedegrens, met een inkomen van minder dan
USD 2 per persoon per dag. Op de Human Development Index bekleedt het
land plaats 112. Indonesië is IDA-eligible.
De macro-economische stabiliteit is voorlopig hersteld dankzij een
sober financieel-economisch beleid, dat tot dusver is gevoerd in
overleg met het IMF. De groei bedroeg 5,5% in 2001 en 3,5% in 2002. De
overheidsschuld is teruggebracht van 110% in 1999 tot zo'n 80% in
2002. Om verder uit de schulden te groeien en gelijke tred te houden
met de bevolkingstoename moet het land volgens berekeningen van de
Wereldbank en het IMF ten minste 6% economische groei verwezenlijken.
Dat vergt een versnelling van de politieke en economische
hervormingen, die niet haalbaar lijkt. Indonesië heeft in 2002 een
interim-PRSP gepubliceerd en beoogt vóór eind 2004 te beschikken over
een definitief PRSP. De IDA-performance is momenteel laag: 4. Daar
staat tegenover dat Indonesië sinds september van dit jaar een `White
Paper' als leidraad heeft, waarin het toekomstige economische en
monetaire beleid is vervat. De Wereldbank heeft daar met instemming op
gereageerd en meent dat daadwerkelijke uitvoering van het programma de
economie en de levensstandaard van miljoenen Indonesiërs substantieel
kan verbeteren.
Na een veelbelovende start is sprake van een stagnerende
hervormingsagenda. De Indonesische regering bestaat uit een coalitie
met soms tegengestelde belangen en krachten uit het verleden die
hervormingen bemoeilijken. Er waait op dit moment een nationalistische
wind in de Indonesische politiek. In dit verband is ook de uitkomst
van de Indonesische verkiezingen in 2004 van groot belang. Op de index
van Transparency International staat Indonesië op de 96ste plaats. De
situatie op het gebied van de mensenrechten is een bron van zorg.
De gezamenlijke donorhulp aan Indonesië valt in het niet bij de omvang
van de economie van `s werelds vierde grootste land qua bevolking. Het
totaal bedraagt USD 1,5 miljard. Dat is 1% van het BBP en USD 7 per
hoofd van de bevolking. De dialoog tussen donoren en nationale
overheid vindt voor een belangrijk deel plaats in het kader van de
`Consultative Group in Indonesia' (CGI). Deze samenwerking verbetert
de beleidsdialoog en vergroot de effectiviteit van programma's. Binnen
de CGI is Nederland voorzitter van de werkgroep `legal reform'.
In volgorde van financieel gewicht is Nederland de zesde donor, na de
Wereldbank, Asian Development Bank, Japan, de Verenigde Staten en
Duitsland. Als het om schenkingsgeld gaat behoort Nederland tot de
top-vijf. Mede uit dien hoofde speelt Nederland een vooraanstaande rol
in de donorgemeenschap. Het Nederlandse budget voor 2003 bedraagt 38
miljoen euro in de sectoren onderwijs, goed bestuur, water en directe
armoedebestrijding. Naast Buitenlandse Zaken onderhouden ook andere
ministeries contacten met Indonesië: EZ, OC&W, VWS, LNV, Defensie,
Justitie en V&W. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn
onder meer Cordaid, NOVIB, ICCO, HIVOS, Plan Nederland en Amnesty.
Het geostrategisch belang van Indonesië is groot: het is de derde
democratie, het grootste moslimland en het meest biodiverse land ter
wereld. De stabiliteit van het land staat onder druk door activiteiten
van afscheidingsbewegingen in vooral Atjeh en Papoea.
Nederland onderhoudt van oudsher nauwe betrekkingen met Indonesië op
een groot aantal terreinen: politiek, economisch, sociaal/cultureel en
wetenschappelijk. Dat geldt niet alleen de overheid, maar ook het
bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen en de universiteiten.
De huidige situatie mag geen aanleiding zijn om de handen van
Indonesië af te trekken: voortgezette steun van de internationale
gemeenschap, waaronder Nederland, is van het grootste belang om het
land verder te helpen met het veelomvattende en hoogst noodzakelijke
transitieproces. Met het oog op de voortdurende armoede in Indonesië,
het belang van een stabiel Indonesië voor de regionale en
internationale veiligheid, de mensenrechten en democratie, het behoud
van biodiversiteit, de positie van de gematigde islam, de grootte van
het Nederlandse ontwikkelingsprogramma in prioritaire sectoren, de rol
van Nederland als donor, alsmede de omvang en intensiteit van de
banden met Indonesië zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking
worden voortgezet.
Jemen
Jemen behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het gemiddeld inkomen
per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 490 per jaar. Bijna
zestien procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1
per dag, ruim 45% leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human
Development Index staat Jemen 148ste. Jemen is IDA-eligible.
De reële economische groei van Jemen bedroeg in de jaren negentig
gemiddeld 5,6% per jaar. De IDA-performance is gedaald naar 4 in 2002,
vooral vanwege de deelscores op `governance'. Dit impliceert dat de
kwaliteit van het openbaar bestuur achter loopt bij de ontwikkeling
van het macro-economische en fiscale beleid resp. management. Dat
geldt ook voor het sociaal beleid (waaronder de positie van de vrouw).
Jemen heeft sinds augustus 2002 echter een door de Wereldbank
geaccepteerd PRSP. De PRSP-prioriteiten worden verwerkt in de
begroting, met verhoging van de uitgaven voor onderwijs en
gezondheidszorg en verlaging van de defensie-uitgaven. De inflatie is
gedaald tot 4,3%.
Jemen kent als enige land in de regio een meerpartijenstelsel. In
april 2003 zijn parlementsverkiezingen gehouden. De nieuwe regering
heeft veiligheid, goed bestuur en armoedebestrijding tot speerpunten
van het beleid gemaakt. Hervormingen op het gebied van goed bestuur,
herstructurering van de overheid, decentralisatie, versterking van de
rechterlijke macht en verbetering van de mensenrechten zijn in gang
gezet. De Wereldbank vat de omslag samen met de woorden: "things are
moving in a positive direction". Desondanks is de kans aanwezig dat de
hervormingen blijven steken op het niveau van intentieverklaringen. De
ontwikkelingen op het gebied van democratisering blijven dus aandacht
vragen van overheid en donoren.
Jemen heeft relatief weinig donoren. De opnamecapaciteit van de
overheid is beperkt. In 2001 bedroeg de totale ODA USD 426 miljoen
oftewel 4,6% van het BBP en USD 22 per hoofd van de bevolking. Na de
Wereldbank, het IMF en de Verenigde Staten is Nederland de
belangrijkste donor, op de voet gevolgd door Duitsland, Japan en de
Europese Unie.
Nederland is tweede donor in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en
water (2002). Het budget voor 2003 bedraagt 23 miljoen euro. Binnen de
donorgemeenschap `trekt' Nederland dossiers als `Fast Track
Initiative', sectoraal beleid en institutionele ontwikkeling. Goed
bestuur is één van de hoekstenen van het Nederlandse programma in
Jemen voor de komende jaren, en zal als een rode draad worden verweven
in de verschillende sectorprogramma's. Nederlandse particuliere
organisaties zijn in Jemen niet actief, met uitzondering van PUM.
De motieven om indertijd een ontwikkelingsrelatie met Jemen aan te
gaan, gelden momenteel zo mogelijk nog sterker. Het verhogen van de
stabiliteit in de regio en versterking van de dialoog met de Arabische
wereld behoren tot de Nederlandse buitenlandspolitieke prioriteiten.
Het Westen hecht veel belang aan het verbeteren van de
mensenrechtensituatie en democratisering.
Vanwege de armoede, de noodzaak van stabiliteit in Jemen en de regio,
het in 2002 geaccepteerde PRSP, de prominente aanwezigheid van
Nederland in prioritaire sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en
water, alsmede het belang van steun aan resp. versterking van
democratische processen en de kwaliteit van het bestuur zal de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Jemen worden voortgezet.
Kaapverdië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Kaapverdië is USD
1290 per jaar. Het relatief hoge inkomen vloeit deels voort uit
overmakingen door migranten aan familieleden. Een belangrijk deel van
de bevolking leeft nog steeds in armoede vanwege de droogte en het
gebrek aan natuurlijke hulpbronnen. Het land staat 103 op de Human
Development Index. Kaapverdië is niet (langer) IDA-eligible, het heeft
wél de MOL-status.
Het sociaal-economisch beleid van Kaapverdië wordt door de
International Financiële Instellingen positief beoordeeld. De
economische groei bedroeg circa 4% in 2002 en zal de komende jaren
naar verwachting tussen de 5 en 6% uitkomen. De inflatie is beperkt
(minder dan 2%). De druk op de overheidsuitgaven in het eilandenrijk
is groot vanwege de relatief hoge investeringen in infrastructuur en
het beschikbaar stellen van basis sociale voorzieningen. De
IDA-performance van Kaapverdië is optimaal: 1.
De integriteit binnen de overheid ligt hoog, de effectiviteit is nog
voor verbetering vatbaar. De mensenrechten worden gerespecteerd; er is
vrijheid van meningsuiting en pers.
Tijdens de recente Ronde Tafel Conferentie in april 2003 heeft
Kaapverdië, mede op basis van het interim-PRSP, een
financieringstekort gepresenteerd van USD 390 miljoen voor een periode
van drie jaar. Men zoekt daarvoor externe financiering.
De totale ontwikkelingshulp neemt sterk af, maar bedraagt met USD 76
miljoen nog altijd 13% van het BBP en USD 171 per hoofd van de
bevolking. Met een budget van
2,1 miljoen euro (in de sector milieu) is Nederland de vierde donor ná
Portugal, de Wereldbank en de Europese Unie. Uit dien hoofde speelt
Nederland een belangrijke rol in de beleidsdialoog met de overheid.
Nederland is de grootste donor in de sector milieu met ruim 60% van
het totale budget. Daarnaast zijn ook VNG, PUM, IUCN en de gemeente
Rotterdam actief in Kaapverdië.
Nederland heeft een intensieve band met Kaapverdië vanwege de grote
Kaapverdische gemeenschap in Nederland (circa 20.000 personen). De
Kaapverdianen onderhouden via particuliere en kerkelijke organisaties
sterke banden met hun moederland. Het land is in de regio een
voorbeeld van stabiliteit, goed bestuur en armoedebestrijding.
Vanwege de nog steeds grote armoede bij delen van de bevolking, het
belang en de omvang van het Nederlandse milieuprogramma alsmede de
intensieve contacten met Kaapverdië vanwege de grote
migrantengemeenschap in Nederland zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Kaapverdië worden voortgezet.
Kenia
Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt in Kenia niet meer dan
USD 360. Van de bevolking leeft 23% onder de armoedegrens van USD 1
per dag; 62% heeft niet meer dan USD 2 per dag. Op de Human
Development Index staat het land op de 146ste plaats. Kenia is
IDA-eligible, het heeft geen MOL-status.
Kenia kreeg nog onder het disfunctionerende bewind van president Moi
een IDA-performance score van 4. De Centrale Bank is er altijd wel in
geslaagd een stabiel macro-economisch beleid te voeren en de
schuldenlast beheersbaar te houden. Na de politieke omwenteling in
december 2002 heeft de nieuwe regering onder president Kibaki, in een
duidelijke breuk met het verleden, maatregelen genomen om de uitgaven
in de sociale sectoren te vergroten en het investeringsklimaat te
verbeteren.
De nieuwe regering heeft de bestrijding van corruptie tot hoogste
prioriteit verheven. Er zijn maatregelen genomen zoals de oprichting
van de Kenya Anti Corruption Commission en onderzoek naar enkele grote
corruptieschandalen. Op de index van Transparency International staat
Kenya op de 96ste plaats. De regering hecht voorts veel waarde aan
herziening van de grondwet, die met name moet zorgen voor een betere
decentralisatie van de macht. Problematisch is het tekort aan
capaciteit binnen het ambtelijk apparaat. Donoren hebben hun
vertrouwen uitgesproken in de nieuwe regering.
Om de nieuwe beleidsvoornemens te kunnen realiseren, bestaat grote
behoefte aan steun. De Wereldbank en het IMF hebben besloten vanaf
najaar 2003 de programma's met Kenia te hervatten. De meeste
bilaterale donoren hebben inmiddels hun steun aan het land
aanmerkelijk verhoogd.
Tijdens het bewind van president Moi heeft Nederland de bilaterale
OS-relatie met Kenia stopgezet. Nederland bleef alleen actief in de
sector GMV om de krachten van het maatschappelijk middenveld te
versterken en het land voor te bereiden op het tijdperk ná president
Moi. Het budget voor 2003 bedraagt 4,1 miljoen euro. De komende jaren
wil Nederland een rol spelen bij het versterken van de juridische
sector.
De verantwoordelijkheid voor vluchtelingen en de bemiddeling bij
regionale conflicten vraagt veel aandacht van de Keniase regering. In
het kader van de IGAD speelt Kenia een belangrijke bemiddelende rol in
het vinden van een duurzame oplossing voor de problemen van Sudan en
Somalië. Kenia zet sterk in op economische regionale samenwerking met
Tanzania en Uganda. Op termijn kunnen Rwanda en Burundi tot dit
samenwerkingsverband toetreden. Kenia is verder lid van de COMESA
(Common Market for Eastern and Southern Africa), die zich eveneens
richt op regionale samenwerking.
Vanwege de recente machtswisseling, de koerswijziging van de nieuwe
regering, de Nederlandse focus op goed bestuur, het vertrouwen van de
donorgemeenschap en de centrale rol van Kenia in de regio zijn de
voorwaarden voor Nederland aanwezig om de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Kenia te herstellen en, bij gebleken
vooruitgang op sociaal-economisch en politiek terrein, voorzichtig uit
te bouwen.
Macedonië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Macedonië is
gedaald naar USD 1700. De armoede komt voor binnen alle etnische
groepen. Grofweg zijn drie groepen armen te identificeren:
(traditioneel) rurale huishoudens, nieuwe armen in stedelijke
gebieden, en chronisch armen (ouderen, gehandicapten). Macedonië is
niet langer IDA-eligible en heeft geen MOL-status.
April 2003 werd een standby agreement getekend met het IMF. Het
begrotingstekort is onder controle. De regering maakt serieus werk van
structurele financieel-economische hervormingen. Met de Wereldbank
lopen een Financial and Enterprise Sectoral Adjustment Loan (FESAL) en
een Public Sector Management Reform Program (PSMAC). De regering is
bezig een PRSP te formuleren.
Integriteit en effectiviteit van het overheidsapparaat hebben geleden
de onder etnische spanningen in 2001. Als onderdeel van het
PSMAC-programma worden vorderingen geboekt op het gebied van
transparant beheer van openbare middelen. De regering maakt serieus
werk van de bestrijding van de corruptie, die nog steeds groot is. De
participatie van minderheden in het openbaar bestuur verbetert door
toedoen van het Ohrid akkoord, zij het langzaam. Het
decentralisatieproces is enigszins vertraagd ingezet, maar afronding
van de relevante wetgeving wordt vóór eind 2003 verwacht.
In 2002 vond een donorconferentie plaats ten behoeve van de
implementatie van het `Ohrid Framework Agreement'. Donoren komen hun
toezeggingen over het algemeen goed na. Ondanks strak monetair beleid
en een goede betaaldiscipline heeft Macedonië nauwelijks toegang tot
de internationale kapitaalmarkt.
De totale ontwikkelingshulp aan Macedonië is fors gestegen naar USD
247 miljoen, oftewel ruim 7% van het BBP en USD 121 per hoofd van de
bevolking. Nederland is in 2003 met een budget van 24 miljoen euro de
vierde donor in Macedonië (onder meer onderwijs, bestuur en
macrosteun), ná de Verenigde Staten, de Europese Unie en de
Wereldbank. Nederland draagt structureel bij aan de implementatie van
het `Ohrid Framework Agreement'. Actieve NGO's zijn VNG, CARE, La
Strada, DNB, IKV, Pax Christi, FNV, CNV, ICCO en HIVOS. Macedonië is
lid van de Nederlandse kiesgroep bij de Wereldbank en het IMF.
Macedonië is een voorbeeld van geïntegreerd beleid, waarin ook met
andere instrumenten dan OS significant wordt bijgedragen aan de
vredesopbouw in Macedonië. Zo was Nederland `lead nation' van de
toenmalige Task Force Fox.
Het Europees en atlantisch perspectief is voor Macedonië van toenemend
belang. Met de Europese Unie is in 2001 een Stabilisatie en Associatie
Overeenkomst gesloten, met de NAVO is er een `Membership Action Plan'.
Vanwege de relatieve armoede van het land, het belang van stabiliteit
in de Balkan en toenadering tot Euro-atlantische structuren, de
kiesgroeprelatie alsmede de omvang en integraliteit van de Nederlandse
inzet wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Macedonië
voortgezet.
Mali
Mali behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. In het land leven veel
mensen beneden de armoedegrens: 72,8% van de bevolking verdient minder
dan USD 1 per dag. Negen van de tien inwoners beschikken over minder
dan USD 2 per dag. Mali staat op de Human Development Index bijna
onderaan: plaats 172 van de 176. Het gemiddelde inkomen per hoofd van
de bevolking is USD 240. Mali is IDA-eligible.
De prestaties op financieel-economisch terrein zijn de afgelopen twee
jaar verbeterd. De appreciatie van het sociale beleid en de pro-poor
dimensie daarvan is positief. Verdergaande structurele economische
verbeteringen zullen volgens de beleidsplannen op korte termijn worden
doorgevoerd. Armoedebestrijding is een belangrijke prioriteit voor de
Malinese overheid. Mali heeft het `HIPC-completion point' bereikt in
februari 2003. De IDA-performance van Mali is 3.
Mali presteert redelijk op het gebied van bestuur. De mate van
participatie, de kwaliteit van de verkiezingen en het respect voor de
mensenrechten kunnen positief worden gewaardeerd. Zorgen zijn er ten
aanzien van de parlementaire controle, de corruptie en de
transparantie in het beheer van overheidsmiddelen. De nieuwe regering
heeft verbetering van de capaciteit van de overheid en
corruptiebestrijding bestempeld tot prioriteiten. Ook in het PRSP
wordt hierop de nadruk gelegd.
De hulpbehoefte van Mali is groot. De totale ODA ten bedrage van USD
350 miljoen is ruim 13% van het BBP, de hulp per hoofd van de
bevolking bedraagt ruim USD 28. De hulpbehoefte neemt toe als gevolg
van de crisis in buurland Ivoorkust. Nederland is een grote donor met
een budget van ruim 26 miljoen euro in 2003, onder meer in de
prioritaire sectoren gezondheidszorg en onderwijs. Binnen de sector
gezondheid ligt de nadruk op preventie en bestrijding van aids; in de
sector onderwijs loopt een `silent partnership' met de Zweden. Binnen
de donorgemeenschap benadrukt Nederland het belang van sectorgewijze
benadering, coördinatie en harmonisatie. Nederlandse particuliere
organisaties in Mali zijn onder meer ICCO, Cordaid, NOVIB, SNV en PUM.
Mali is een van de weinig stabiele landen van West-Afrika en
onderhoudt goede relaties met alle landen van de regio. Mali heeft
gepoogd een bemiddelende rol te spelen in het conflict van Ivoorkust,
maar heeft zich moeten terugtrekken vanwege haar gevoelige relatie met
dat land. Mali is met Burkina Faso en Benin één van de slachtoffers
van de katoensubsidies van de rijke landen, een dossier waarop
Nederland hoog inzet in het streven naar beleidscoherentie.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in
prioritaire sectoren en de rol van Nederland binnen de
donorgemeenschap, het belang van stabiliteit in een instabiele regio
alsmede de internationale samenwerking op het katoendossier wordt de
bilaterale ontwikkelingsrelatie met Mali voortgezet.
Moldavië
Hoewel gelegen op de drempel van Europa vertoont Moldavië de kenmerken
van een ontwikkelingsland. Het inkomen per hoofd van de bevolking
bedraagt in Moldavië USD 460 per jaar, het laagste van Europa. De
armoede is wijdverspreid, slechts een kleine groep profiteert van de
economische groei. Van de bevolking leeft 22% onder de armoedegrens
van USD 1 per dag; 38% moet rondkomen van minder dan USD 2 per dag. Op
de Human Development Index is het land gezakt naar de 108ste plaats.
Moldavië is IDA-eligible. Het land heeft geen MOL-status.
Moldavië kampt met een gebrek aan buitenlandse investeringen. Het
conflict rond Transdnjestrië is daarvan mede de oorzaak. De
buitenlandse schuld is zorgwekkend. Binnen de Club van Parijs wordt
momenteel gesproken over een herschikking van de buitenlandse
schulden. De verstrekking van structurele aanpassingskredieten aan
Moldavië door de Wereldbank en het IMF is opgeschort vanwege
vertraging in het wetgevingsprogramma op sociaal-economisch terrein,
met name op het gebied van de privatiseringen. De budgettaire ruimte
voor sociaal beleid is beperkt. Het PRSP-proces is weer op gang
gekomen. Het interim-PRSP wordt momenteel ontwikkeld tot een volledig
PRSP. De IDA-performance score is gestegen naar 2.
Vanwege de lage lonen bij de overheid is er enerzijds sprake van
leegloop en anderzijds van corruptie. Corruptie is in alle lagen van
de samenleving aanwezig. Moldavië staat 93 op de index van
Transparency International. Bestrijding van de corruptie heeft dan ook
prioriteit van de Moldavische regering. Het ministerie van Financiën,
de nationale bank en de rekenkamer functioneren relatief goed, mede
dank zij technische assistentie van donoren. De invloed van parlement
en maatschappelijk middenveld moet zich verder ontwikkelen. De
rechterlijke macht toont zich redelijk onafhankelijk.
Moldavië heeft hulp nodig op het vlak van armoedebestrijding, sociaal
beleid, mensenrechten, goed (economisch) bestuur, verlaging van de
schuldenlast en de infrastructuur. De totale ontwikkelingshulp is
gegroeid naar USD 119 miljoen. Dat is 8,1% van het BBP en USD 28 per
hoofd van de bevolking.
Nederland is met een budget van 2,2 miljoen euro ongeveer zesde donor.
Het accent ligt op het faciliteren van het PRSP-proces, mensenrechten
en goed bestuur. Voorts vindt co-financiering met de Wereldbank plaats
in de gezondheidszorg. Als voorzitter van de kiesgroep van Moldavië
bij de Wereldbank en het IMF heeft het Nederlandse donorgeluid
relatief veel gewicht. Actieve Nederlandse particuliere organisaties
in Moldavië zijn onder meer NOVIB, Cordaid, VNG, NHC, PUM, COC en de
Stichting tegen Vrouwenhandel.
Moldavië zal te zijner tijd direct grenzen aan de Europese Unie, ná de
toetreding van Roemenië die is voorzien in 2007. Het is doelgroepland
van het EU-initiatief `Wider Europe', dat is gericht op de toekomstige
buren van de Europese Unie. Nederland is binnen de EU én de OVSE
betrokken bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict rond
Transdnjestrië. Dit conflict vormt een bedreiging voor de stabiliteit
in de wijdere regio (Russische Federatie, Oekraïne en Roemenië).
Verslechtering van de politiek-economische situatie in Moldavië kan
leiden tot de verdere toename van grensoverschrijdende problemen als
illegale migratie, politieke instabiliteit en georganiseerde
criminaliteit.
De armoedesituatie in Moldavië, de IDA-performance, de regionale
instabiliteit, de ligging aan de rand van Europa, de kiesgroeprelatie
alsmede de focus van het Nederlandse programma op prioritaire sectoren
als goed bestuur en gezondheid zijn (ondanks het kleine programma)
redenen om de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Moldavië voort
te zetten.
Mongolië
Mongolië behoort tot de armste landen in Azië. Het gemiddeld inkomen
per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 440 per jaar. Bijna
14% van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag,
exact de helft heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development
Index staat Mongolië op de 117de plaats. Het land is IDA-eligible, het
heeft geen MOL-status.
Mongolië heeft de afgelopen tien jaar een opmerkelijke transformatie
ondergaan. Van een land dat geheel afhankelijk was van de voormalige
Sovjet-Unie is het veranderd in een jonge democratie en markteconomie.
De economische transitie is zeker nog niet afgerond. Het wegvallen van
Sovjet-subsidies en afzetmarkten in de Comecon leidde aanvankelijk tot
veel problemen. Inefficiënte staatsbedrijven worden nog gesteund; hun
privatisering verloopt moeizaam. Uit de communistische tijd heeft
Mongolië relatief goede voorzieningen op het gebied van onderwijs en
gezondheidszorg overgehouden. Na een terugval in de sociale uitgaven
in de eerste jaren ná het vertrek van de Russen, trekken deze uitgaven
geleidelijk aan. De voortgang van dit proces wordt geremd door de
zwakke economie en de beperkte kwaliteit van de overheid. De
IDA-performance is 2.
De kwaliteit en efficiency van de overheid moeten verbeteren om de
ontwikkeling van het land te kunnen schragen. Naast financiële
tekorten zijn het gebrek aan kennis en capaciteit de voornaamste
struikelblokken voor de gewenste hervormingen.Voor de oudere generatie
is `omdenken' geen eenvoudige zaak. `Civil service reform' staat dan
ook hoog op de agenda, in overleg met de Wereldbank. De corruptie
neemt toe. De regering onderkent dat probleem en heeft een actieplan
tegen corruptie opgesteld.
Mongolië is zwaar aangewezen op buitenlandse hulp. De totale ODA ten
bedrage van USD 212 miljoen bedraagt 20% van het BBP en USD 84 per
hoofd van de bevolking. Nederland is ongeveer tiende donor met een
klein programma ten bedrage van 3 miljoen euro. Nederland is vooral
actief in de sector milieu: het programma steunt Mongolië met de
implementatie van de internationale verdragen voor biodiversiteit en
klimaatverandering. Nederland heeft een goede reputatie opgebouwd met
een aantal projecten in steppebeheer en landconservering. Mongolië
toont zich gecommitteerd aan het milieu. Het is toegetreden tot de
VN-verdragen op het vlak van het tegengaan van woestijnvorming, het
tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit.
Mongolië behoort tot de weinige democratieën in de regio. In dat
opzicht levert de internationale bijdrage aan de instandhouding van
deze bufferstaat een bijdrage tot de vrede en stabiliteit in de regio.
Mongolië is tevens lid van Nederlandse kiesgroep bij de EBRD in
Londen, hetgeen Nederland verhoudingsgewijs meer `stem' geeft dan
andere donoren.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, het belang van steun aan een
democratie in een instabiele regio, het programma in de prioritaire
sector milieu, alsmede de kiesgroeprelatie zal de Nederlandse
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Mongolië, ondanks het
relatief kleine programma, worden voortgezet.
Mozambique
Ondanks enige vooruitgang blijft Mozambique behoren tot de armste
landen van de wereld. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking
bedraagt USD 210 per jaar. Bijna 40% van de bevolking moet rondkomen
van minder dan een dollar per dag; het dubbele aantal heeft minder dan
twee dollar per dag. Op de Human Development Index staat het land op
een van de onderste treden: 170. Mozambique behoort tot de Minst
Ontwikkelde Landen en is IDA-eligible.
Het macro-economisch en monetair beleid van Mozambique wordt
ondersteund door de Wereldbank, het IMF en de bilaterale donoren. De
reële economische groei bedroeg de afgelopen jaren gemiddeld 8%. De
overheidsfinanciën zijn gestabiliseerd, de handel is geliberaliseerd
en de wisselkoers is vrij. Het sociaal-economische beleid wordt
afgestemd met de multilaterale en bilaterale donoren en, in mindere
mate, het maatschappelijk middenveld. Het armoedebeleid is vastgelegd
in een PRSP. De schuldenlast is in het kader van het HIPC aanzienlijk
verlicht. In 2001 ging 21% van de begroting naar onderwijs en 10% naar
gezondheidszorg. De IDA-performance is 3.
Het overheidsapparaat wordt gedomineerd door de regeringspartij. De
publieke sector is nog weinig transparant. De regering streeft naar
verbetering van de kwaliteit en de effectiviteit van de overheid.
Daartoe lopen diverse programma's, onder meer voor openbare financiën,
capaciteitsopbouw en decentralisatie. Onder druk van de donoren is het
toezicht op de overheidsfinanciën verbeterd. Het maatschappelijk
middenveld is zwak ontwikkeld. Slechts enkele NGO's, kerkelijke
organisaties en media komen tot een onafhankelijke stellingname. De
corruptie is een punt van zorg.
Mozambique is sterk afhankelijk van ontwikkelingshulp. De totale ODA
bedraagt USD 934 miljoen. Dat is bijna 26% van het BBP, ruim USD 51
per hoofd van de bevolking en ongeveer 45% van de overheidsbegroting.
Nederland is een invloedrijk donor in Mozambique. Zo is Nederland
medeoprichter van de donorgroep die gezamenlijk macrosteun verschaft.
Nederland is met een budget van 31,5 miljoen euro in 2003 een
middelgrote donor en (naast macrosteun) actief in de prioritaire
sectoren onderwijs, gezondheidszorg, milieu en water. Van de
Nederlandse particuliere organisaties zijn onder meer NOVIB, HIVOS,
SNV, IMD, NIZA en PUM actief in Mozambique.
Mozambique stelt zich actief op binnen Afrika. Het is momenteel
voorzitter van de Afrikaanse Unie (AU), actief in SADC en binnen
NEPAD, alsmede leverancier van troepen voor de vredesmacht van de
Afrikaanse Unie in Burundi.
Vanwege de armoede van land en bevolking, de IDA-performance, de
omvang van het programma in prioritaire sectoren alsmede de positie
van Nederland binnen de donorgemeenschap zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Mozambique worden voortgezet.
Namibië
Namibië behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per
hoofd van de bevolking is USD 1780 per jaar. Ruim de helft van de
bevolking leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development
Index bekleedt Namibië de 124ste positie. Namibië is niet
IDA-eligible.
De economische groei in Namibië bedroeg de afgelopen tien jaar
gemiddeld ruim 4%. De regering zet zich in voor een gelijkmatiger
inkomensverdeling. In het bijzonder door verbetering van het onderwijs
streeft men naar een betere positie van de armsten: 9% van het BNP
(ruim een kwart van het budget) wordt voor onderwijs ingezet.
Namibië scoort goed op de bestuursparameters. Namibië is met de 28ste
plaats op de index van Transparency International het tweede minst
corrupte land in Afrika. De rechtspraak is autonoom. De dominantie van
SWAPO kan leiden tot een (de facto) eenpartij-situatie. De opbouw van
een kritisch maatschappelijk middenveld en van controlemechanismen
binnen het overheidsapparaat is nodig om de verworvenheden op
bestuurlijk terrein te bewaren. De verkiezingen in 2004 en de
opvolging van de president zijn een lakmoesproef voor de prille
democratie.
Namibië beschikt dankzij natuurlijke hulpbronnen en een bovenlaag van
de bevolking die daadwerkelijk belasting betaalt in redelijke mate
over eigen middelen. Voor een efficiënte en transparante besteding
van de middelen zijn vooral institutionele en capaciteitsontwikkeling
nodig. Daarnaast is steun nodig in de strijd tegen HIV/aids (met een
30% besmettingsgraad in Namibië), de ziekte die alle verworvenheden en
inspanningen sinds de onafhankelijkheid teniet kan doen. In dit
verband kan worden gewezen op een publiek-private samenwerking tussen
de ambassade, Heineken en de Namibian Business Coalition against AIDS,
een initiatief dat een regionale uitstraling kan hebben.
De totale ontwikkelinghulp is sterk afgenomen naar USD 109 miljoen.
Dat is 3,5% van het BBP en USD 56 per hoofd van de bevolking. De
Nederlandse bijdrage is zowel in absolute als in relatieve termen zeer
bescheiden met een jaarlijkse omvang van ruim 1 miljoen euro.
Vanwege het relatief hoge inkomen per hoofd van de bevolking, de
behoorlijke kwaliteit van beleid en bestuur, de afnemende hulpbehoefte
en de geringe toegevoegde waarde van Nederland als donor zal de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Namibië worden afgebouwd.
Nepal
Nepal behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd
van de bevolking bedraagt USD 230 per jaar. Het deel van de bevolking
dat leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag bedraagt 37,7%,
terwijl 83% moet rondkomen van minder dan USD 2. Op de Human
Development Index bekleedt Nepal de 143ste plaats. Nepal is
IDA-eligible.
De reële economische groei bedroeg in de jaren negentig gemiddeld
bijna 5% per jaar. Ten gevolge van de binnenlandse strijd is de
economische situatie verslechterd. Nepal heeft een positief
gewaardeerd interim-PRSP. De IDA-performance is 3.
De situatie op het gebied van bestuur en mensenrechten is heel
zorgelijk. De corruptie is groot. Maoisten én regering maken zich
schuldig aan grove schendingen van de mensenrechten. Het aan het begin
van dit jaar overeengekomen staakt-het-vuren en de daaropvolgende
vredesbesprekingen zijn eind augustus j.l. door de Maoïsten opgezegd.
Sindsdien laaien de gewelddadigheden zienderogen op.
De hulpbehoefte is groot vanwege de omvangrijke armoede, die nog is
toegenomen door het interne conflict. De totale
ontwikkelingssamenwerking bedraagt USD 388 miljoen. Dat is USD 16 per
hoofd van de bevolking en 7% van het BBP.
De Nederlandse ontwikkelingsportefeuille in Nepal is klein. De
uitgaven bedroegen 3,9 miljoen euro in 2003, het buget voor 2003 is
2,3 miljoen. Nederland behoort niet tot de tien grootste donoren.
Nederland is actief in milieu (biodiversiteit, bossen en energie) en
goed bestuur (decentralisatie). De activiteiten in de laatste sector
stagneren al enige tijd door de binnenlands politieke ontwikkelingen,
terwijl er weinig uitzicht is op verbetering. Van de particuliere
organisaties zijn in Nepal onder meer SNV, ICCO, NOVIB en Plan
Nederland actief.
Vanwege de kleine omvang van het Nederlandse programma, de beperkte
bijdrage die Nederland kan leveren aan het verbeteren van de
bestuurssituatie in het land alsmede de binnenlandspolitieke
ontwikkelingen waardoor een deel van het Nederlandse programma
stagneert, zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Nepal
worden afgebouwd.
Nicaragua
Het inkomen per hoofd van de bevolking is in Nicaragua ongeveer USD
400 per jaar. Van de vijf miljoen inwoners leeft 82,3 % onder de
armoedegrens van USD 1 per dag. De armoede is de laatste jaren
toegenomen, omdat de rurale armen afhankelijk zijn van de prijzen voor
suiker en koffie op de wereldmarkt, die sinds 2000 een sterk dalende
lijn vertonen. Nicaragua is IDA-eligible. Het land heeft geen
MOL-status.
Nicaragua heeft sinds eind 2001 een PRSP. De regering Bolanos voert
een strak financieel beleid dat heeft geleid tot herstel van de
begrotingsdiscipline en eind 2002 uitmondde in de ondertekening van
een `Poverty Reduction and Growth Facility' (PRGF), waarmee het `off
track' raken van de vorige regering werd hersteld. Het parlement heeft
een wet op fiscale hervorming aangenomen, waarmee wordt beoogd meer
inkomsten te genereren en een progressief belastingsysteem in te
voeren om de inkomensongelijkheid aan te pakken. Onderwijs en
gezondheidszorg zijn goed voor ongeveer 25% van de overheidsbegroting.
De schuldenlast werd in de afgelopen jaren gehalveerd, maar is nog
steeds erg hoog. Het `HPIC-completion point' wordt naar verwachting
eind 2003 bereikt. Een groot probleem vormt de interne schuld, die
deels het gevolg is van corrupte praktijken van de vorige regering. De
IDA-performance is 2.
De regering Bolanos probeert korte metten te maken met de corruptie.
Er zijn maatregelen genomen om de overheid transparanter te maken. De
decentralisatie komt op gang. Er is een redelijk adequate dialoog
tussen de overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk
middenveld. De laatste jaren hebben zich geen grove schendingen van de
mensenrechten voorgedaan. Op de lijst van Tansparancy International
bekleedt Nicaragua de 81ste positie.
De totale ontwikkelingshulp bedraagt USD 928 miljoen, oftewel USD 178
per hoofd van de bevolking. De hulpbehoefte blijft de komende jaren
groot. De overheid heeft vanwege de interne schuldenproblematiek en
de strikte begrotingsdiscipline, die is opgelegd door het IMF, weinig
financiële armslag om de doelstellingen van het PRSP te realiseren.
Op het totaal is Nederland ongeveer negende donor met een budget van
14,5 miljoen euro. Nederland speelt een belangrijke rol in de
internationale donorgemeenschap bij het bevorderen van de sectorale
benadering en van macrosteun. Nederland is ook voortrekker in de
donorcoördinatie. De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld
uit Nederland bij Nicaragua is groot. Alle MFO's zijn al geruime tijd
in Nicaragua actief. Voorts zijn er projecten van SNV, VNG, PUM en
ziekenhuizen alsmede ruim 20 stedenbanden!
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma en
de coördinerende rol van Nederland, alsmede de grote betrokkenheid van
het Nederlandse maatschappelijk middenveld wordt de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Nicaragua voortgezet.
Pakistan
Het inkomen per hoofd van de bevolking in Pakistan bedraagt USD 410
per jaar. Van de bevolking leeft maar liefst 84,7% van minder dan USD
2 per dag. Op de Human Development Index staat het land 144. Meer dan
tweederde van de bevolking boven de 15 jaar kan niet lezen of
schrijven, vooral de vrouwen. Kinderarbeid is wijdverbreid; veel
kinderen zijn ondervoed. Bijna de helft van de bevolking beschikt niet
over veilig water, ongeveer 67% ontbeert sanitaire voorzieningen.
Pakistan is IDA-eligible, het beschikt niet over de MOL-status.
Ondanks een gemiddelde reële economische groei van 3,7% per jaar in de
jaren negentig blijven de economische problemen van Pakistan enorm.
Het militaire regime boekte vorderingen op het gebied van
macro-economische stabiliteit. De huidige regering geeft hoge
prioriteit aan economisch herstel, naar tevredenheid van het IMF en de
Wereldbank. De IDA-performance is gestegen van 3 naar 1.
Pakistan maakt vordering in de strijd tegen corruptie op politiek
niveau. Er is een voorzichtig begin met verbetering van de
mensenrechtensituatie. Schuldslavernij, kinderarbeid, straffeloosheid,
discriminatie van minderheden en vrouwen blijven echter actueel.
Vrouwen en meisjes verkeren in een achterstandssituatie. De vrijheid
van de geschreven pers blijft betrekkelijk groot. In oktober 2002 werd
via verkiezingen een begin gemaakt met de terugkeer naar democratie.
Pakistan staat 77ste op de index van Transparency International.
De sociale ontwikkeling van Pakistan heeft geen gelijke tred gehouden
met de economische groei in de afgelopen decennia. Door een
bevolkingsgroei van circa 3% neemt de druk op de gebrekkige sociale
voorzieningen en (ook) het milieu toe. De zware schuldenlast wordt
enigszins verlicht door een tegemoetkomende houding van met name de
Verenigde Staten.
De totale ontwikkelingshulp aan Pakistan bedraagt in 2003 ruim USD 1,9
miljard. Dat is 3,3% van het BBP en USD 13 per hoofd van de bevolking.
Nederland is met een budget van 4,6 miljoen euro actief in de sectoren
milieu en GMV. Van de particuliere organisaties zijn onder meer NOVIB
en ICCO actief in Pakistan.
Stabiliteit in Pakistan is noodzakelijk vanwege zijn status als
kernwapenmogendheid, het conflict rond Kashmir, de internationale
coalitie tegen het terrorisme, alsmede buurland Afghanistan. Het
onderhouden van intensieve contacten is derhalve een belang. Dat geldt
ook voor ontwikkelingssamenwerking met het oog op de armoede in het
land en de regio, alsmede het behalen van de MDG's.
Vanwege de armoede in het land, de IDA-performance, het programma in
prioritaire sectoren alsmede het belang van stabiliteit in de regio
zal Nederland de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Pakistan
voortzetten.
Palestijnse Autoriteit
Nadat eind jaren negentig de economie in de Palestijnse Gebieden was
aangetrokken, is deze sinds oktober 2000 met de helft gekrompen. Het
inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt thans USD 930 per jaar.
Naar schatting leeft ruim 60% van de bevolking van minder dan USD 2
per dag. De beperking van de bewegingsvrijheid en de handel heeft
geleid tot hoge werkloosheid (ruim 50%, in delen van de Gazastrook
zelfs 80%), gederfde inkomsten en verslechtering van de gezondheids-
en onderwijssituatie. De Palestijnse Autoriteit is niet IDA-eligible
en heeft evenmin de MOL-status.
Tot 2001 liet het financieel-economisch en sociaal beleid van de
Palestijnse Autoriteit zeer te wensen over. Sindsdien is men er in
geslaagd de greep op de overheidsuitgaven te verstevigen. In het kader
van de politieke en economische hervormingen heeft de Palestijnse
Autoriteit, in eerste instantie onder aanvoering van minister van
Financiën Salam Fayyad, een groot aantal maatregelen genomen die de
transparantie bevorderen, de overheidsuitgaven terugdringen en
`checks&balances' aanbrengen. December 2002 werd voor de eerste maal
een sluitende begroting aan het parlement ter goedkeuring voorgelegd.
Enkele monopolies en patronagesystemen zijn sindsdien doorbroken.
Niettegenstaande deze ontwikkelingen moeten er op veel terreinen nog
vorderingen worden gemaakt. Bovendien wordt een deel van de
maatregelen gehinderd door Israëlische restrictieve
maatregelen.
De roep om beter bestuur is de laatste jaren sterk toegenomen. Dankzij
conditionering door de Europese Unie van de begrotingssteun, zijn
reeds in 2001 verbeteringen doorgevoerd. Vanaf het moment dat
politieke, economische en bestuurlijke hervormingen als voorwaarden
dienden voor hervatting van het vredesproces, is in betrekkelijk korte
tijd een groot aantal belangrijke maatregelen doorgevoerd. Dit
hervormingsproces is ook op lager niveau ingezet. De Palestijnse
Autoriteit kende lange tijd een slechte `track record' op het gebied
van mensenrechten. Inmiddels zijn de beruchte 'state security courts'
opgeheven. De mensenrechten van de Palestijnse burgers zijn de laatste
jaren in het algemeen echter verslechterd, met name als gevolg van
Israëlisch militair optreden.
De Palestijnse Autoriteit is voor meer dan 80% van haar begroting
afhankelijk van buitenlandse steun. Steun aan de Palestijnse
Autoriteit is essentieel om een verdere verslechtering van de
levensomstandigheden in de Palestijnse Gebieden te voorkomen,
inclusief de mogelijke destabiliserende effecten vandien. De totale
ontwikkelingshulp in 2002 bedroeg USD 865 miljoen, oftewel 21% van het
BBP en maar liefst USD 261 per hoofd van de bevolking. De behoefte aan
hulp is in korte tijd sterk gestegen, als gevolg van inkomstenderving
en door Israël ingehouden douane- en BTW-tegoeden.
Nederland neemt met een jaarlijkse budget van ruim 10 miljoen euro een
bescheiden plaats in. Nederland is wel een belangrijke bilaterale
donor van UNRWA (6e positie). De Nederlandse hulp wordt meer en meer
gefocust op `Goed Bestuur, Mensenrechten en Vredesopbouw'. Lang
voordat het onderwerp op de internationale politieke agenda werd
geplaatst, heeft Nederland een katalyserende rol gespeeld in de
discussie over hervormingen. Nederland is thans een prominente speler
op het gebied van de `rule of law', een belangrijk onderdeel van de
politieke en bestuurlijke hervormingsagenda. Een aantal Nederlandse
MFO's is op bescheiden schaal in de Palestijnse Gebieden actief.
De ontwikkelingsinspanningen in de Palestijnse Gebieden zijn integraal
onderdeel van de buitenlandspolitieke inspanningen ten behoeve van het
vredesproces in het Midden-Oosten. De ondersteuning van goed bestuur
en de democratische rechtsorde in de Palestijnse Gebieden is een van
de voorwaarden voor vrede, veiligheid en stabiliteit in het
Midden-Oosten. Daartoe zal Nederland de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met de Palestijnse Autoriteit voortzetten.
Nederland zal er nauwlettend op toezien dat de besteding van
hulpgelden op transparante wijze geschiedt.
Peru
Peru behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen en is evenmin
IDA-eligible. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 2050
per jaar. Het land staat 82ste op de Human Development Index.
De gemiddelde reële economische groei in de jaren negentig bedroeg
4,3% per jaar. Het macro-economische succes van de regering Toledo
vloeit voort uit conservatief financieel-economisch beleid. Peru heeft
overeenstemming bereikt met het IMF. De regering staat een adequaat en
op armoedebestrijding gericht beleid voor ogen. Het creëren van
werkgelegenheid geniet daarbinnen hoge prioriteit.
Bestuurlijk is de trend in Peru positief. De overheid is weliswaar nog
bureaucratisch, maar in het beleid van de regering zijn transparantie,
participatie en institutionele hervormingen belangrijke punten. De
regering zet zich in voor herdemocratisering van het land, met als
doel de democratie dichter bij huis te brengen en de bevolking meer
zeggenschap te geven over de inzet van financiële middelen. Met een
45ste plaats op index van Transparency International behoort Peru tot
de minst corrupte landen van Latijns-Amerika.
De totale ontwikkelingshulp aan Peru neemt af. Deze bedraagt thans USD
451 miljoen. Dat is slecht 0,8% van het BBP en USD 17 per hoofd van de
bevolking. Nederland is met een budget van 5,5 miljoen euro actief in
de sector milieu. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn
onder meer FNV, SNV, NOVIB, Cordaid, HIVOS, ICCO, Terre des Hommes en
PUM.
Vanwege het relatief hoge inkomen per hoofd van de bevolking, het feit
dat Peru niet tot de MOL's wordt gerekend en evenmin IDA-eligible is,
alsmede de afnemende hulpbehoefte zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Peru worden afgebouwd.
Via multilaterale en particuliere kanalen zal Nederland zich overigens
blijven inzetten voor het Amazonegebied, mede in het licht van de
internationale biodiversiteits- en klimaatafspraken. Die kanalen zijn
met name de Global Environment Facility (GEF), de Convention on
Biological Diversity (CBD), Wereldbank en FAO enerzijds, en de
Nederlandse en internationale NGO's anderzijds.
Rwanda
Het is minder dan tien jaar geleden dat zich in Rwanda de dramatische
genocide op bijna een miljoen mensen voltrok. Na 1994 heeft de
Rwandese regering haar uiterste best gedaan de economische en sociale
situatie te verbeteren. Desondanks blijven de achterstanden groot. Zo
is het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking USD 230 per jaar.
Van de bevolking leeft 36% onder de armoedegrens van USD 1 per dag;
85% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index
bekleedt Rwanda de 158ste positie. Rwanda is IDA-eligible en heeft de
MOL-status.
De economische groei in 2000 en 2001 bedroeg gemiddeld 6% per jaar,
ondanks tegenslagen als droogte, dalende koffieprijzen en stijgende
olieprijzen. De inflatie blijft laag, de wisselkoers is stabiel. Het
macro-economische beleid is goeddeels `on track'. Het sociaal beleid
van Rwanda begint vaste vorm aan te nemen, zeker na het opstellen van
het PRSP. De IDA-performance is gestegen van 4 naar 3.
Op de kwaliteit van het bestuur valt het een en ander aan te merken.
Rwanda is evenwel op de goede weg. Zaken als de berechting van de
aanstichters en daders van de genocide, corruptiebestrijding,
economische wederopbouw en onderwijs worden opgepakt. De presidents-
en parlementaire verkiezingen in de zomer van 2003 zijn ordentelijk
verlopen, al verliep de aanloop naar de verkiezingen niet vlekkeloos.
Op gebieden als de hervorming van het justitieel apparaat, goed
nabuurschap met andere landen in de regio of de reïntegratie van
oudstrijders is sprake van een gestage, maar positieve trend. Tegen
deze achtergrond spreekt de Nederlandse regering de Rwandese
autoriteiten er op aan zich te onthouden van wapenhandel en illegale
exploitatie van grondstoffen in Oost-Congo. Het is voor donoren zaak
op de nieuwe grondwet in te haken, het functioneren van democratische
instellingen te ondersteunen en de scheiding der machten te helpen
waarborgen. Wat betreft de kwaliteit van het bestuur kiest Nederland
vanuit de goede bilaterale betrekkingen voor de kritische dialoog.
Rwanda is sterk afhankelijk van ontwikkelingshulp. De totale ODA
bedraagt USD 290 miljoen, oftewel 17% van het BBP en USD 36 per hoofd
van de bevolking. Nederland behoort tot de middelgrote donoren met een
budget van 16,3 miljoen euro en is actief in de sectoren justitie,
decentralisatie en rurale economische transformatie. In deze sectoren
behoort Nederland tot de grootste donoren en is het een actieve
coördinator. De internationale hulp wordt in toenemende mate
gecoördineerd en zal op basis van het PRSP verder worden
gestroomlijnd. Van de Nederlandse particuliere organisaties zijn onder
meer SNV, NOVIB, Cordaid, ICCO, VNG, Agriterra en PUM actief in
Rwanda.
De Grote Meren Regio vormt een bijzonder aandachtsgebied, waarbij
Nederland een regionale benadering voorstaat met als doel vrede en
veiligheid in de regio. Stabiliteit in Rwanda kan een uitstraling
hebben naar de hele Grote Meren Regio. Ook het door Nederland
gesteunde `disarmament, demobilisation, repatriation, resettlement
and reintegration'-programma (DDRRR) van de Wereldbank past in dit
kader.
Nederland is een van de belangrijkste buitenlandse investeerders in
Rwanda, met belangen van onder meer Heineken, ING, Fortis en
Martinair.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de kwetsbare doch gestaag
verbeterende bestuurssituatie, het belang van de regio bij stabiliteit
in Rwanda, het belang van de kritische dialoog, alsmede de omvang van
het Nederlandse programma in combinatie met de spilfunctie van
Nederland in de zo belangrijke sector bestuur zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Rwanda worden voortgezet.
Senegal
Senegal behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het gemiddeld inkomen
per hoofd van de bevolking bedraagt USD 470 per jaar. Zesentwintig
procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per
dag; 67% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index
staat Senegal laag: 156. Het land is IDA-eligible.
Het sociaal-economisch beleid wordt redelijk positief beoordeeld. De
economische groei bedroeg 4,9% in 2002 en zal dit jaar naar
verwachting boven de 5% uitkomen. De inflatie is beperkt (ongeveer 3%)
en dalende. De relatie met het IMF is verbeterd; in april 2003 werd
een nieuwe driejarige Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF)
getekend. De IDA-performance is 2.
Op het gebied van de openbare financiën toont de Senegalese overheid
zich bereid de benodigde verbeteringen, met name in het management,
met de donoren te bespreken en om de aanbevingen serieus op te volgen.
Op de lijst van Transparency International staat Senegal 66.
Tijdens de Consultatieve Groep bijeenkomst in juni 2003 heeft Senegal,
mede op basis van het PRSP, een financieringstekort van USD 1,2
miljard voor 4 jaar gepresenteerd waarvoor externe financiering wordt
gezocht. Tijdens de CG is deze financiering door de donoren toegezegd.
De totale ontwikkelingshulp aan Senegal neemt af. Deze bedraagt thans
USD 418 miljoen op jaarbasis. Dat is 9% van het BBP en USD 43 per
hoofd van de bevolking. Nederland is actief in de sector milieu met
een jaarlijks budget van 10-11 miljoen euro. Daarmee is Nederland op
het totaal de zevende bilaterale donor met ruim 2,5% van de totale
ODA. In de milieusector is Nederland echter de tweede donor en speelt
het een belangrijke stimulerende rol, onder meer bij het versterken
van de institutionele capaciteit. Actieve particuliere Nederlandse
organisaties zijn onder meer NOVIB, ICCO en IUCN.
Senegal is een stabiele natie in een woelig West-Afrika. Het land
speelt een rol in regionale vredes- en veiligheidsvraagstukken door
deelname aan MONUC en beleidsdialoog met politieke leiders in de regio
(bijvoorbeeld in Ivoorkust). Senegal maakt deel uit van het
NEPAD-secretariaat.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang en kwaliteit van het
Nederlandse programma in de prioritaire sector milieu alsmede het
belang van stabiliteit in de regio zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Senegal worden
voortgezet.
Sri Lanka
Sri Lanka is vanwege het conflict tussen de LTTE en de regering jaren
van ontwikkeling misgelopen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is
USD 840 per jaar. De mate van extreme armoede is relatief beperkt:
slechts 6,6% leeft van minder dan USD 1 per dag. Daarentegen heeft
45,4% van de bevolking minder dan USD 2 dollar per dag. Op de Human
Development Index is Sri Lanka gezakt naar de 99ste plaats. Sri Lanka
is IDA-eligible; het behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen.
Het financieel-economisch en sociaal beleid ontwikkelt zich positief.
April 2003 is het Srilankaanse PRSP goedgekeurd. De regering legt
conform de aanbevelingen van het IMF grote nadruk op privatisering,
versterking van de private sector en minder betrokkenheid van de
overheid. De economische groei (in 2001 negatief) komt weer op gang.
Het sociale beleid is goed te noemen, bijvoorbeeld qua investeringen
in onderwijs en gezondheidszorg. De Srilankaanse indicatoren op de
MDG's laten vrijwel alle een positieve ontwikkeling zien. Ook de
IDA-performance van Sri Lanka is goed: 1.
De overheid doet veel aan beleidsontwikkeling op het gebied van
effectiever bestuur, maar de implementatie blijft nog achter.
Corruptie is aanwezig maar relatief beperkt: op de index van
Transparency International scoort Sri Lanka gemiddeld met een 52ste
plaats. Het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen in door de
regering en de LTTE gecontroleerde gebieden is als gevolg van het
vredesproces gedaald, maar zeker niet beperkt.
De totale ontwikkelingshulp aan Sri Lanka neemt af. Deze bedraagt
thans USD 330 miljoen, zijnde 2,1% van het BBP en USD 17,60 per hoofd
van de bevolking. Op het totaal van donoren bekleedt Nederland
ongeveer de negende positie met een budget van 9,2 miljoen euro in
2003. Inhoudelijk is het programma nagenoeg volledig gericht op
ondersteuning van het vredesproces. Implementatie van het programma
vindt plaats op geïntegreerde wijze, bijvoorbeeld door de koppeling
van humanitaire hulp en wederopbouw aan stappen in het vredesproces.
In Sri Lanka is een groot aantal particuliere organisaties uit
Nederland actief.
Het vredesproces is voor Sri Lanka allesbepalend. Duurzame vrede is
een voorwaarde voor structurele armoedebestrijding. Daartoe zal onder
meer de LTTE zich moeten transformeren naar een democratische,
politieke organisatie die is toegewijd aan principes van goed bestuur.
De historische banden tussen Nederland en Sri Lanka spelen een
belangrijke rol in de bilaterale relatie. De herdenking van de 400
jaar oude betrekkingen heeft de sociaal-economische samenwerking een
nieuwe impuls gegeven.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma en
de koppeling daarvan aan het vredesproces, het belang van steun aan
het vredesproces alsmede de aloude banden tussen Nederland en Sri
Lanka zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Sri Lanka worden
voortgezet.
Suriname
Suriname behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen en is evenmin
IDA-eligible. Het inkomen per hoofd van de bevolking is ongeveer USD
1880 per jaar. Op de Human Development Index bezet Suriname de 77ste
plaats. Het land kent een sterk duale economie, met een groot aantal
mensen op de rand van het bestaansminimum.
De macro-economische situatie is momenteel redelijk stabiel. Na de
inflatie van 2002 heeft de situatie zich hersteld. De gevreesde loon-
en prijsspiraal is uitgebleven en er is sprake van enige economische
groei. Een grote zorg is het voor 2004 voorziene begrotingstekort. De
informele sector is groot, waarbij illegale activiteiten een sterke
aantrekkingskracht uitoefenen op (vooral) de armste segmenten van de
samenleving. Suriname beschikt niet over een PRSP. Wel heeft het UNDP
een armoede analyse opgesteld, die echter geen basis vormt voor het
Surinaamse beleid. Er is een `meerjarenontwikkelingsplan 2001-2005'.
Suriname kent een democratisch gekozen parlement volgens een eerlijk
verlopen electoraal proces. De overheid kenmerkt zich door centralisme
en beperkte capaciteit. Oude patronagesystemen en etnische
loyaliteiten beïnvloeden de effectiviteit van de overheid. De
hervorming van het ambtenarenapparaat komt nog niet van de grond,
evenals het proces van decentralisatie. De voortgang die is geboekt
met de installatie van een stuurgroep Public Sector Reform (PSR) onder
leiding van de vice-president is bemoedigend, maar behoeft thans een
vervolg.
De bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Suriname heeft een aparte
status omdat zij is gebaseerd op verdragen (uit 1975 en 1992). In het
Onafhankelijkheidsverdrag van 1975 is 3,5 miljard gulden aan
ontwikkelingssteun toegezegd (de zogenaamde verdragsmiddelen). Het
saldo schenkingsmiddelen is per medio 2003 voor de nog aan te gane
committeringen 156 miljoen euro en voor de nog te verrichten uitgaven
214 miljoen euro. De garantiemiddelen (227 miljoen euro) zijn volledig
benut. Voorts resteert er nog 136 miljoen euro aan pariteitsmiddelen.
Een deel van de bevolking is hulpbehoevend en zal dat voorlopig
blijven. Het totale internationale hulpvolume omvat volgens de laatste
cijfers ongeveer 40 miljoen euro op jaarbasis. Dat is 4,2% van het
BBP. Donoroverleg behoeft verbetering.
De Nederlandse overheid is de belangrijkste donor en actief in zes
sectoren, op het vlak van goed bestuur en in enkele langlopende
projecten. Ook zijn er meerdere Nederlandse ontwikkelingsorganisaties
in Suriname actief, waarmee de samenwerking goed verloopt. Daarnaast
zijn er projecten van enkele Nederlandse steden. Zij proberen hun
activiteiten waar mogelijk af te stemmen op de interventies in de zes
sectoren.
Suriname hecht in toenemende mate waarde aan het verder verbreden en
verdiepen van samenwerkingsrelaties met landen in de regio.
De bijzondere relatie tussen Nederland en Suriname, die tevens is
vastgelegd in Verdragen (het OS-verdrag van 1975 en het Raamverdrag
van 1992), rechtvaardigt de voortzetting van de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking. Het Nederlandse bilaterale
ontwikkelingsprogramma levert, in complementariteit en samenwerking
met medefinancieringsorganisaties en andere Nederlandse partners, een
gerichte bijdrage aan armoedebestrijding, goed bestuur en de verdere
ontwikkeling van
Suriname.
Tanzania
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 280 per
jaar. Twintig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van
USD 1 per dag; 60% heeft minder dan USD 2 per dag. De armoede loopt
niet terug, ondanks een relatief stabiele economische groei. Tanzania
is IDA-eligible en heeft de MOL-status.
Het macro-economisch beleid heeft de goedkeuring van de Internationale
Financiële Instellingen. Er is sprake van macro-economische
stabiliteit met redelijke en stabiele groeicijfers van gemiddeld 5%
over de afgelopen 5 jaar. De economische groei vertoont een stijgende
trend. De inflatie nam af en bedroeg eind 2002 4%. De buitenlandse
schuld is in het afgelopen jaar toegenomen tot ongeveer USD 6,5
miljard, hetgeen aanzienlijk hoger is dan toen het HIPC 'completion
point' werd bereikt eind 2001. De liberalisering van de economie en de
privatisering van de staatsbedrijven verlopen traag. De
IDA-performance is overigens goed en gestegen naar 1.
De transparantie in het beheer van de openbare middelen neemt toe. Op
de index van Transparency International is men vooruitgegaan naar de
71ste plaats. De civiele rechtsorde is zwak; de procesgang traag en
ondoorzichtig. Het overheidsapparaat is nog weinig effectief, de
kwaliteit en capaciteit zijn voor verbetering vatbaar.
De totale ontwikkelingshulp is groot: ruim USD 1,2 miljard. Dat staat
gelijk aan ruim 13% van het BBP en USD 34 per hoofd van de bevolking.
Nederland is in Tanzania vierde donor op het totaal. De uitgaven in
2002 bedroegen 74,5 miljoen euro, het budget voor 2003 is 56,2
miljoen. De voornaamste sectoren zijn onderwijs, gezondheid en bestuur
(decentralisatie). Ook wordt macrosteun gegeven. Door de aanwezigheid
van technische expertise op de ambassade speelt Nederland een grote
rol in de samenwerking met de overheid en in donoroverleg. Actieve
particuliere organisaties uit Nederland zijn onder meer NOVIB, ICCO,
Cordaid, HIVOS, SNV en PUM.
De rol van Tanzania in Oost-Afrika is politiek en economisch van
belang. Zo richt Tanzania zich op het stimuleren van
vredesbesprekingen in Burundi en is het gastland van het Rwanda
tribunaal. De opvang van vluchtelingen uit Burundi en DRC legt een
flinke druk op het land. Tanzania richt zich op regionale economische
samenwerking als lid van de East African Community en de SADC.
Nederland ziet Tanzania als partner bij initiatieven op het gebied van
conflictpreventie, de Grote Meren problematiek, Burundi, het
Arusha-tribunaal en mensenrechten.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in
prioritaire sectoren en de positie van Nederland binnen de
donorgemeenschap, alsmede het belang van steun aan een stabiel land in
een instabiele regio zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met
Tanzania worden voortgezet.
Uganda
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is gedaald naar USD
250 per jaar. Liefst 82% van de bevolking leeft onder de armoedegrens
van USD 1 per dag. Vooral in het noorden van het land is de armoede
verontrustend, mede door het conflict tusen de regering en de Lord's
Resistance Army. Het land bekleedt de 147ste positie op de Human
Development Index. Uganda behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen en
is IDA-eligible.
Het financieel-economisch beleid van Uganda is sinds het begin van de
jaren '90 indrukwekkend. Er is sprake van langdurige
macro-economische stabiliteit. De groei van het BBP is de laatste
jaren iets afgenomen maar ligt nog steeds op 5,7%. De Wereldbank
verwacht dat het BBP in de periode 2001-2005 zal uitkomen op 6,5%. Het
sociale beleid is neergelegd in het Poverty Eradication Action Plan,
dat in mei 2000 door de Wereldbank werd geaccepteerd als PRSP. De
sociale sectoren genieten prioriteit binnen de overheidsbegroting.
Mede hierdoor is het aandeel in de overheidsuitgaven voor sociale
sectoren de laatste jaren gestaag gegroeid tot rond de 35%. De
IDA-performance is stabiel en goed: 1.
De bovenstaande resultaten zijn mede toe te schrijven aan het
functioneren van de Ugandese overheid. Zo is het financieel management
de laatste jaren flink verbeterd. Desondanks laten de integriteit en
effectiviteit van de overheid te wensen over. De programma's die zijn
gericht op de hervorming van het bestuur verlopen niet soepel. De
decentralisatie van bevoegdheden naar de districten is niet gepaard
gegaan met de parallelle verbetering van de bestuurscapaciteit op deze
niveau's. De participatie van het maatschappelijk middenveld in onder
meer de PRSP-processen is bevredigend. De president heeft beloofd vóór
de volgende verkiezingen een meerpartijenstelsel in te voeren, doch de
wetgeving ontmoedigt het ontstaan van partijen waardoor tijdige en
open democratische verkiezingen in gevaar kunnen komen. De
mensenrechtensituatie laat te wensen over. Er is sprake van geweld
tegen rebellen, tegen criminelen en in gevangenissen. In het noorden
van het land woedt een burgeroorlog. Uganda staat laag op de index van
Transparency International met de 93ste plaats.
Uganda is sterk afhankelijk van donoren. Het totale hulpvolume
bedraagt USD 782 miljoen, zijnde 13,8% van het BBP en ruim USD 32 per
hoofd van de bevolking. Het overheidsbudget is nog weinig duurzaam
omdat donoren hieraan ruim de helft bijdragen.
Nederland is de vijfde donor in Uganda met een budget van 33,5 miljoen
euro. De gekozen sectoren zijn onder meer onderwijs, bestuur
(decentralisatie) en justitie. In de sector onderwijs is Nederland een
van de grootste contribuanten en voorzitter van de `Education for All'
donorgroep. In de juridische sector levert Nederland de grootste
bijdrage. Alle donoren hebben coördinatie en harmonisatie hoog in het
vaandel staan. Vanuit het maatschappelijk middenveld zijn onder meer
ICCO, NOVIB, Cordaid, HIVOS, SNV, PUM, Pax Christi en Kerk in Actie
actief in Uganda.
De sociaal-economische ontwikkeling van Uganda kan niet los gezien
worden van de politieke ontwikkelingen binnenslands en in de landen
van de Grote Meren regio. Uganda was lange tijd sterk betrokken bij
het conflict in de DRC, maar heeft inmiddels het leger uit dat land
teruggetrokken. De laatste jaren lijkt het besef doorgedrongen dat de
motor voor verdere ontwikkeling en politieke stabiliteit ligt in een
coherente economische ontwikkeling van de landen in de regio.
Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in
prioritaire sectoren als onderwijs en (beter) bestuur, de positie van
Nederland binnen de donorgemeenschap alsmede het belang van
stabiliteit in de regio zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking
met Uganda worden voortgezet.
Vietnam
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking stijgt. Het bedraagt
momenteel USD 430 per jaar. Ruim 17% van de bevolking leeft onder de
armoedegrens van minder dan USD 1 dag. Armoede komt hoofdzakelijk voor
op het platteland, mede vanwege het ontbreken van basisvoorzieningen
in afgelegen gebieden. Op de Human Development Index bekleedt Vietnam
positie 109. Vietnam is IDA-eligible; het heeft geen MOL-status.
Vietnam voert sinds het midden jaren van de jaren negentig een
behoedzaam macro- en sociaal-economisch beleid, dat wordt
onderschreven door de Wereldbank en het IMF. De economie groeit
jaarlijks 4-5%. De schuldensituatie is gunstig; Vietnam heeft slechts
beperkte tekorten. Vietnam is onlangs afgevoerd van de HIPC-lijst. De
inflatie is gering. De economische groei komt de armen ten goede: in
de jaren negentig is het aantal armen gehalveerd. In combinatie met
een redelijke inkomensverdeling gingen zelfs ten tijde van de
Aziatische crisis (1998-2002) de sociale indicatoren erop vooruit.
Ruim 20% van de overheidsuitgaven gaat naar onderwijs en gezondheid.
Vietnam heeft een goedgekeurd PRSP. De IDA-performance is verbeterd
van 3 naar 2.
De effectiviteit van het overheid is redelijk. De verbeteringen op het
terrein van de burgerlijke en politieke rechten blijven echter achter
bij de ontwikkeling van de sociale en economische rechten. Vanuit de
donorgemeenschap wordt dan ook constante druk uitgeoefend op de
scheiding der machten, onafhankelijkheid van de rekenkamer, de rol van
het maatschappelijk middenveld, rechtszekerheid, corruptiebestrijding,
de positie van etnische minderheden, mensenrechten etc. Op de index
van Transparency International staat Vietnam 85ste. De Vietnamese
overheid toont steeds meer initiatief in het bestrijden van corruptie.
De totale hulpstroom naar Vietnam is groot: USD 1,4 miljard, oftewel
4,4% van het BBP en USD 18 per hoofd van de bevolking. Nederland is
ongeveer tiende donor op het totaal met een budget van 21,6 miljoen
euro in 2003. Nederland is actief in de prioritaire sectoren milieu,
water en gezondheidszorg. In de reproductieve gezondheid vervult
Nederland een leidende rol. Strategische steun wordt verleend aan het
ministerie van Gezondheid bij de totstandkoming van masterplannen. In
het periodiek beleidsoverleg is ruimte voor Nederlandse kanttekeningen
op het vlak van de mensenrechten en goed bestuur. Actieve particuliere
organisaties uit Nederland zijn onder meer Medisch Comité Vietnam,
Cordaid, ICCO, Rode Kruis, SNV en NUFFIC.
Vietnam is een land in transitie. Het streeft naar een rol in de
internationale politiek en op het economische speelveld door middel
van verdere integratie in ASEAN, ASEM, APEC, toegang tot de WTO en
intensieve handelsrelaties met de Verenigde Staten en de Europese
Unie.
Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang en de
toegevoegde waarde van het Nederlandse programma in prioritaire
sectoren, alsmede de ruimte voor kritische dialoog zal de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Vietnam worden voortgezet.
Zambia
Zambia behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd
van de bevolking is USD 330 per jaar. Van de bevolking verdient 64%
minder dan USD 1 per dag; 87% leeft van minder dan USD 2 per dag. Op
de Human Development Index staat Zambia bijna onderaan: 163. Het land
is IDA-eligible.
Het PRSP is gericht op duurzame armoedebestrijding door middel van
economische groei. De regering heeft zich gecommitteerd aan
voorzetting van de privatiseringen en hervorming van de publieke
sector. Zambia is op dit moment echter niet 'on track'. De
begrotingsdiscipline is voor verbetering vatbaar. Van de nationale
begroting is 38% bestemd voor de sociale sector. De IDA-performance is
3.
Zambia is gezakt naar de 77ste plaats op de index van Transparency
International. De huidige 'New Deal' regering van President Mwanawasa
heeft een beleid van 'zero tolerance on corruption' afgekondigd,
hetgeen echter nog niet tot tastbare resultaten heeft geleid. Het in
2003 gestarte proces voor de grondwetsherziening beoogt onder meer een
inperking van de macht van de president en een sterkere positie van
het parlement.
Hoewel Zambia er naar streeft minder donorafhankelijk te worden, is de
behoefte aan externe financiering nog steeds groot. De totale
ontwikkelingshulp bedraagt USD 373 miljoen. Dat staat gelijk aan 10,3%
van het BBP, ruim USD 35 per hoofd van de bevolking en naar schatting
43% van de overheidsbegroting 2003.
Zambia is pilot in het 'Harmonisation in Practice'-initiatief voor
harmonisatie tussen gelijkgezinde donoren en afstemming van de
donorsteun op nationale structuren. Nederland was een van de trekkers
bij het op gang brengen van dit proces.
Nederland behoort met een budget van 25 miljoen euro tot de
middelgrote donoren. Nederland is vooral actief in de sectoren
onderwijs, gezondheidszorg en economische ontwikkeling. Van de
particuliere organisaties zijn onder meer HIVOS, Cordaid, SNV en PUM
actief in Zambia.
Zambia speelt een belangrijke ondersteunende rol bij het bewaren van
vrede en stabiliteit in de regio en daarbuiten door bemiddeling in
conflicten (Angola en DRC), de opvang van vluchtelingen uit de regio,
en het bijdragen aan vredesmissies (DRC, Burundi, Sierra Leone en
Balkan).
De armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in
prioritaire sectoren, de trekkersrol van Nederland in het proces van
harmonisatie alsmede de stabiliserende rol van Zambia in de regio
rechtvaardigen de voortzetting van de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking.
Zimbabwe
Door toedoen van onder meer economisch en politiek wanbeleid alsmede
hyperinflatie leeft 64% van de bevolking van Zimbabwe inmiddels van
minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index daalde het
land naar plaats 145. Zimbabwe is IDA-eligible; het behoort niet tot
de MOL's.
Het Zimbabwaanse regeringsbeleid is vooral gericht op handhaving van
de macht van president Mugabe en diens ZANU-partij. De huidige
politieke en sociaal-economische crisis, de toenemende armoede, de
verslechterende mensenrechtensituatie, het ontbreken van aandacht voor
de HIV/aids-problematiek en de voedselschaarste zijn hiervan het
directe gevolg. Er is sprake van een negatieve economische `groei'. De
IDA-performance is in enkele jaren gedaald tot het minimum: van 2 naar
5.
De bestuurssituatie is slecht door de voortdurende repressie door het
regime van president Mugabe. De onderliggende structuren zijn
overigens sterk. Zo houden de media en het constitutioneel hof stand,
ondanks langdurige en grote druk. Politieke partijen zijn toegestaan;
zij spelen een belangrijke rol in het bekritiseren van regering. Op de
index van Transparency International is Zimbawe tientallen plaatsen
gezakt naar de 71ste positie.
Door bovenstaande ontwikkelingen is de totale ontwikkelingshulp aan
Zimbabwe in enkele jaren tijds bijna gehalveerd tot USD 159 miljoen.
Dat is 1,8% van het BBP en USD 12,50 per hoofd van de bevolking. De
Nederlandse bijdrage aan Zimbabwe is gedaald naar 2,3 miljoen euro,
deels voor activiteiten op het vlak van mensenrechten en goed bestuur.
Een groot aantal Nederlandse NGO's is actief in Zimbabwe: onder meer
HIVOS, ICCO, NOVIB, NIZA, IMD en FNV.
Vanwege het over de volle breedte slecht presteren van de huidige
Zimbabwaanse regering van president Mugabe kan van een
`government-to-government' OS-relatie geen sprake zijn. Nederland wil
dat signaal nadrukkelijk geven. De bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Zimbabwe zal dan ook worden afgebouwd.
Zuid-Afrika
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is in Zuid-Afrika de
aflopen jaren gedaald naar USD 2600 per jaar. De inkomensongelijkheid
is één van de hoogste ter wereld. Zuid-Afrika is niet IDA-eligible en
behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen.
Het begrotings-, financieel en monetair beleid is de afgelopen jaren
sterk verbeterd. Daarnaast is sinds 1994 in het kader van de
`post-apartheid redress' veel tot stand gebracht in de sociale
sectoren, ondanks de budgettaire beperkingen. De achterstand blijft
echter groot en er is toenemende ontevredenheid over het gebrek aan
snelheid waarmee de achterstanden van grote delen van de bevolking
worden weggewerkt. Het ontbreekt de overheid ook aan voldoende
capaciteit om het beleid uit te voeren, met name op decentraal niveau.
De HIV/aids pandemie vergroot het capaciteitsprobleem dramatisch.
Hoewel inmiddels op de meeste terreinen voldoende kader is opgezet dat
voorziet in wet- en regelgeving, bestuur en toezicht, vergt de
transformatie van het openbaar bestuur in het land meer tijd dan in
1994 werd ingeschat. Op de lijst van Transparency International is
Zuid-Afrika (iets) gedaald naar de 36ste plaats. Het versterken van
het `tegenwicht' is van groot belang teneinde druk te blijven
uitoefenen op de regering, die in het parlement wordt gesteund door
een tweederde ANC-meerderheid.
De totale donorbijdrage daalt. Deze is thans USD 428 miljoen, oftewel
ruim USD 9 per hoofd van de bevolking en 0,4% van het BBP. Zuid-Afrika
begon in 1994 echter met een ingrijpende transformatie, die moet
leiden tot een vergaande omvorming van economische, maatschappelijke
en politieke structuren. Dergelijke processen vergen tijd. De
geleidelijkheid van de transitie en de door HIV/aids verminderde
capaciteit, maakt blijvende aandacht van de donoren wenselijk.
Nederland is actief in vier in overleg met Zuid-Afrika gekozen
sectoren. Het budget voor 2003 bedraagt 15,4 miljoen euro. Alle
activiteiten zijn gericht op verbetering van de positie van voormalig
achtergestelde bevolkingsgroepen (de zogenoemde `redress'). De recente
op initiatief van de Zuid-Afrikanen uitgevoerde review van het
programma is over het algemeen positief, mede vanwege het
Zuidafrikaanse ownership van het programma alsmede de Nederlandse
inzet op dwarsdoorsnijdende thema's als HIV/aids en gender.
Nederland kent naast de ontwikkelingsrelatie een brede en langdurige
relatie met Zuid-Afrika op een groot aantal terreinen zoals cultuur,
onderwijs, handel, politieke partijen en maatschappelijk middenveld.
Zuid-Afrika heeft enerzijds de kenmerken van een ontwikkelingsland, en
anderzijds de potentie de politieke en economische motor van de regio
te zijn. Zuid-Afrika is een belangrijke trekker van NEPAD, actief in
de Afrikaanse Unie, bemiddelaar in conflicten en leverancier van
vredeshandhavende troepen (Burundi, DRC), verschaffer van noodhulp en
producent van nagenoeg de helft van het BNP van het subcontinent.
Kortom, Zuid-Afrika is van eminent belang voor de stabiliteit in de
regio.
Vanwege het belang van ondersteuning van de leidende rol van
Zuid-Afrika op het continent, de bijdrage van het lopende programma
aan het evenwichtig en democratisch verloop van de Zuidafrikaanse
transformatie, de intensieve relaties op politiek, economisch en
cultureel gebied alsmede het belang van stabiliteit in de regio zal de
bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika worden
voortgezet.
Bijlage 4: cijfers per land
(Conform de bijlage bij het antwoord op vraag 9 naar aanleiding van de
notitie Aan Elkaar Verplicht; TK 29234, nr. 3.)
Alleen de genoemde 35 miljoen euro voor het ARTF en de 5 miljoen
euro voor de beveiliging rond de verkiezingen zijn afkomstig uit
bilaterale fondsen; in totaal derhalve 40 miljoen euro.
Van de 8,8 miljoen euro bestaat 3,75 miljoen euro uit bilaterale
fondsen.
Volgens berekeningen van de regering van Nicaragua zou het
gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking inmiddels USD 730 per
jaar bedragen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken