Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ali en Van der Staaij over landenlijst

Beantwoording motie Hirsi Ali en Van der Staaij over landenlijst

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

12 december 2003

Behandeld

Peter van de Geer

Kenmerk

DGIS-246/2003

Telefoon

070-348.7426

Blad

1/68

Fax

070-348.4881

Bijlage(n)

4

peter-vande.geer@minbuza.nl

Betreft

Moties Hirsi Ali en Van der Staaij / landenlijst

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op de moties over een nadere onderbouwing van de nieuwe lijst met partnerlanden, ingediend door de leden Hirsi Ali c.s. (TK 2003-2004, 29234, nr. 8) en Van der Staaij c.s. (TK 2003-2004, 29234, nr. 15) tijdens het nota-overleg van 17 november 2003 en door de Tweede Kamer aangenomen op 25 november 2003.

Indeling
Deze brief bestaat uit vijf delen. De brief zelf behandelt de grondslagen van de landenselectie. Bijlage 1 van de brief bevat de lijst met partnerlanden. Bijlage 2 geeft nadere uitleg over een deel van de gehanteerde systematiek. De gevraagde informatie per land treft u aan in bijlage 3, de meest relevante cijfers per land in bijlage 4. Ik ben mij bewust dat deze brief op plaatsen kleine doublures kent met Aan Elkaar Verplicht en enkele antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de notitie. Dat is echter onvermijdelijk vanwege de noodzaak het perspectief te schetsen waarbinnen de landenselectie heeft plaatsgevonden.

De wereld anno 2003
Jaarlijks maakt het United Nations Development Programme (UNDP) de balans op van de menselijke sociale ontwikkeling. Het verhaal van de wereld anno 2003 is verontrustend. Meer dan een miljard mensen leeft onder de armoedegrens van één dollar per dag. De meesten van hen hebben geen toegang tot gezondheidszorg of schoon drinkwater. Bijna 800 miljoen mensen, 15% van de wereldbevolking, lijdt chronisch honger. Deze mensen wonen vooral in Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië. In Zuid-Azië is echter sprake van vooruitgang, langzaam maar gestaag. In Sub-Sahara Afrika is gemiddeld sprake van verslechtering.

Het Human Development Report 2003 is bezorgd over het halen van de Millennium Development Goals in Sub-Sahara Afrika. In de jaren negentig zijn 21 landen gestaag achteruitgegaan op de Human Development Index; veertien daarvan liggen in Afrika bezuiden de Sahara. Van de 34 minst ontwikkelde landen op de Human Development Index liggen er 30 in Sub-Sahara Afrika. Het aantal allerarmsten in Sub-Sahara Afrika is tussen 1990 en 1999 toegenomen van 241 miljoen naar 315 miljoen. Tenzij er zaken ingrijpend verbeteren, zal het nog tot het jaar 2129 duren voordat in Sub-Sahara Afrika alle kinderen naar de lagere school gaan, tot het jaar 2147 voordat de extreme armoede is gehalveerd en tot 2165 om de kindersterfte met tweederde te reduceren. Zeventig procent van de HIV/aids patiënten woont in Sub-Sahara Afrika.

In Zuid-Azië is in alle landen behalve Afghanistan sprake van vooruitgang. Vanwege de bevolkingsdichtheid en de bevolkingsgroei nam het aantal allerarmsten in de periode 1990-1999 echter nauwelijks af: van 506 miljoen naar 488 miljoen. Eenderde van de bevolking in Zuid-Azië leeft in armoede, eenderde heeft geen toegang tot goede sanitatie, eenvierde lijdt honger, eenvijfde van de kinderen gaat niet naar de lagere school en bijna eentiende overlijdt vóór het vijfde levensjaar. In Oost-Europa (inclusief de Balkan) en de landen van de voormalige Sovjet-Unie verdrievoudigde tussen 1990 en 1999 het aantal allerarmsten van 31 naar 97 miljoen. Het aantal allerarmsten in Latijns-Amerika en de Caraïben nam licht toe van 48 naar 57 miljoen; in het Midden-Oosten en Noord-Afrika van 5 naar 6 miljoen. Succesvol daarentegen bleken Oost-Azië en de Pacific, waar het aantal allerarmsten daalde van 486 naar 279 miljoen.

Fluctuatie
De cijfers van het Human Development Report illustreren dat de armoede in de wereld nog steeds groot is en dat het halen van de Millennium Development Goals in 2015 grote inspanningen vergt. Tevens geeft het rapport aan dat de armoede in landen en regio's verandert met de jaren. Een landenlijst kan dan ook niet voor eens en voor altijd vaststaan, en dient dus periodiek op basis van criteria te worden `doorgemeten'. Deze beoordeling, die in Aan Elkaar Verplicht ook wel is aangeduid als landenselectie, heeft medio 2003 plaatsgevonden. Het resultaat is de u bekende lijst met partnerlanden (bijlage 1).

Effectiviteit
De beoordeling van de landenlijst is óók uitgevoerd met het oog op beperking van het aantal landen in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. De notitie Aan Elkaar Verplicht benadrukt het belang van concentratie op landen en sectoren. Vanwege onze beperkte menskracht en middelen is het niet doelmatig om in een veelheid aan landen programma's uit te voeren.

Eén lijst
Parallel aan de landenselectie is besloten de lijsten 19+3+Suriname, milieu en GMV (goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw) samen te voegen tot één lijst met partnerlanden. De overeenkomst tussen de lijsten bleek groter dan het verschil, de terminologie was verwarrend en de grens tussen de lijsten was vaag. Eén lijst met bilaterale partners is eenvoudiger en overzichtelijker. In het licht van het begrip partnerschap is het toepasselijk de landen op de nieuwe lijst partnerlanden te noemen.

Continuïteit
In de landenselectie heeft géén `zero-base' analyse plaatsgevonden ten aanzien van alle ontwikkelingslanden ter wereld. Het welslagen van een ontwikkelingsrelatie is namelijk mede gebaseerd op betrouwbaarheid en continuïteit. Derhalve zijn louter de landen waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie onderhoudt als uitgangspunt genomen. Dat zijn de landen op de voormalige lijsten 19+3+Suriname, milieu en GMV, alsmede Afghanistan waarmee Nederland inmiddels een brede relatie heeft opgebouwd met instrumenten van ontwikkelingssamenwerking, buitenlands beleid en defensie. Met als uitgangspunt continuïteit zijn deze landen beoordeeld op basis van armoede, kwaliteit van beleid en bestuur, omvang van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, alsmede overwegingen van buitenlands beleid.

Armoedecriterium
De nadruk in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking ligt op de armste landen. In die landen is de behoefte aan ondersteuning het grootst. De armoede van landen is bepaald aan de hand van het internationaal gangbare armoedecriterium van de Wereldbank, de zogenaamde IDA-eligibility.

IDA-eligibility wordt gebruikt om te bepalen of landen in aanmerking komen voor leningen van de International Development Association (IDA), het zachte loket van de Wereldbank. De IDA-eligibility is gebaseerd op drie criteria, te weten de relatieve armoede van het land (USD 865 per hoofd van de bevolking in 2002), de mate waarin het land toegang heeft tot de internationale kapitaalmarkt alsmede de kwaliteit van beleid en bestuur.

Beleid en bestuur
Na armoede is de kwaliteit van beleid en bestuur het tweede criterium voor de beoordeling van partnerlanden. Donoren en ontvangers van hulp zijn van mening dat een zekere kwaliteit van beleid en bestuur in het ontvangende land een voorwaarde is voor effectieve hulpverlening. Naarmate een land op deze terreinen beter presteert, zal de impact van de hulp groter zijn. Naast de situatie van vandaag is het meerjarig perspectief daarbij van belang: het gaat er om dat landen op de goede weg zijn, de politieke wil en bereidheid tonen, en ook daadwerkelijk resultaat boeken.

Vanuit dit principe en met het oog op de toekenning van IDA-middelen analyseert de Wereldbank de kwaliteit van het beleid en bestuur in ontwikkelingslanden. De Bank hanteert twintig criteria op het vlak van economisch management, structuurbeleid, sociaal beleid en het publieke sector management (zie bijlage 2). Op al deze criteria wordt een score gegeven (de `CPIA-score'). Tezamen met een score voor de kwaliteit van de Wereldbank projectenportefeuille wordt een totaalscore gemaakt. Dit totaal wordt neerwaarts bijgesteld als het betrokken land op `governance' zwak presteert. Voor deze landen gaat de Wereldbank er van uit dat het bestuur dermate zwak is, dat het de kans op effectieve armoedebestrijding danig vermindert. Landen die relatief sterk presteren op governance krijgen een plus. Op basis van hun score worden de landen door de Wereldbank ingedeeld in groepen of quintielen, 1 voor het beste en 5 voor het slechtst presterende quintiel. Deze totaalscore staat bekend als de IDA-performance; de CPIA-score is daarvan een onderdeel.

De IDA-performance kent als `graadmeter' diverse voordelen. In de eerste plaats heeft de Wereldbank veel onderzoek gestoken in de totstandkoming ervan en jarenlange ervaring opgedaan in de toepassing. Ten tweede is de score breed van opzet. Er wordt zowel naar economische, sociale als bestuurlijke criteria gekeken. Het gaat dus niet alleen om economische factoren, maar bijvoorbeeld ook om de mate van verdeling. Ten derde maakt de score vergelijking mogelijk, zowel in de tijd als tussen landen onderling. Zo is de IDA-performance ook gehanteerd in de landenselectie van 1998/1999. Niet in de laatste plaats geniet deze methodiek internationaal vertrouwen, met als gevolg dat meerdere donoren de IDA-performance hanteren in hun oordeelsvorming over het beleid en bestuur in ontwikkelingslanden.

Als criterium geniet de IDA-performance de voorkeur boven andere indicatoren. Zo is de MOL-status (Minst Ontwikkelde Landen) van de Verenigde Naties onvoldoende. De MOL-status is een pure armoedemaatstaf, die géén indicatie geeft van beleid en bestuur. Tot de MOL's behoren bijvoorbeeld ook de `failed states'. Van zulke landen valt geen noemenswaardig resultaat op het vlak van bestuur en beleid te verwachten. De Human Development Index (HDI) van UNDP is evenmin bruikbaar als criterium. Doordat de HDI de mate van armoede combineert met prestaties op het sociale vlak (alfabetisering, levensverwachting) komen bijvoorbeeld relatief rijke landen met een relatief slecht sociaal beleid op een lage plaats terecht. Selectie van die landen zou neerkomen op het belonen van slecht beleid en (omgekeerd) het straffen van goed beleid. Overigens zijn gegevens als HDI en MOL-status volledigheidshalve wél opgenomen in de bijgaande landenoverzichten. Hoewel niet geheel toepasselijk, vormen zij samen met een reeks van andere gegevens een bruikbare context bij de beoordeling van de situatie in een land.

Omvang en toegevoegde waarde
De doelmatigheid van ontwikkelingssamenwerking wordt groter bij een zekere concentratie van menskracht en middelen. Aan Elkaar Verplicht benadrukt dan ook het belang van concentratie op landen en sectoren. Daaruit vloeit voort dat het vanwege onze beperkte menskracht en middelen niet doelmatig is om in veel landen kleine programma's uit te voeren. Het leidt tot versplintering van menskracht, kennis en middelen op een moment dat de personele bezetting en het budget onder druk staan. Het is ook een onevenredige belasting voor het ontvangende land vanwege apart donoroverleg en verschillende donorprocedures. In zo'n situatie is het doelmatiger relatief kleine programma's af te bouwen en, waar mogelijk, over te dragen aan andere donoren of het ontvangende land.

Een relatief klein Nederlands OS-programma is een programma met een omvang van circa vier miljoen euro per land per jaar of minder. Daarbij is ook gekeken naar het aandeel van de totale Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking op het totaal van de ontwikkelingshulp aan het desbetreffende land.

De ontwikkelingsrelatie met Namibië moge dienen ter illustratie van de noodzaak tot concentratie. Het Nederlandse programma bedraagt ruim 1 miljoen euro (2003), de personele en materiële kosten van de ambassade in Windhoek zijn meer dan 550.000 euro per jaar. De overheadkosten van dit programma zijn dus groot. Nederland is bovendien een zeer kleine donor in Namibië; de totale ODA aan het land bedraagt meer dan USD 100 miljoen per jaar. De toegevoegde waarde van de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking in Namibië is daarmee beperkt.

Overigens kan in bepaalde gevallen worden gekozen voor voortzetting van een bilateraal programma dat relatief klein van omvang is. Een voorbeeld is de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met de ontwikkelingslanden in de Nederlandse kiesgroepen bij de Wereldbank, het IMF en de EBRD, waarmee Nederland nauwe betrekkingen onderhoudt.

Buitenlands beleid
Naast de criteria armoede, kwaliteit van beleid en bestuur, en omvang van het Nederlandse programma zijn ook overwegingen van buitenlands beleid van invloed op de landenlijst. Voorbeelden zijn de duur en breedte van de relatie van Nederland met het ontvangende land, de positie van Nederland in de donorgemeenschappen, de rol van partnerlanden binnen hun regio, het tonen van partnerschap in bijvoorbeeld het Midden-Oosten, of de bijzondere relatie met de leden van onze kiesgroepen bij de Wereldbank, het IMF en de EBRD. Daardoor zijn enkele ontwikkelingslanden op de lijst blijven staan die niet louter kwalificeerden op basis van de voornoemde criteria armoede, beleid en bestuur, en omvang van de Nederlandse portefeuille.

Partnerlanden
Op basis van de beoordeling op armoede, beleid en bestuur, de omvang van het Nederlandse ontwikkelingsprogramma alsmede aanvullende overwegingen van buitenlands beleid kwalificeren Afghanistan, Albanië, Armenië, Bangladesh, Benin, Bolivia, Bosnië Herzegovina, Burkina Faso, Colombia, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Georgië, Ghana, Guatemala, Indonesië, Jemen, Kaapverdië, Kenia, Macedonië, Mali, Moldavië, Mongolië, Mozambique, Nicaragua, Pakistan, de Palestijnse Autoriteit, Rwanda, Senegal, Sri Lanka, Suriname, Tanzania, Uganda, Vietnam, Zambia en Zuid-Afrika voor behoud op de lijst met partnerlanden (bijlage 1).

Armoedefocus

De nieuwe lijst met partnerlanden kent een grotere armoedefocus dan de voormalige lijsten 19+3, milieu en GMV, omdat meerdere relatief rijke ontwikkelingslanden van de lijst gaan. De aandacht voor het armste werelddeel Afrika wordt naar verhouding groter: 15 partnerlanden liggen in Afrika, waarvan 14 in Sub-Sahara Afrika. Dat onderstreept de in de notitie Aan Elkaar Verplicht genoemde focus op het armste werelddeel Afrika. Vier partnerlanden liggen in het arme Zuid-Azië, zeven in de regio Oost-Europa (incl. de Balkan) resp. de voormalige Sovjet-Unie, waar de armoede sterk is toegenomen. Ten minste 50% van de bilaterale middelen gaat naar Afrika.

Afbouw
Voor afbouw van de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking komen in aanmerking de landen die relatief rijk zijn (Brazilië, China, Ecuador, El Salvador, Filippijnen, Namibië, Peru), relatief slecht beleid en bestuur hebben (Cambodja, Guinee Bissau en Zimbabwe), en/of een relatief klein Nederlands OS-programma hebben (Bhutan, Brazilië, Cambodja, El Salvador, Guinee Bissau, Honduras, Namibië, Nepal, Zimbabwe). Met Bhutan wordt de hulprelatie voortgezet tot 2007, onder meer vanwege lopende verplichtingen en het Duurzame Ontwikkelings Verdrag. India heeft in 2003 zelf aangegeven de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Nederland te willen afbouwen.

Volledigheidshalve zij aangetekend dat zes van de negen landen met een kleine Nederlandse OS-portefeuille om meerdere redenen niet in aanmerking komen voor de status van partnerland. Zo zijn Brazilië, El Salvador en Namibië tevens relatief rijk en kennen Cambodja, Guinee Bissau en Zimbabwe óók relatief slecht beleid en bestuur.

Het streven is de afbouw respectievelijk overdracht van programma's binnen een periode van twee jaar (2004-2005) te realiseren. Daartoe zal overleg plaatsvinden met de ontvangende overheid en andere donoren.

Mensenrechten en goed bestuur
Het kan om uiteenlopende redenen zinvol zijn om snel en flexibel in te spelen op actuele ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten en goed bestuur in landen die niet in aanmerking komen voor structurele bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Hiervoor komen in de begroting van 2004 extra middelen beschikbaar. Dat geldt ook voor landen op de exit-lijst. Hoewel zij niet (langer) in aanmerking komen voor bilaterale ontwikkelingssamenwerking, biedt deze voorziening de gelegenheid om de dialoog over mensenrechten of goed bestuur met hen te faciliteren of verdiepen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Bijlage 1: lijst met partnerlanden

(Conform bijlage II van de notitie Aan Elkaar Verplicht.)

Partnerlanden

1.

Afghanistan

2.

Albanië

3.

Armenië

4.

Bangladesh

5.

Benin

6.

Bolivia

7.

Bosnië Herzegovina

8.

Burkina Faso

9.

Colombia

10.

Egypte

11.

Eritrea

12.

Ethiopië

13.

Georgië

14.

Ghana

15.

Guatemala

16.

Indonesië

17.

Jemen

18.

Kaap Verdië

19.

Kenia

20.

Macedonië

21.

Mali

22.

Moldavië

23.

Mongolië

24.

Mozambique

25.

Nicaragua

26.

Pakistan

27.

Palestijnse autoriteit

28.

Rwanda

29.

Senegal

30.

Sri Lanka

31.

Suriname

32.

Tanzania

33.

Uganda

34.

Vietnam

35.

Zambia

36.

Zuid-Afrika

Bijlage 2: de IDA-performance toegelicht

Aan de basis van de IDA-performance staat de zogenaamde `Country Policy and Institutional Assessment (CPIA)'. De CPIA is dus onderdeel van de IDA-performance. De CPIA meet de kwaliteit van het huidige beleid en het institutionele kader van een land. In totaal kent de CPIA twintig onderdelen, die zijn gegroepeerd in vier categorieën voor economisch beleid, structuurbeleid, sociaal beleid en management van de publieke sector.

Country Policy and Institutional Assessment Criteria (CPIA)

A/Economic management

1. Management of inflation and macroeconomic imbalances
2. Fiscal policy

3. Management of external debt

4. Management and sustainability of the development program

B/Structural policies

5. Trade policy and foreign exchange regime

6. Financial stability and depth

7. Banking sector efficiency and resource mobilization

8. Competitive environment for the private sector

9. Factor and product markets

10. Policies and institutions for environmental sustainability

C/Policies for social inclusion/equity

11. Gender

12. Equity of public resource use

13. Buiding human resources

14. Social protection and labor

15. Monitoring and analysis of poverty outcomes and impacts

D/Public sector management and instititions

16. Property rights and rule-based governance

17. Quality of budgetary and financial management

18. Efficiency of revenue mobilization

19. Quality of public administration

20. Transparency, accountability and corruption in the public sector.

Bijlage 3: toelichting per land

Afghanistan

Afghanistan werd de afgelopen twintig jaar geteisterd door oorlog. Afghanistan is een van de armste en meest onderontwikkelde landen ter wereld. Het per capita inkomen ligt naar schatting tussen de USD 100 en 150 per jaar. De sterftecijfers van baby's, kinderen en jonge moeders behoren tot de hoogste ter wereld. De gemiddelde levensverwachting ligt onder de 45 jaar. Tenminste 15 miljoen mensen ontberen voedselzekerheid, basis gezondheidszorg, primair onderwijs en veilig drinkwater. Driekwart van de Afghaanse bevolking kan niet lezen en niet schrijven. In totaal zijn sinds het begin van de terugkeeroperaties (in 2001) 2,3 miljoen vluchtelingen naar het land teruggekeerd, onder meer uit Pakistan en Iran. Afghanistan behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen en is IDA-eligible.

Vijfentachtig procent van de Afghanen leeft traditioneel van de landbouw, maar deze is door de oorlog voor een groot deel vernietigd of letterlijk ondermijnd. De kleine industriële sector is verdwenen. De economie is voor een deel gecriminaliseerd. Al met al kent de Afghaanse bevolking weinig mogelijkheden om een behoorlijk bestaan op te bouwen. De strijd tegen de drugsteelt en het creëren van alternatieve bronnen van inkomsten zijn een proces van jaren. Vooralsnog is de overheid bij lange na niet in staat om zelf alle humanitaire noden te lenigen en voldoende inkomsten te genereren om in de eigen budgettaire behoeften te voorzien.

De zorgwekkende humanitaire en economische situatie in Afghanistan, twee jaar na `elf september', vraagt nog steeds om blijvende betrokkenheid van de internationale gemeenschap. Het ontbreekt aan fysieke, economische en bestuurlijke infrastructuur. Afghanistan blijft voorlopig afhankelijk van buitenlandse steun om te voorkomen dat het land opnieuw afglijdt naar de status van een `failed state'. Het komende jaar zal cruciaal zijn voor de democratisering en stabilisering van het land: naar verwachting wordt een grondwet aangenomen bij de Constitutionele Loya Jirga in december 2003 en worden in 2004 verkiezingen gehouden. Zichtbare wederopbouw is nodig om het draagvlak voor de politieke veranderingen te vergroten en de invloed van de Taliban op de bevolking te verkleinen. Verdere verbetering van de veiligheid in Afghanistan is cruciaal om voortgang te houden in de uitvoering van het Bonn-proces. Waarschijnlijk worden in 2004 een nieuwe grote donorconferentie gehouden (`Tokyo 2') en/of een nieuwe grote politieke conferentie (`Bonn 2').

Nederland is het laatste decennium steeds betrokken geweest bij Afghanistan. Sinds de tweede helft van de jaren negentig is Nederland medeverantwoordelijk voor de koers die de internationale gemeenschap vaart, onder aanvoering van de Verenigde Naties, ten aanzien van Afghanistan op het gebied van conflictbeheersing en (humanitaire) hulp. Nederland draagt in 2003 35 miljoen euro bij aan het Afghan Reconstruction Trust Fund (ARTF), het fonds waaruit de Afghaanse overheid vooral salarissen en ontwikkelingsprojecten financiert. Ook geeft Nederland in 2003 ruim 14 miljoen euro aan humanitaire hulp, waarvan 5,9 miljoen euro via UNHCR. Hoewel een geleidelijke verschuiving plaatsvindt van humanitaire naar wederopbouwhulp, zal ook de komende jaren humanitaire hulpverlening noodzakelijk zijn. Daarnaast draagt Nederland 5 miljoen euro bij aan de beveiliging rond de verkiezingen, 1 miljoen aan politietraining en 0,8 miljoen aan de Constitutionele Loya Jirga. Voorts onderzoekt Nederland de mogelijkheid van een militaire inzet als bijdrage aan de stabilisering van Afghanistan.

Vanwege de armoede, de noodzaak van voortgezette internationale steun om stabiliteit en ontwikkeling te waarborgen, alsmede de grote betrokkenheid van Nederland bij de ontwikkeling van Afghanistan (zowel politiek, militair als op het vlak van OS), zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan worden voortgezet.

Albanië
Albanië is in veel opzichten nog een `echt' ontwikkelingsland. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 1380 per jaar. Het land kent naar Europese begrippen grote armoede, met name in het rurale noorden en in informele nederzettingen rond de grote steden. Op de Human Development Index staat Albanië op de 95ste plaats. Het land is IDA-eligible. Albanië behoort niet tot de groep Minst Ontwikkelde Landen.

Albanië is het eerste land in de regio met een PRSP. De implementatie daarvan loopt achter, met name door institutionele zwakte. Toch vormt de PRSP een geloofwaardig uitgangspunt. Dat wordt bevestigd door de groei van het nationaal inkomen. Naast blijvend omvangrijke `remittances' is er sprake van bescheiden groei van de economie door investeringen. De werkloosheid is hoog maar neemt geleidelijk af; de inflatie is relatief gering. De ontwikkeling van Albanië is mede van belang voor de stabiliteit in de regio.

Na de instorting van het communisme in 1991 moest Albanië niet alleen een nieuwe bestuursstructuur tot stand brengen, maar vooral ook een geheel nieuwe bestuurlijke cultuur. In het eerste is het land in de afgelopen tien jaar beter geslaagd dan in het laatste. Op papier beschikt Albanië over een behoorlijke staatsinrichting en moderne wetgeving. In de praktijk worden de structuren nog vaak door politieke belangen en corruptie doorkruist. Op de index van Transparency International staat Albanië op de 81ste plaats. Een tweede probleem is de onervarenheid van het bestuurlijk apparaat door toedoen van lage salarissen, gebrekkige opleiding en `brain drain'. Een positieve ontwikkeling is dat de `civil society' problemen aan de kaak durft te stellen. De IDA-performance is stabiel met de op een na hoogste score 2.

Om de omslag van ontwikkelingsland naar potentiële kandidaat-lidstaat van de Europese Unie te maken, zal Albanië een stevige inhaalslag moeten maken. Albanië staat tevens voor de taak de erfenis van 50 jaar communistische dictatuur te saneren. Internationale assistentie, met name op het gebied van beter bestuur, blijft daarbij onmisbaar. Daarnaast is sprake van ernstige verwaarlozing van het milieu.

De totale ontwikkelingshulp aan Albanië bedraagt bijna USD 270 miljoen. Dat is 6,5% van het BBP en USD 86 per hoofd van de bevolking. Nederland is met een budget van 5,2 miljoen euro ongeveer tiende donor en actief in de sectoren goed bestuur en milieu. De Nederlandse programma's onderscheiden zich door het streven naar coördinatie, aansluiting bij nationale (Albanese) structuren en aandacht voor actoren buiten de centrale overheid. Van de Nederlandse particuliere organisaties zijn onder meer NOVIB, ICCO, HIVOS, Cordaid, VNG, SNV en PUM actief in Albanië.

Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang en het belang van het Nederlandse programma in twee prioritaire sectoren, het belang van goed bestuur en een goede overheid, de achterstand op het gebied van milieu, alsmede het belang van stabiliteit in de Westelijke Balkan en toenadering tot Euro-atlantische structuren wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Albanië voortgezet.

Armenië
Redelijke macro-economische cijfers verhullen de grote armoede in Armenië. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 790 per jaar. Ruim 12% van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag, 34% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index is Armenië gezakt naar plaats 100. In het land wonen circa 250.000 vluchtelingen, merendeels etnische Armenen, die afkomstig zijn uit omringende landen. Armenië is IDA-eligible; het land is geen MOL.

De Armeense overheid voert een solide financieel-economisch beleid, dat echter brede lagen van de bevolking nog onvoldoende ten goede komt. Het PRSP heeft drie pijlers ter bestrijding van de armoede: duurzame en rechtvaardige economische groei, hervormingen binnen de overheid en sociale ontwikkeling. Programma's van de Wereldbank en het IMF liggen al sinds 1995 op spoor. De IDA-performance is 2.

De integriteit van het overheidsapparaat en het beheer van de openbare middelen laten te wensen over. Corruptiebestrijding geniet prioriteit van de regering. Armenië wordt centralistisch bestuurd. De parlementaire en presidentiële verkiezingen in 2003 vertoonden tekortkomingen. De publieke participatie en het particulier initiatief zijn beperkt en worden door de overheid weinig gestimuleerd. Wel wordt ruimte gelaten aan kritische NGO's.

Ook op middellange termijn is Armenië aangewezen op internationale hulp. Het land wordt gesteund door donorgelden en overmakingen vanuit de diaspora (een kwart van de bevolking heeft het land verlaten). Het economisch herstel van Armenië wordt belemmerd door moeizame rehabilitatie na de aardbeving van 1988 en door het `bevroren' conflict met Azerbaijan rond Nagorny Karabach.

De totale ontwikkelingshulp aan Armenië is opgelopen naar USD 212 miljoen, zijnde 10% van het BBP en USD 68 per hoofd van de bevolking. Nederland is met een budget van 5,4 miljoen euro de derde bilaterale donor en geeft 2-3% van de totale ODA die Armenië ontvangt. Het accent ligt naast macrosteun op mensenrechten en goed bestuur. De kiesgroeprelatie (bij de Wereldbank en het IMF) en de activiteiten op het vlak van goed bestuur zijn het aanknopingspunt voor een kritische dialoog met de Armeense autoriteiten. Nederlandse NGO's in Armenië zijn onder meer PUM, NOVIB en Cordaid.

Destabilisering in de nabij de Europese Unie gelegen zuidelijke Kaukasus is, vooral gezien de `bevroren conflicten' in deze regio, een reëel risico. Dat kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de wijdere regio: Turkije, Iran en de Russische Federatie. Vanwege de kiesgroeprelatie bij de Wereldbank en het IMF alsmede het ontbreken van Nederlandse geostrategische belangen in de regio, is Nederland meer dan andere landen in staat in de regio een bemiddelende rol te spelen.

De armoedesituatie in Armenië, de IDA-performance, de regionale instabiliteit, de ligging aan de rand van Europa, alsmede de kiesgroeprelatie zijn redenen om de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Armenië voort te zetten.

Bangladesh
Bangladesh behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen, het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 360 per jaar. Zesendertig procent van de bevolking leeft van minder dan USD 1 per dag, 77% moet rondkomen van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat het land op plaats 139. Bangladesh is IDA-eligible.

Bangladesh heeft een positief beoordeeld interim-PRSP. Naar aanleiding van het Financial Management Reform Program hebben het IMF en de Wereldbank omvangrijke macrosteun goedgekeurd. De IDA performance is 3. De bestuurssituatie blijft een zorg; de corruptie is aanzienlijk. Op de lijst van Transparency International staat Bangladesh op plaats 102.

Bangladesh is aangewezen op substantiële hulp van buitenaf: ruim een miljard dollar per jaar. Het Nederlandse ODA-aandeel is ongeveer 3,5% (33,8 miljoen euro in 2003). In de prioritaire sectoren onderwijs, gezondheidszorg en water speelt Nederland een centrale rol. De toegevoegde waarde van Nederland schuilt in kennis en ervaring, de aandacht voor gender alsmede donorcoördinatie. De Nederlandse particuliere organisaties zijn in Bangladesh goed vertegenwoordigd.

Bangladesh is een groot, gematigd islamitisch land. Vanuit het oogpunt van de dialoog met de islamitische wereld is de bilaterale relatie met Bangladesh dan ook belangrijk. Het land is tevens een grote leverancier aan internationale vredesmachten.

Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang van de Nederlandse programma's in prioritaire sectoren alsmede de toegevoegde waarde van Nederland in die sectoren wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Bangladesh voortgezet.

Benin
Benin behoort tot de groep Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 380 per jaar. De armoede op het platteland is ernstiger is dan in urbane gebieden. Op de Human Development Index staat het land op plaats 159. Benin is IDA-eligible.

In het algemeen zijn de Wereldbank en het IMF tevreden over het door de Beninese overheid gevoerde macro-economische en armoedebeleid. De IDA-performance is constant: 2. Het PRSP is in maart 2003 goedgekeurd. Dit was voor Nederland een voorwaarde voor de verdere invulling van de bilaterale ontwikkelingsrelatie.

Hoewel het parlement redelijk functioneert, het land persvrijheid geniet en de wetgeving op het gebied van overheidsbestuur langzaam verbetert, kan de controle op de overheidsfinanciën (ook door het parlement) beter. Net als elders in de regio is corruptie een zorg.

De totale ontwikkelingshulp (USD 273 miljoen) bedraagt 11,5% van het BBP en ruim USD 42 per hoofd van de bevolking. De bilaterale ontwikkelingsrelatie van Nederland met Benin stamt uit 1994 (DOV). Benin werd in 2001 toegevoegd aan de lijst van 19+3 landen. Het bilaterale ontwikkelingsprogramma is sindsdien in opbouw en streeft naar aansluiting op het PRSP. Het budget voor 2003 bedraagt 4,7 miljoen euro. Naast het bilaterale programma lopen er in Benin activiteiten van onder meer SNV (sedert 30 jaar!), IUCN Nederland, Agriterra, CNV/AKO, Plan International, ICCO, VNG en PUM.

Politiek, economisch en qua mensenrechten vormt Benin een stabiele factor in een regio vol politieke onrust en conflicten. Handhaving en versterking van die stabiliteit is essentieel. Benin is (actief) partnerland van Nederland in het katoen coherentiedossier.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, het belang van stabiliteit in een instabiele regio, alsmede de internationale samenwerking op het katoendossier wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Benin voortgezet.

Bhutan
Bhutan behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 590 per jaar. Op de Human Development Index staat het land op plaats 136. Bhutan is IDA-eligible.

Het ontwikkelingsproces van Bhutan is enerzijds gebaseerd op sociale en economische ontwikkeling, anderzijds op culturele en spirituele ontwikkeling. In consultatie met de bevolking is vorig jaar het negende ontwikkelingsplan opgesteld (2002-2007). De IDA-performance is goed: 1. Bhutan ligt `on track' met betrekking tot de MDG's.

Bhutan ontwikkelt zich tot een constitutionele monarchie. Thans wordt een grondwet opgesteld en recent hebben districtsverkiezingen plaatsgevonden. Een punt van zorg blijven de politieke en burgerrechten, vooral waar het gaat om de positie van etnische Nepalezen en de Bhutanese vluchtelingenkwestie. Op beide punten is, mede onder internationale druk, een (licht) positieve trend waarneembaar. Bhutan scoort goed op gendergelijkheid.

Gedurende het lopende vijfjarenplan zal Bhutan mede afhankelijk zijn van ODA-middelen. De verwachting is dat de hulpbehoefte na het jaar 2007 zal afnemen vanwege de groeiende exportopbrengsten uit electriciteit, die wordt opgewekt in waterkrachtcentrales.

De totale ontwikkelingshulp aan Bhutan bedraagt USD 59 miljoen. Dat is ruim 11% van het Bruto Binnenlands Product en USD 28 per hoofd van de bevolking per jaar. Nederland is de achtste donor in Bhutan met een budget van ruim 3 miljoen euro in de sector milieu. SNV heeft een omvangrijk programma in Bhutan ter grootte van circa USD 1,6 miljoen.

Vanwege de economische perspectieven van Bhutan (export van electriciteit), de beperkte omvang van het Nederlandse programma en de toch geringe positie van Nederland als donor zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Bhutan worden afgebouwd. Vanwege lopende verplichtingen zal deze ontwikkelingsrelatie overigens pas in 2007 zijn afgebouwd. Dat is het laatste jaar van het lopende vijfjarenplan.

Bolivia
Bolivia is een van de armste landen van Latijns-Amerika. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 900 per jaar. Veertien procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag, 34% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat het land op plaats 114. Bolivia is IDA-eligible; het land heeft geen MOL-status.

Na de hyperinflatie in de jaren tachtig heeft Bolivia rigoureus orde op zaken gesteld. Bolivia heeft sindsdien structurele hervormingen doorgevoerd en voert een beter macro-economisch beleid. Als gevolg van de economische recessie van de afgelopen twee jaar is het begrotingstekort echter gestegen en het maatschappelijke draagvlak voor de economische hervormingen verminderd. Het sociale beleid van de nieuwe regering is in de eerste plaats gericht op het scheppen van werkgelegenheid door middel van grootschalige investeringen. In Bolivia's PRSP zijn de sectoren onderwijs en gezondheidszorg prioritair. Met het IMF zijn onderhandelingen gaande over een nieuwe `Poverty Reduction and Growth Facility' (PRGF). Naar verwachting zal het IMF onder meer aandringen op bezuinigingen, belastingverhoging en privatiseringen. De IDA-performance is 3.

Het openbaar bestuur in Bolivia vertoont tekortkomingen. Door samenwerking van de regering en internationale donoren is een proces van modernisering op gang gekomen, waarin professionalisering en efficiency centraal staan. Daarnaast biedt de Wet op de Bevolkingsparticipatie ruimte voor het maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven om een inbreng te leveren in de formulering van het beleid. De scheiding tussen de uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht is niet volledig. Op de index van Transparency International is Bolivia gezakt naar de 89ste plaats.

Een deel van de overheidsinvesteringen in infrastructuur en sociale voorzieningen wordt gefinancierd met donorhulp. Vanwege de tekorten op de begroting is donorhulp essentieel om de Millennium Development Goals in Bolivia te bereiken. De totale ontwikkelingshulp is gestegen naar USD 728 miljoen. Dat is 9,1% van het BBP en USD 86 per hoofd van de bevolking.

Nederland was in 2002 in Bolivia zesde donor op het totaal met een realisatie van ruim 35 miljoen euro. Het budget voor 2003 bedraagt 27,6 miljoen euro. De sectoren zijn onder meer onderwijs, goed bestuur en plattelandsontwikkeling. Nederland speelt een vooraanstaande rol op het gebied van de donorcoördinatie. Het Koninkrijk is gebaat bij economische ontwikkeling en politieke stabiliteit in Bolivia, dat is gelegen in het hart van Latijns-Amerika. De Nederlandse particuliere organisaties hebben gezamenlijk een relatief groot programma in Bolivia. Zij richten zich op politieke lobby, mensenrechten, landrechten en lotsverbetering van de inheemse bevolking.

Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang van de Nederlandse programma's met onder meer aandacht voor prioriteiten als onderwijs en goed bestuur, de coördinerende rol van Nederland in de donorgemeenschap alsmede het belang van ontwikkeling en stabiliteit in Latijns-Amerika wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Bolivia voortgezet.

Bosnië-Herzegovina
Bosnië-Herzegovina behoort tot de armste landen in de Balkan-regio. De gewapende conflicten hebben diepe wonden geslagen in de samenleving en geleid tot grote aantallen vluchtelingen en ontheemden, oorlogsweduwen en verwoeste infrastructuur. Het land ligt bezaaid met mijnen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 1270 per jaar. Op de Human Development Index bekleedt het land de 66ste positie. Bosnië-Herzegovina is nog IDA-eligible; het land heeft geen MOL-status.

De overheid van Bosnië-Herzegovina kent vanwege de Dayton-akkoorden een complexe structuur. De drie etnische groepen zijn slechts met moeite te bewegen tot het voeren van een coherent beleid op alle niveaus. De regering heeft een economisch herstelprogramma ingezet met onder meer verbetering van het investeringsklimaat, privatiseringen en inkrimping van het overheidsapparaat.

Bosnië-Herzegovina heeft op basis van Dayton langzaam de weg ingeslagen naar een levensvatbare multi-etnische samenleving met Europees perspectief. Najaar 2002 heeft men voor het eerst zelf (goed verlopen) verkiezingen georganiseerd. Er is de aanzet tot de opbouw van een justitieel apparaat. Grote aantallen Bosniërs keren terug naar huis. Het overheidsapparaat is nog in opbouw, corruptie en georganiseerde misdaad blijven een punt van zorg. De politieke partijen zijn veelal op etnische basis georganiseerd. Internationale betrokkenheid blijft de komende jaren de beste garantie voor beter bestuur.

Bosnië-Herzegovina wordt in feite bestuurd door de internationale gemeenschap, ondanks het streven naar de snelle overdracht van taken naar de Bosnische autoriteiten. Internationale hulp bij de terugkeer van vluchtelingen en beter bestuur zijn onmisbaar (bijvoorbeeld aanpak van misdaad en corruptie, opbouw rechtsstaat, economische infrastructuur en ondernemersklimaat).

De totale ontwikkelingshulp bedraagt USD 639 miljoen. Dat is 13,4% van het BBP en USD 157 per hoofd van de bevolking. Nederland behoort tot de top-vijf van donoren en is de grootste donor op GMV, inclusief de terugkeer van vluchtelingen (waaronder Srebrenica-gerelateerde hulp). Onder GMV valt ook de versterking van de rechtsstaat. Het budget voor 2003 is 17,2 miljoen euro. Nederlandse particuliere organisaties in Bosnië-Herzegovina zijn onder andere VNG, IKV, Press Now en de werkgroep Nederland-Srebrenica.

Behalve via ontwikkelingsinspanningen is Nederland ook door de deelname aan SFOR en EUPM nauw bij de vredesopbouw en conflictpreventie in Bosnië-Herzegovina betrokken. Nederland steunt de Bosnische aspiraties om toe te treden tot Euro-atlantische structuren (NAVO en EU) actief. In de Peace Implementation Council Steering Board, het orgaan dat sturing geeft aan Hoge Vertegenwoordiger Ashdown, heeft Nederland een waarnemersstatus (met spreekrecht). De wederopbouw van Srebrenica blijft een belangrijk aandachtspunt. Bosnië-Herzegovina zit in de Nederlandse kiesgroep bij de Wereldbank en het IMF.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de noodzaak van voortgezette internationale steun totdat het hervormingsproces onomkeerbaar is, het belang van stabiliteit in de Westelijke Balkan en toetreding tot Euro-atlantische structuren, de omvang en veelzijdigheid van de Nederlandse inbreng, alsmede de aandacht die de regering geeft aan de wederopbouw in Srebrenica, zal Nederland de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Bosnië-Herzegovina voortzetten.

Brazilië
Brazilië behoort niet tot de armste landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 2850 per jaar. Tien procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag. Brazilië is niet IDA-eligible, het land heeft evenmin de MOL-status. Op de Human Development Index is Brazilië gestegen naar de 65ste plaats.

Brazilië behoort tot de tien grootste economieën ter wereld en is samen met Argentinië de motor van de politieke en economische ontwikkeling in de regio. Het land is een van de spelbepalers in het proces van handelsliberalisering op het Westelijk Halfrond, alsmede in de toenemende samenwerking tussen Mercosur en de Europese Unie.

Brazilië voert een IMF-conform begrotingsbeleid. De sociale ongelijkheid is de afgelopen jaren toegenomen, ondanks het positieve beleid van de regering op sociaal- economisch gebied. De toegang tot de gezondheidszorg en het basisonderwijs varieert, waarbij de tekorten zich voordoen in het noorden en noordoosten van het land. Brazilië is met een stabiele 45ste plek op index van Transparency International een van de minst corrupte landen van Latijns-Amerika. Corruptiebestrijding geniet hoge prioriteit.

De totale ontwikkelingshulp aan Brazilië bedraagt 0,1% van het Bruto Binnenlands Product, zijnde slechts USD 2 per hoofd van de bevolking. Nederland is actief in de sector milieu; het budget voor 2003 bedraagt 1,68 miljoen euro. Nederland is een van de kleinere donoren in Brazilië, ons land behoort niet tot de top-tien van donoren.

De relatieve rijkdom van Brazilië, de economische kracht van het land, de beperkte hulpbehoefte, de kleine Nederlandse ontwikkelingsportefeuille alsmede de marginale positie van Nederland in de donorgemeenschap zijn redenen de ontwikkelingsrelatie met Brazilië af te bouwen.

Via multilaterale en particuliere kanalen zal Nederland zich overigens blijven inzetten voor het Amazonegebied, mede in het licht van de internationale biodiversiteits- en klimaatafspraken. Die kanalen zijn met name de Global Environment Facility (GEF), de Convention on Biological Diversity (CBD), Wereldbank en FAO enerzijds, en de Nederlandse en internationale NGO's anderzijds.

Burkina Faso
Burkina Faso is één van de armste landen ter wereld. Meer dan 60% van de bevolking leeft van minder dan één dollar per dag; 86% heeft minder dan twee dollar per dag. Op de Human Development Index neemt het land de 173ste plaats in van de 175 vermelde landen. Het inkomen per hoofd ligt op USD 220 per jaar. Burkina Faso is IDA-eligible en heeft de MOL-status.

Naar het oordeel van de Wereldbank en het IMF voert Burkina Faso een solide macro-economisch beleid. De reële economische groei bedroeg in de afgelopen tien jaar gemiddeld 4,9% per jaar. De IDA performance is gestegen naar 1. Burkina Faso heeft in 2002 het `HIPC completion point' bereikt, waardoor de schuldenlast bijna gehalveerd is. Burkina Faso kent ook een degelijk sociaal beleid. Verbetering van basisonderwijs, alfabetisering, gezondheidszorg en de preventie resp. bestrijding van HIV/aids staan daarin centraal. Het PRSP weerspiegelt dit beleid. Zo werd in 2002 23% van de overheidsuitgaven besteed aan onderwijs en gezondheidszorg.

De capaciteit en effectiviteit van het overheidsapparaat zijn beperkt. Gestimuleerd door de donorgemeenschap worden het begrotingsbeheer en de openbare financiën stelselmatig verbeterd. Binnen de nationale politiek krijgen democratische beginselen geleidelijk meer voet aan de grond. Bijna de helft van de zetels in het parlement wordt sinds medio 2002 door de politieke oppositie bezet. Sedert enkele jaren is een proces van decentralisatie gaande om de lokale democratie te stimuleren.

De hulpbehoefte in Burkina Faso blijft relatief hoog. De totale ontwikkelingshulp is met USD 389 miljoen bijna 16% van het BBP en ruim USD 31 per hoofd van de bevolking. De hulpbehoefte is verder toegenomen als gevolg van de crisis in buurland Ivoorkust.

Met een budget van 25,5 miljoen euro bevindt Nederland zich in de middengroep van donoren in Burkina Faso, achter de Wereldbank, Frankrijk en de Europese Unie. Binnen de gekozen sectoren is Nederland een vooraanstaande donor: de grootste in gezondheidszorg resp. HIV/aids en de derde binnen basisonderwijs. Nederland loopt binnen de donorgemeenschap voorop in het streven naar harmonisatie, gezamenlijke fondsen en sectorale benadering. Deze rol wordt gewaardeerd door overheid en donoren.

Burkina Faso is met Mali, Benin en Ghana van belang voor de politieke stabiliteit in een turbulente regio. Wanneer deze ankers zouden wegvallen, kan dat in ernstige mate bijdragen aan de verdere destabilisering van West-Afrika. De grootschalige terugkeer van Burkinezen uit Ivoorkust drukt op het overheidsbudget en vergroot de politieke betrokkenheid van Burkina Faso bij de Ivoriaanse crisis. Burkina Faso is, met Mali en Benin, slachtoffer van katoensubsidies van de rijke landen. Zestig procent van de exportinkomsten van Burkina Faso komt uit de katoensector, een dossier waarop Nederland hoog inzet in het streven naar beleidscoherentie.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het Nederlandse programma in prioritaire sectoren, de positie van Nederland in de donorgemeenschap, het belang van stabiliteit in de regio alsmede de samenwerking op het katoendossier wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Burkina Faso voortgezet.

Cambodja
Cambodja behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen en is een van de armste landen in de regio. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 280 per jaar. Cambodja is IDA-eligible.

Ondanks de Aziatische crisis is de Cambodjaanse economie het laatste decennium gemiddeld met 5,6% per jaar gegroeid. Cambodja heeft een goedgekeurd PRSP. Hoewel de Wereldbank op punten lichte vooruitgang constateert, blijft het eindoordeel van de Bank over het geheel van economisch management, structuurbeleid, sociaal beleid en management van de publieke sector bezorgd van toon: de IDA-performance was en is 4.

In bestuurlijk opzicht is de uitgangspositie van Cambodja slecht vanwege de genocide op het kader en de intellectuelen ten tijde van de Rode Khmer en de burgeroorlog. De hervorming van het overheidsapparaat verloopt traag. De verkiezingen in de zomer van 2003 zijn goed verlopen, hetgeen een stap vooruit is in het proces van democratisering. Cambodja scoort in vergelijking met andere landen in de regio goed op de klassieke burgerrechten als vrijheid van vereniging, meningsuiting en godsdienst. Op het vlak van de mensenrechten is de situatie echter zorgelijk en onderwerp van een jaarlijkse mensenrechtenresolutie van de Verenigde Naties. Cruciale justitiële en politionele hervormingen moeten nog op gang komen. De straffeloosheid en corruptie blijven wijd verspreid. Incidenten van bijvoorbeeld gewelddadig politieoptreden, arbitraire detentie, eigenrichting en discriminatie van minderheden houden aan.

De totale ontwikkelingshulp is ruim USD 400 miljoen. Dat is 12% van het BBP en USD 30 per hoofd van de bevolking. Nederland is zestiende donor op het totaal met een budget van 1,8 miljoen euro. Bilateraal is Nederland tiende donor. Nederland is vooral actief in de sectoren mensenrechten en goed bestuur. Van de particuliere organisaties zijn onder meer ICCO en NOVIB actief in Cambodja. Nederland heeft geen ambassade in Cambodja.

Vanwege de aanhoudend slechte IDA-performance, de aanhoudend slechte situatie op het gebied van mensenrechten en bestuur, de geringe omvang van het Nederlandse programma alsmede de beperkte rol van Nederland binnen de donorgemeenschap zal het bilaterale ontwikkelingsprogramma met Cambodja worden afgebouwd resp. overgedragen.

China
China is géén MOL. China is evenmin IDA-eligible. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gegroeid naar USD 940. Van de Chinese bevolking leeft 16% onder de grens van USD 1 per dag. De armoede is geconcentreerd in de westelijke regio's van China. De economische groei is vooral sterk in de kustprovincies.

De Chinese economie kent sedert het begin van de jaren tachtig een reële economische groei van gemiddeld 7,5% per jaar. De vruchten van deze welvaartstoename vallen momenteel vooral toe aan de kustprovincies. Regionale overheden moeten de kosten voor onderwijs en gezondheidszorg veelal zelf dragen, hetgeen vooral de westelijke gebieden zwaar valt. De overgang naar een vrije markteconomie heeft een toename van de werkeloosheid tot gevolg. De gendergelijkheid is redelijk te noemen.

Het overheidsapparaat van China is log en inefficiënt en staat nog altijd onder strakke controle van de Partij. De regering is in staat en bereid tot hervormingen, ook al verloopt dat proces traag, omdat de overheid soms terugschrikt voor ingrijpende maatregelen die een bedreiging voor de politieke stabiliteit en voor de positie van de Partij kunnen zijn. Vrijheid van meningsuiting, recht van vereniging, vrije pers, godsdienstvrijheid, en het recht op gelijke behandeling zijn niet gewaarborgd. De Chinese overheid toont zich bereid op deze punten in samenwerking met het buitenland verbeteringen aan te brengen binnen de grenzen van het communistische staatsbestel, hetgeen tot wisselende resultaten leidt. Besturen is in China een taak van de overheid. Daar staat tegenover dat het aantal mensen dat zich organiseert toeneemt, en dat de roep om meer transparantie, meer rechtszekerheid en meer deelname aan het bestuur sterker wordt. De Transparency International score is 59.

De ODA neemt sterk af en bedraagt nog slechts 0,1% van het BBP. China is niet IDA- eligible en heeft zelf toegang tot financiële markten. ODA-middelen hebben vooral effect als katalysator bij sociale investeringen, milieubeleid, mensenrechten en goed bestuur. Nederland is vooral actief in de sectoren milieu, GMV en de particuliere sector (ORET/MILIEV en PSOM).

Vanwege het feit dat China niet IDA-eligible is, toegang heeft tot financiële markten, de afnemende hulpbehoefte, alsmede de sterke en voortdurende economische groei ligt het in de rede dat Nederland de huidige bilaterale ontwikkelingssamenwerking met China zal afbouwen en andere accenten zal leggen. China blijft uiteraard in aanmerking komen voor de op ontwikkeling van de particuliere sector gerichte programma's als ORET/MILIEV en PSOM. Ook zal er ruimte zijn voor activiteiten op het vlak van goed bestuur en het bevorderen van de rechtsstaat lastens de extra middelen die daarvoor beschikbaar komen. De bilaterale samenwerking op het gebied van milieu zal zorgvuldig worden afgebouwd. Binnenkort wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd hoe de bilaterale relatie tussen China en Nederland in al zijn aspecten zal worden voortgezet.

Colombia
Colombia behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 1830 per jaar. Ruim 14 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 36% heeft minder dan USD 2 per dag. De armoede is het grootst onder de 2 à 3 miljoen binnenlandse ontheemden, die slachtoffer zijn van binnenlandse conflicten. Op de Human Development Index staat Colombia op de 64ste plaats. Het land is niet IDA-eligible.

Dankzij het economisch potentieel, het macro-economische beleid en Amerikaanse inzet geniet Colombia de steun van het IMF. Bij structurele hervormingen is veel vooruitgang geboekt. Het sociale beleid van de regering is in de eerste plaats gericht op het scheppen van werkgelegenheid.

De productie van en handel in verdovende middelen tasten de integriteit van het staatsapparaat aan. De effectiviteit is de laatste jaren gedaald. De overheid slaagt er niet in de burger veiligheid te bieden. Colombia is wereldwijd het land met het hoogste aantal doden als gevolg van geweldsmisdrijven. Bij het aantreden van de nieuwe regering hebben integriteit en effectiviteit van de instituties, samen met veiligheid, de hoogste prioriteit gekregen. De politieke cultuur van Colombia is cliëntelistisch. De corruptie is door de productie van en handel in drugs toegenomen en laat geen sector onberoerd (bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de overheid). Voor het eerst in de recente geschiedenis van Colombia heeft een regering aan de bestrijding van de corruptie de hoogste prioriteit gegeven.

In de London Declaration van 10 juli 2003 hebben de voornaamste donorlanden, de Verenigde Naties en de Internationale Financiële Instellingen hun steun toegezegd aan de regering Uribe bij de strijd tegen het geweld en de drugs en het zoeken naar een oplossing voor het interne conflict via een vredesaccoord. De verklaring benadrukt verder het belang van het respecteren van de mensenrechten en van een substantiële rol van de VN. Ook wordt gesteld dat het land behoefte heeft aan betere coördinatie van de diverse hulpprogramma's op het gebied van versterking van de rechtsstaat, het verlichten van de humanitaire crisis, het bevorderen van de mensenrechten en het ontwikkelen van alternatieven voor het produceren van drugs.

De totale ontwikkelingshulp aan Colombia is gestegen naar USD 380 miljoen, oftewel 0,5% van het BBP en USD 9 per hoofd van de bevolking. De Verenigde Staten investeren 30% van hun grootscheepse steunplan voor Colombia in het versterken van de rechtsstaat en de economie. Ook de Europese Unie heeft herhaaldelijk haar politieke steun betuigd; de totale ontwikkelingssamenwerking door de EU-lidstaten is 300 miljoen euro per jaar. Nederland behoort tot de tien grootste donoren met een budget van 7,7 miljoen in de sectoren GMV en milieu. In de sectoren milieu en GMV speelt Nederland een strategische rol. In de milieusector is Nederland toonaangevend met het betrekken van de locale bevolking in projecten. In de sector GMV geeft Nederland steun aan instituties die actief zijn in de bestrijding van straffeloosheid en corruptie. Daarnaast steunt Nederland vooraanstaande NGO's op het gebied van de mensenrechten. In de particuliere sector is een groot aantal Nederlandse organisaties actief: Cordaid, NOVIB, PUM, Plan, Pax Christi, Mensen in Nood e.v.a. Met hen wordt veelvuldig contact onderhouden door de ambassade.

Colombia ligt op een strategische positie tussen de Cariben, Midden-Amerika, Zuid-Amerika en de Stille Oceaan. De situatie in het land raakt ook aan de belangen van het Koninkrijk der Nederlanden vanwege de nabijheid van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Met het oog op de stabiliteit in de regio en de belangen van de nabijgelegen Koninkrijksdelen, de omvang van de humanitaire crisis en de relevantie van de door Nederland ondersteunde activiteiten in de prioritaire sectoren GMV en milieu, zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Colombia worden voortgezet.

Ecuador
De armoede in Ecuador is de laatste jaren verminderd. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gegroeid naar USD 1450 per jaar. De helft van de bevolking leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat het land 97. Ecuador is niet IDA-eligible en heeft geen MOL-status.

De vorige regering heeft kans gezien de sociale onrust te beperken. De in januari 2003 aangetreden regering Gutiérrez beschouwt armoedebestrijding als een prioriteit, met de nadruk op sociale sectoren als onderwijs. De regering streeft daarbij naar brede maatschappelijke participatie.

De overheidsdiensten en de rechterlijke macht zijn gepolitiseerd. Door institutionele zwakte en gebrek aan uitvoeringscapaciteit verloopt de hervorming van de centrale overheid traag en chaotisch. Daarbij is de corruptie in Ecuador toegenomen, naar de 89e plaats op de lijst van Transparency International. Corruptiebestrijding vormt dan ook een van de prioriteiten van de regering Gutiérrez.

De totale ontwikkelingshulp aan Ecuador bedraagt USD 171 miljoen, zijnde slechts 1% van het BBP. Het aandeel van Nederland in 2003 is 4,0 miljoen euro, vooral in de sector milieu. Bilateraal is Nederland géén grote donor, met een zevende positie na de VS, Japan, Spanje, Duitsland, Zwitserland en China.

Vanwege de inkomenspositie van land en bevolking, de sociale en economische vooruitgang, de geringe afhankelijkheid van ontwikkelingshulp alsmede de bescheiden positie van Nederland als donor wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Ecuador afgebouwd.

Via multilaterale en particuliere kanalen zal Nederland zich overigens blijven inzetten voor het Amazonegebied, mede in het licht van de internationale biodiversiteits- en klimaatafspraken. Die kanalen zijn met name de Global Environment Facility (GEF), de Convention on Biological Diversity (CBD), Wereldbank en FAO enerzijds, en de Nederlandse en internationale NGO's anderzijds.

Egypte
Egypte is met 70 miljoen inwoners het grootste land in de Arabische wereld. Egypte kwalificeert als `lower middle income country' niet voor zachte leningen van de IDA. Ondanks het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking van USD 1470 is Egypte een relatief arm land. Ruim de helft van de bevolking leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index neemt Egypte de 120ste plaats in.

In de jaren negentig kende Egypte door effectief overheidsingrijpen een economische groei van bijna 5% per jaar. Sinds 2000 bedraagt deze 3% of minder. Egypte heeft te kampen met de negatieve gevolgen van de oorlog in Irak (teruggang in de economie, minder toerisme). De overheid concentreert zich op stabiliteit op de korte termijn. Structurele hervormingen zijn daardoor in een lagere versnelling terechtgekomen. Desondanks worden hervormingen doorgevoerd. Het sociale beleid kenmerkt zich door bestrijding van de werkloosheid; per jaar zijn er 650.000 nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Egypte kent geen geïntegreerd armoedebestrijdingsbeleid. Er zijn achterstanden in het onderwijs en de positie van vrouwen. De bescherming van het schaarse water vormt één van de prioriteiten van de overheid.

De kwaliteit van het openbaar bestuur is matig. De hervorming van het bestuur blijft een noodzakelijke stap in het hervormingsproces. De vorderingen verlopen echter traag. Als gevolg van de sterke nadruk op binnenlandse stabiliteit en veiligheid, stelt de overheid politieke liberalisering uit. Het beheer van overheidsmiddelen is verbeterd, maar laat nog te wensen over. Egypte neemt met de 62ste plaats een middenpositie in op de lijst van Transparency International. De vereiste instellingen voor toezicht op de overheidsuitgaven zijn aanwezig, evenals de scheiding der machten. De overheid omzeilt de rechterlijke macht echter geregeld, terwijl ook de mensenrechtensituatie voor verbetering vatbaar is.

De totale ontwikkelingshulp daalt sterk, met ruim eenderde tussen 1998 en 2001. Het totaal bedraagt thans ruim USD 1,2 miljard. Dat is 1,3% van het BBP en ruim USD 18 per hoofd van de bevolking. USAID neemt tweederde van het totale hulpvolume voor zijn rekening, op ruime afstand gevolgd door Duitsland en de Europese Commissie.

Nederland is de zevende donor, met een budget van ruim 10 miljoen euro in 2003. De focus ligt op waterbeheer, drinkwater en sanitatie. `Waterland' Nederland heeft in deze sectoren nadrukkelijk toegevoegde waarde. De Nederlandse inspanningen in deze sector zijn innovatief en van invloed op de Egyptische beleidsontwikkeling. Van Egyptische zijde is de betrokkenheid bij het programma groot en bestaat waardering voor de Nederlandse inbreng. Meer in het algemeen geniet Nederland in Egypte als donor een goede reputatie en wordt het intensief betrokken bij de beleidsdialoog.

Egypte is het grootste, meest invloedrijke en toonaangevende land in het Midden-Oosten en de Arabische wereld. Het vervult een sleutelrol in het vredesproces in het Midden-Oosten en heeft een stabiliserende rol in de meest instabiele buurregio van Europa. Egypte speelt een rol van betekenis in de Hoorn van Afrika (Sudan, Nijl), een regio die traditioneel van groot belang is in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.

Voorts is Egypte een hoofdrolspeler in de Nederlands-Arabische dialoog en een treffend voorbeeld van geleidelijke politieke, sociale en economische transformatie in de Arabische wereld (bijvoorbeeld in het Barcelonaproces en het Associatieverdrag met de Europese Unie).

Vanwege het grote aantal mensen op de rand van de armoede, het belang van stabiliteit in Egypte en het Midden-Oosten, de Nederlands-Arabische dialoog alsmede de toegevoegde waarde van het Nederlandse programma in de watersector zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Egypte worden voortgezet.

El Salvador
El Salvador behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is de afgelopen jaren gestegen naar USD 2080 per jaar. Ongeveer 21% van de bevolking leeft van minder dan USD 1 per dag. El Salvador is niet IDA-eligible.
De Salvadoraanse regering streeft naar een kleine overheid die veel ruimte laat aan het particulier initiatief en de markt. De reële economische groei bedroeg in de jaren negentig gemiddeld 4,5% per jaar. De armen profiteren vooralsnog onvoldoende van de economische groei door gebrekkige verdeling en een beperkt sociaal beleid.

Verkiezingen verlopen eerlijk en democratisch, de rechterlijke macht is in toenemende mate onafhankelijk, en er is aandacht voor de bestrijding van corruptie. Op de index van Transparency International staat El Salvador op plaats 62. De toegang van armen tot het rechtssysteem is nog beperkt, evenals de maatschappelijke dialoog.

De totale ontwikkelingshulp aan El Salvador bedraagt USD 234 miljoen. Dat staat gelijk aan 1,7% van het Bruto Binnenlands Product en USD 37 per hoofd van de bevolking. Men behoeft vooral overdracht van ideeën: assistentie op het terrein van met name `pro-poor' benaderingen, het versterken van maatschappelijk vertrouwen, een maatschappelijke dialoog en beter bestuur. Het Nederlandse programma is met een budget van 1,6 miljoen euro klein: minder dan 1% van de totale ODA.

Vanwege het stijgende en relatief hoge inkomen per hoofd van de bevolking (El Salvador is niet IDA-eligible), de economische groei, de bestuurlijke vooruitgang alsmede de zeer bescheiden omvang van het Nederlandse programma is besloten de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met El Salvador af te bouwen.

Eritrea
Eritrea is een van de armste landen ter wereld. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 160 per jaar. Eritrea neemt op de Human Development Index de 155ste plaats in. Eritrea is IDA-eligible en heeft de MOL-status.

Na een zware onafhankelijkheidsstrijd van 30 jaar en sinds de onafhankelijkheid in 1993 zijn in politiek, sociaal en economisch opzicht aanzienlijke resultaten geboekt. Deze positieve ontwikkelingen zijn vanwege het grensconflict met Ethiopië grotendeels tot stilstand gekomen. De huidige macro-economische situatie is volgens een recente Wereldbankmissie slecht. De voornaamste factoren die de economische situatie thans negatief beïnvloeden zijn de droogte, de nasleep van de oorlog, het uitblijven van snelle demobilisatie, en de kwaliteit van het monetaire en fiscale beleid.

De zogenaamde `Transitional Economic Growth and Poverty Reduction Strategy' uit 2001 geeft veel aandacht aan de sectoren onderwijs en gezondheid. Het streven is om in 2005 14 % van de begroting aan onderwijs te besteden. Een concept interim-PRSP verscheen in de zomer van 2003. De IDA-performance is gedaald naar 2.

De Eritrese overheid is gecommitteerd aan armoedebestrijding en voedselzekerheid. De effectiviteit van de overheid is beperkt vanwege gebrekkige capaciteit en zwakke instituties. Er is nauwelijks corruptie. Enerzijds geeft een aantal recente politieke ontwikkelingen (verbetering van de relatie met de EU en de daarmee samenhangende hervatting van de politieke dialoog) aanleiding tot enig optimisme over de bereidheid van de Eritrese overheid tot samenwerking op ontwikkelingsterrein. Anderzijds blokkeert de interne politieke situatie de ontwikkeling naar een meer democratische rechtsstaat, mede als gevolg van stagnatie in de uitvoering van het vredesakkoord met Ethiopië (met name de demarcatie). Het Eritrese standpunt blijft dat pas na volledige grensdemarcatie normalisatie van de binnenlands politieke situatie kan volgen.

Eritrea is zwaar afhankelijk van ontwikkelingshulp. De totale ODA is gestegen naar USD 280 miljoen. Dat komt overeen met ruim 40% van het BBP en USD 72 per hoofd van de bevolking. Ongeveer 60% van de bevolking is afhankelijk van voedselhulp. Die afhankelijkheid neemt verder toe.

Nederland is in Eritrea na de Wereldbank, Europese Commissie en USAID de vierde donor met een budget van 8,8 miljoen euro, vooral in de humanitaire hulp en de wederopbouw. Na de beëindiging van het grensconflict met Ethiopië is in 2001 besloten de OS-relatie met beide landen te hervatten, zij het met meer geleidelijkheid voor Eritrea vanwege de binnenlandspolitieke situatie en gekoppeld aan de voortgang in de dialoog met de Europese Unie over democratisering en mensenrechten. De invulling van het samenwerkingsprogramma vindt vooralsnog hoofdzakelijk plaats via multilaterale kanalen, in afwachting van voortgang op het vlak van democratisering en mensenrechten. In de particuliere sector is een groot aantal Nederlandse organisaties actief: ICCO, NOVIB, Cebemo, Stichting Vluchteling, Interkerkelijke Stichting Eritrea Ethiopië, Nederlandse Rode Kruis, Warchild, PUM, en de universiteiten van Groningen, Tilburg en Wageningen.

De belangrijkste problemen in de Hoorn van Afrika (conflicten, voedselsituatie, HIV/aids, vluchtelingen en infrastructuur) hebben een sterk regionale dimensie. Binnen het Nederlandse Afrikabeleid wordt prioriteit gegeven aan het bevorderen van vrede en veiligheid in de regio. Het wederoplaaien van het conflict tussen Ethiopië en Eritra zou de reeds bereikte resultaten op het gebied van armoedebestrijding in gevaar brengen. Vanuit de relatie met de partnerlanden Ethiopië en Eritrea zoekt Nederland bilateraal, maar ook in multilateraal verband, naar wegen om het vredesproces tussen beide landen te bevorderen. In Eritrea heeft Nederland ervaring opgedaan met het gelijktijdig en complementair inzetten van instrumenten op militair (UNMEE), politiek, humanitair, OS en economisch gebied.

Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, het belang van het Nederlandse programma alsmede het belang van een geïntegreerde en regionale benadering van de problemen in de Hoorn van Afrika wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Eritrea voortgezet.

Ethiopië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt in Ethiopië USD 100 per jaar. Bijna 82% van de bevolking leeft onder de armoedegrend van USD 1 per dag. Circa vier miljoen mensen zijn chronisch afhankelijk van voedselhulp; in slechte oogstjaren stijgt dat aantal. De kindersterfte en ondervoeding behoren tot de hoogste in de wereld. De gemiddelde levensverwachting is 43 jaar. Die leeftijd daalt ten gevolge van HIV/aids. Op de Human Development Index staat Ethiopië bijna onderaan: 169. Ethiopië is IDA-eligible en heeft de MOL-status.

De economie kampt met de naweeën van het grensconflict met Eritrea. De overgang van een oorlogs- naar een vredeseconomie is verre van eenvoudig. Ondanks tekenen van herstel, zijn de hoge militaire uitgaven ten koste gegaan van investeringen in de infrastructuur en de sociale sectoren. De relatieve economische groei wordt teniet gedaan door een verslechterde ruilvoet (60% over de laatste drie jaar) ten gevolge van de inzakkende wereldmarkt voor koffie, Ethiopië's belangrijkste exportproduct. De IDA-performance is 2.

Buitenlandse hulpstromen, hervonden begrotingsdiscipline en de ingezette structurele hervormingen (PRSP) zorgen voor een beter macro-economisch klimaat. Ethiopië heeft het proces van schuldverlichting in HIPC-kader vrijwel geheel doorlopen.

De politieke, wetgevende en bestuurlijke hervormingen komen slechts langzaam van de grond. Hervormingen als financiële decentralisatie, scheiding der machten, en overleg met het maatschappelijk middenveld zijn bestuurlijke aanpassingen die het democratiseringsproces nog niet daadwerkelijk hebben gestimuleerd. Corruptie op grote schaal komt relatief weinig voor; Ethiopië neemt een middenpositie in op de lijst van Transparency International (59).

Ter ondersteuning van het PRSP en het omvangrijke hervormingsprogramma doen de autoriteiten een beroep op de donoren om de hulpstroom te verhogen. De ODA per hoofd van de bevolking bedraagt USD 16 per jaar en komt overeen met 17% van het BBP. Op de totale ODA-uitgaven is het aandeel van Nederland circa 2% (19,5 miljoen euro op ruim een miljard USD). Nederland is actief in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en rurale ontwikkeling. Nederland heeft in die sectoren toegevoegde waarde vanwege themadeskundigheid, donorcoördinatie en partnerschappen. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn de MFO's, SNV, NUFFIC, PUM, Artsen zonder Grenzen, en de Interkerkelijke Stichting Eritrea-Ethiopië.

Ethiopië vervult een sleutelrol in de Hoorn van Afrika, zowel in IGAD-verband als anderszins. De belangrijkste problemen in de Hoorn van Afrika (conflicten, HIV/aids, voedselsituatie, vluchtelingen en infrastructuur) hebben een sterk regionale dimensie. Conflicten in het ene land werken herstel van stabiliteit en ontwikkeling in de buurlanden tegen. Deze vergen een integrale en regionale oplossing, waarbij ook de inzet van ontwikkelingsgelden cruciaal is. Vanuit de relatie met beide partnerlanden Eritrea en Ethiopië probeert Nederland bilateraal, maar ook in multilateraal verband, naar wegen te zoeken om het vredesproces tussen beide landen te bevorderen.

Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang en toegevoegde waarde van het Nederlandse programma alsmede het belang van een geïntegreerde en regionale benadering van de problemen in de Hoorn van Afrika wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Ethiopië voortgezet.

Filippijnen
De Filippijnen behoren niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het land is evenmin IDA-eligible. Op de Human Development Index staan de Filippijnen op de 85ste plaats. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 1020 per jaar.

Ondanks de Aziatische crisis is de Filippijnse economie het afgelopen decennium met gemiddeld 3,3% per jaar gegroeid. Sinds de komst van president Arroyo wordt het economisch en monetair beleid positief beoordeeld. Het land kent een Amerikaans ondernemersklimaat, waarin ondernemers zoveel mogelijk de vrije hand krijgen. De Filippijnse regering geeft politieke prioriteit aan armoedebestrijding. Desondanks is de welvaart niet gelijk verdeeld en in handen van enkele families. Landhervormingen stagneren. Onderwijs en gezondheidszorg krijgen aandacht, maar dat vertaalt zich nog niet in voldoende begrotingsmiddelen voor de sociale sector. Door grote invloed van de katholieke kerk (circa 80% van de bevolking is katholiek) laat de bevolkingsgroei zich moeilijk remmen.

Op de lijst van Transparency International zijn de Filippijnen fors gedaald naar de 77ste positie. De president heeft grote uitvoerende bevoegdheden; de hiërarchie is sterk. Internationale aandacht is er met regelmaat voor de mensenrechten, de doodstraf en de islamitische vrijheidsstrijd in het zuiden (ca. 10% van de bevolking is moslim).

De totale internationale ontwikkelingshulp aan de Filippijnen is beperkt en dalende: USD 576 miljoen, USD 7,50 per hoofd van de bevolking en slechts 0,8% van het BBP. Het Nederlandse bilaterale milieuprogramma bedraagt ongeveer 6 miljoen euro in de sector milieu.

Vanwege het feit dat de Filippijnen niet IDA-eligible zijn en geen MOL-status hebben, het inkomen per hoofd van de bevolking, de economische groei alsmede de marginale afhankelijkheid van ontwikkelingshulp is besloten het Nederlandse bilaterale ontwikkelingsprogramma af te bouwen resp. over te dragen.

Georgië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Georgië is USD 650 per jaar. De weinige rijkdommen zijn in handen van een kleine geprivilegieerde groep. Op de Human Development Index is het land gezakt naar plaats 88. Georgië is IDA-eligible, het heeft geen MOL-status.

Het overheidsapparaat van Georgië is inefficiënt, te groot en gecentraliseerd. Georgië kent grote problemen met het innen van belastingen. Desondanks vindt geen monetaire financiering plaats. De economische groei bedroeg in 2002 4,25 %. De verstrekking van kredieten door het IMF is opgeschort vanwege het uitblijven van politieke hervormingen door de inmiddels afgetreden president Sjevardnadze en diens nu (deels) afgetreden regering. De aanpak van corruptie en cruciale hervormingen ondervinden tegenwerking van spelers met gevestigde belangen. Op de index van Transparency International staat Georgië op de 85ste plaats. Hervormingsgezinde krachten hebben steun van buitenaf nodig om zaken op de politieke agenda te krijgen en te houden. De `bevroren' conflicten in Zuid-Ossetië en Abchazië vormen obstakels voor verbetering van de groeimogelijkheden en het investeringsklimaat. Op de middellange termijn bestaan er goede mogelijkheden voor buitenlandse investeringen. De IDA performance score is gedaald van 1 in 1998 naar 5 in 2002.

De totale ontwikkelingshulp is de afgelopen jaren gestegen naar USD 290 miljoen. Dat is 9,2% van het BBP en USD 55 per hoofd van de bevolking. De hulpbehoefte is groot, zeker van de huidige interim-autoriteiten. Nederland was in 2002 de zesde donor op het totaal met een bedrag van 7,8 miljoen euro. Het budget voor 2003 is 840.000 euro en louter bestemd voor activiteiten op het vlak van goed bestuur, mensenrechten, en vredesopbouw. Nederland speelt een belangrijke rol bij de donorcoördinatie. Actieve Nederlandse NGO's in Georgië zijn NOVIB, ICCO, Cordaid en PUM.

Destabilisering in de zuidelijke Kaukasus is, vooral gezien de `bevroren' conflicten in deze regio, een reëel risico en kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de wijdere regio: Turkije, Iran en de Russische Federatie. Vanwege de kiesgroeprelatie bij de Wereldbank en het IMF alsmede het ontbreken van Nederlandse geostrategische belangen in de regio, is Nederland meer dan andere landen in staat in de regio een bemiddelende rol te spelen.

De recente politieke ontwikkelingen in Georgië tonen het risico van destabilisatie, maar ook de wens van de bevolking om op vreedzame wijze de eigen leefomgeving te veranderen. Een groot deel van de bevolking en een nieuwe generatie politici verlangt naar verbetering van de economische situatie, de aanpak van corruptie en versteviging van de democratie. Het is voor de internationale gemeenschap van belang de hervormingsgezinde krachten in Georgië te steunen, zij het niet onvoorwaardelijk.

De armoede, de recente politieke omwenteling, de regionale instabiliteit, de ligging aan de rand van Europa, alsmede de kiesgroeprelatie bij de Wereldbank en het IMF zijn redenen om de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Georgië voort te zetten.

Ghana
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Ghana is gedaald naar USD 270. Het percentage van de bevolking dat leeft van minder dan USD 1 per dag is 45%; 78% beschikt over minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index bekleedt Ghana de 129ste positie. Ghana is IDA-eligible. Het land heeft geen MOL-status.

De IDA-performance van Ghana is stabiel met de score 2. Het PRSP is goedgekeurd door het IMF en de Wereldbank (2003). Prioritaire thema's van de regering zijn de private sector en goed bestuur. De vooruitgang is echter langzaam. Op de index van Transparency International staat Ghana op de 50ste plaats. Ten aanzien van corruptie hanteert de regering `zero tolerance'. Het realiseren van regelgeving en structuren die de corruptie moeten tegengaan verloopt echter traag. Er bestaat wel een institutioneel raamwerk voor het toezicht op de overheidsfinanciën. Het gebrek aan capaciteit is chronisch; de brain-drain wordt met de dag groter. De Ghanese overheid is bezig met beleid om de grote Ghanese gemeenschap in het buitenland bij de ontwikkeling van het eigen land te betrekken.

De totale ontwikkelingssamenwerking bedraagt USD 650 miljoen. Dat is ruim 12% van het BBP, en USD 32 per hoofd van de bevolking. Met een budget van 24 miljoen euro zit Nederland in de middenmoot van donoren, achter de Wereldbank, de VS en het VK. Nederland is derde donor in de gezondheidssector en eerste donor in de sector milieu. Voor het ministerie van Milieu in Nederland verreweg de belangrijkste donor vanwege de omvang van het programma en de inbreng van deskundigheid. Het ministerie van Financiën heeft met een negental donoren, waaronder Nederland, een Multi-Donor Budget Support (MDBS) overeenkomst gesloten, op basis waarvan eenderde van de hulpstroom aan Ghana in de vorm van algemene budgetsteun kan worden aangeboden. Aan het MDBS is een beleidsdialoog gekoppeld, waarin onder andere de voortgang van de hervormingen en het armoedebeleid van de regering is opgenomen. Nederland heeft een sleutelrol gespeeld in het tot stand brengen van het MDBS raamwerk.

Ghana is één van de weinige stabiele landen in West-Afrika. Ghana verkeert in een goede positie om te bemiddelen in de door conflicten geteisterde regio. Ghanese soldaten maken deel uit van alle vredesoperaties in de regio (Sierra Leone, Ivoorkust en Liberia). Ghana's regionale positie wordt versterkt door het huidige voorzitterschap van ECOWAS. Ghana is reeds lange tijd een nauwe partner van Nederland; de bilaterale relatie is uitstekend. Ghana is voor Nederland de derde handelspartner in Afrika. Ook is er een sterke cultureel-historische band tussen Ghana en Nederland, die het afgelopen jaar is herdacht (300 jaar diplomatieke betrekkingen). Tot slot is er in Nederland een zeer grote Ghanese gemeenschap van ongeveer 45.000 personen.

Met het oog op de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma en de spilpositie van Nederland in prioritaire sectoren, het regionale belang van Ghana alsmede de sterke en veelzijdige banden tussen Nederland en Ghana wordt de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Ghana voortgezet.

Guatemala
Het inkomen per hoofd van de bevolking in Guatemala bedraagt USD 1750 per jaar. Het land is niet IDA-eligible en heeft geen MOL-status. De ongelijkheid in het land is groot. Zestien procent van de bevolking leeft van minder dan USD 1 per dag, ruim 33% van minder dan USD 2 per dag. De armen wonen vooral op het platteland, zijn vrouw en/of inheems. Op de Human Development Index staat Guatemala op plaats 119.

Het macro-economisch beleid van Guatemala is goed. De buitenlandse schuld is beheersbaar, het begrotingstekort en de inflatie zijn beperkt. Guatemala heeft een stand-by agreement met het IMF. Het sociaal beleid toont een licht positieve trend, maar behoeft versterking. Guatemala is bezig met het formuleren van een PRSP.

Op bestuurlijk gebied is het beeld gemengd: positieve ontwikkelingen als versterking van justitie, decentralisatie en beter toezicht op de overheidsfinanciën staan tegenover verslechteringen op het gebied van veiligheid en mensenrechten, straffeloosheid en corruptie. Op de lijst van Transparency International is Guatemala gezakt naar de 81ste plaats.

De totale hulpstroom bedraagt USD 225 miljoen, zijnde 1,1% van het BBP en ruim USD 19 per hoofd van de bevolking. De gezamenlijke donoren maken zich sterk op het punt van de beleidsbeïnvloeding om de uitvoering van de vredesaccoorden te versterken en het opnieuw afglijden naar gewapend conflict te voorkomen.

Met een budget van ruim 10 miljoen euro in 2003 is Nederland bilateraal ongeveer de vierde donor, ná de VS, Japan en Spanje. Nederland is actief op het vlak van goed bestuur en in de sector milieu. Op het gebied van de mensenrechten en goed bestuur heeft Nederland in de loop der jaren een reputatie verworven die de omvang van het OS-budget overstijgt. Wat betreft Guatemala is sprake van aanzienlijke betrokkenheid van het Nederlandse maatschappelijk middenveld. Door onder meer HIVOS, ICCO, Cordaid, Solidaridad, PUM, NUFFIC, VNG, IMD en de vakbeweging worden zowel in Guatemala als in Nederland activiteiten ontplooid en gefinancierd. De contacten tussen de ambassade en de particuliere organisaties zijn goed.

Vanwege het belang van blijvende internationale steun aan de uitvoering van de vredesaccoorden, het belang van verdere sociaal-economische vooruitgang, alsmede de omvang en relevantie van het Nederlandse programma in prioritaire sectoren als goed bestuur en milieu zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Guatemala worden voortgezet.

Guinee Bissau
Guinee Bissau is een van de armste landen ter wereld met een inkomen per hoofd van de bevolking van USD 150 per jaar. Het grootste deel van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Guinee Bissau staat bijna onderaan op de Human Development Index: 166. Guinee Bissau is IDA-eligible en heeft de MOL-status.

De IDA-performance van Guinee Bissau is gedaald naar het minimum: 5. De kwaliteit van het sociaal-economisch beleid is sterk teruggelopen. Door politieke instabiliteit en de frequente regeringswisselingen bestaat er nauwelijks continuïteit om hervormingen te formuleren en door te voeren. Het IMF programma is `off track' en de meeste hulp is bevroren. Er is nauwelijks sprake van bestuur vanwege de politieke instabiliteit. De recente machtswisseling biedt vooralsnog onvoldoende perspectief op vooruitgang.

De absorbtiecapaciteit voor ontwikkelingshulp is miniem vanwege de politieke instabiliteit en het economisch wanbeleid. De Nederlandse bijdragen werden in de afgelopen jaren niet volledig uitgegeven vanwege deze geringe absorptiecapaciteit. Met enkele anderen (Europese Unie, Zweden en de Wereldbank) heeft Nederland de bescheiden hulprelatie ondanks politieke problemen en een militair conflict in 1998 tot nu toe voortgezet. Het budget voor 2003 is 2,4 miljoen euro. Nederland maakt ook deel uit van de `Ad hoc Advisory Group on Guinee Bissau' bij de Verenigde Naties. De invloed van Nederland op de ontwikkelingen in Guinee Bissau is echter beperkt, onder meer door het ontbreken van een ambassade in het land.

Vanwege het ontbreken van goed beleid en bestuur, hetgeen onder meer tot uitdrukking komt in de zeer lage IDA-performance, alsmede de geringe voortgang van de programma's, wordt de (toch al beperkte) bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Guinee Bissau afgebouwd.

Honduras
Honduras behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking groeit gestaag. Het bedraagt bedraagt thans USD 920 per jaar. Honduras is IDA-eligible.

De overheid heeft zich gecommitteerd aan de modernisering van het overheidsapparaat en beter macro-economisch beleid. Deze inspanningen worden positief gewaardeerd. Zo is de IDA-performance van Honduras gestegen naar de hoogste score 1. De reële economische groei bedroeg in de jaren negentig gemiddeld 3,1% per jaar. Op papier heeft Honduras een redelijk sociaal beleid. Honduras heeft een PRSP. Zowel de inhoud als de participatieve wijze van totstandkoming worden positief gewaardeerd. De donoren scharen zich in grote meerderheid achter dit programma. In het kader van het HIPC-initiatief is verlichting met USD 900 miljoen overeengekomen.

Honduras kent een democratisch gekozen parlement volgens een eerlijk verlopen electoraal proces. De regering toont commitment voor de decentralisatie van het bestuur en de vergroting van participatie in het bestuur, alsmede voor de hervorming van het juridisch systeem. Niettemin loopt de verbetering van het beheer van publieke middelen traag, mede als gevolg van de politisering van de betreffende organen. De corruptie wordt bestreden. Op de index van Transparency International is Honduras gestegen naar de 71ste plaats. De overheidsinstituties zijn veelal zwak; ze hebben beperkte capaciteit.

Er is veel politieke wil voor transformatie. De capaciteit en middelen zijn beperkt. Het totale hulpvolume besloeg in 2001 tijdelijk 10.6% van het BBP, vanwege de schade van de orkaan Mitch. Sindsdien is het hulpvolume afgenomen. Nederland is met 1,8 miljoen euro een zeer kleine donor. Zelfs in de rangorde van bilaterale donoren komt Nederland niet verder dan de elfde positie. Van de particuliere organisaties zijn onder meer HIVOS, ICCO, PUM en SNV actief in Honduras.

Vanwege de economische vooruitgang, het kleine programma en de marginale positie van Nederland in het veld van donoren zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Honduras worden afgebouwd.

India
India heeft in 2003 zelf aangegeven de bilaterale ontwikkelingssamenwerking (dus: van overheid tot overheid) met Nederland te willen afbouwen. Binnenkort wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd hoe de bilaterale relatie tussen India en Nederland op andere terreinen zal worden voortgezet.

Indonesië
Indonesië behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 710 per jaar. Het percentage van de bevolking onder de armoedegrens van USD 1 per dag is gedaald naar ruim 7%. Daarentegen leeft maar liefst 65,5% van de bevolking net boven de armoedegrens, met een inkomen van minder dan USD 2 per persoon per dag. Op de Human Development Index bekleedt het land plaats 112. Indonesië is IDA-eligible.

De macro-economische stabiliteit is voorlopig hersteld dankzij een sober financieel-economisch beleid, dat tot dusver is gevoerd in overleg met het IMF. De groei bedroeg 5,5% in 2001 en 3,5% in 2002. De overheidsschuld is teruggebracht van 110% in 1999 tot zo'n 80% in 2002. Om verder uit de schulden te groeien en gelijke tred te houden met de bevolkingstoename moet het land volgens berekeningen van de Wereldbank en het IMF ten minste 6% economische groei verwezenlijken. Dat vergt een versnelling van de politieke en economische hervormingen, die niet haalbaar lijkt. Indonesië heeft in 2002 een interim-PRSP gepubliceerd en beoogt vóór eind 2004 te beschikken over een definitief PRSP. De IDA-performance is momenteel laag: 4. Daar staat tegenover dat Indonesië sinds september van dit jaar een `White Paper' als leidraad heeft, waarin het toekomstige economische en monetaire beleid is vervat. De Wereldbank heeft daar met instemming op gereageerd en meent dat daadwerkelijke uitvoering van het programma de economie en de levensstandaard van miljoenen Indonesiërs substantieel kan verbeteren.

Na een veelbelovende start is sprake van een stagnerende hervormingsagenda. De Indonesische regering bestaat uit een coalitie met soms tegengestelde belangen en krachten uit het verleden die hervormingen bemoeilijken. Er waait op dit moment een nationalistische wind in de Indonesische politiek. In dit verband is ook de uitkomst van de Indonesische verkiezingen in 2004 van groot belang. Op de index van Transparency International staat Indonesië op de 96ste plaats. De situatie op het gebied van de mensenrechten is een bron van zorg.

De gezamenlijke donorhulp aan Indonesië valt in het niet bij de omvang van de economie van `s werelds vierde grootste land qua bevolking. Het totaal bedraagt USD 1,5 miljard. Dat is 1% van het BBP en USD 7 per hoofd van de bevolking. De dialoog tussen donoren en nationale overheid vindt voor een belangrijk deel plaats in het kader van de `Consultative Group in Indonesia' (CGI). Deze samenwerking verbetert de beleidsdialoog en vergroot de effectiviteit van programma's. Binnen de CGI is Nederland voorzitter van de werkgroep `legal reform'.

In volgorde van financieel gewicht is Nederland de zesde donor, na de Wereldbank, Asian Development Bank, Japan, de Verenigde Staten en Duitsland. Als het om schenkingsgeld gaat behoort Nederland tot de top-vijf. Mede uit dien hoofde speelt Nederland een vooraanstaande rol in de donorgemeenschap. Het Nederlandse budget voor 2003 bedraagt 38 miljoen euro in de sectoren onderwijs, goed bestuur, water en directe armoedebestrijding. Naast Buitenlandse Zaken onderhouden ook andere ministeries contacten met Indonesië: EZ, OC&W, VWS, LNV, Defensie, Justitie en V&W. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn onder meer Cordaid, NOVIB, ICCO, HIVOS, Plan Nederland en Amnesty.

Het geostrategisch belang van Indonesië is groot: het is de derde democratie, het grootste moslimland en het meest biodiverse land ter wereld. De stabiliteit van het land staat onder druk door activiteiten van afscheidingsbewegingen in vooral Atjeh en Papoea.

Nederland onderhoudt van oudsher nauwe betrekkingen met Indonesië op een groot aantal terreinen: politiek, economisch, sociaal/cultureel en wetenschappelijk. Dat geldt niet alleen de overheid, maar ook het bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen en de universiteiten.

De huidige situatie mag geen aanleiding zijn om de handen van Indonesië af te trekken: voortgezette steun van de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, is van het grootste belang om het land verder te helpen met het veelomvattende en hoogst noodzakelijke transitieproces. Met het oog op de voortdurende armoede in Indonesië, het belang van een stabiel Indonesië voor de regionale en internationale veiligheid, de mensenrechten en democratie, het behoud van biodiversiteit, de positie van de gematigde islam, de grootte van het Nederlandse ontwikkelingsprogramma in prioritaire sectoren, de rol van Nederland als donor, alsmede de omvang en intensiteit van de banden met Indonesië zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking worden voortgezet.

Jemen
Jemen behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 490 per jaar. Bijna zestien procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag, ruim 45% leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat Jemen 148ste. Jemen is IDA-eligible.

De reële economische groei van Jemen bedroeg in de jaren negentig gemiddeld 5,6% per jaar. De IDA-performance is gedaald naar 4 in 2002, vooral vanwege de deelscores op `governance'. Dit impliceert dat de kwaliteit van het openbaar bestuur achter loopt bij de ontwikkeling van het macro-economische en fiscale beleid resp. management. Dat geldt ook voor het sociaal beleid (waaronder de positie van de vrouw). Jemen heeft sinds augustus 2002 echter een door de Wereldbank geaccepteerd PRSP. De PRSP-prioriteiten worden verwerkt in de begroting, met verhoging van de uitgaven voor onderwijs en gezondheidszorg en verlaging van de defensie-uitgaven. De inflatie is gedaald tot 4,3%.

Jemen kent als enige land in de regio een meerpartijenstelsel. In april 2003 zijn parlementsverkiezingen gehouden. De nieuwe regering heeft veiligheid, goed bestuur en armoedebestrijding tot speerpunten van het beleid gemaakt. Hervormingen op het gebied van goed bestuur, herstructurering van de overheid, decentralisatie, versterking van de rechterlijke macht en verbetering van de mensenrechten zijn in gang gezet. De Wereldbank vat de omslag samen met de woorden: "things are moving in a positive direction". Desondanks is de kans aanwezig dat de hervormingen blijven steken op het niveau van intentieverklaringen. De ontwikkelingen op het gebied van democratisering blijven dus aandacht vragen van overheid en donoren.

Jemen heeft relatief weinig donoren. De opnamecapaciteit van de overheid is beperkt. In 2001 bedroeg de totale ODA USD 426 miljoen oftewel 4,6% van het BBP en USD 22 per hoofd van de bevolking. Na de Wereldbank, het IMF en de Verenigde Staten is Nederland de belangrijkste donor, op de voet gevolgd door Duitsland, Japan en de Europese Unie.

Nederland is tweede donor in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en water (2002). Het budget voor 2003 bedraagt 23 miljoen euro. Binnen de donorgemeenschap `trekt' Nederland dossiers als `Fast Track Initiative', sectoraal beleid en institutionele ontwikkeling. Goed bestuur is één van de hoekstenen van het Nederlandse programma in Jemen voor de komende jaren, en zal als een rode draad worden verweven in de verschillende sectorprogramma's. Nederlandse particuliere organisaties zijn in Jemen niet actief, met uitzondering van PUM.

De motieven om indertijd een ontwikkelingsrelatie met Jemen aan te gaan, gelden momenteel zo mogelijk nog sterker. Het verhogen van de stabiliteit in de regio en versterking van de dialoog met de Arabische wereld behoren tot de Nederlandse buitenlandspolitieke prioriteiten. Het Westen hecht veel belang aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie en democratisering.

Vanwege de armoede, de noodzaak van stabiliteit in Jemen en de regio, het in 2002 geaccepteerde PRSP, de prominente aanwezigheid van Nederland in prioritaire sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en water, alsmede het belang van steun aan resp. versterking van democratische processen en de kwaliteit van het bestuur zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Jemen worden voortgezet.

Kaapverdië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Kaapverdië is USD 1290 per jaar. Het relatief hoge inkomen vloeit deels voort uit overmakingen door migranten aan familieleden. Een belangrijk deel van de bevolking leeft nog steeds in armoede vanwege de droogte en het gebrek aan natuurlijke hulpbronnen. Het land staat 103 op de Human Development Index. Kaapverdië is niet (langer) IDA-eligible, het heeft wél de MOL-status.

Het sociaal-economisch beleid van Kaapverdië wordt door de International Financiële Instellingen positief beoordeeld. De economische groei bedroeg circa 4% in 2002 en zal de komende jaren naar verwachting tussen de 5 en 6% uitkomen. De inflatie is beperkt (minder dan 2%). De druk op de overheidsuitgaven in het eilandenrijk is groot vanwege de relatief hoge investeringen in infrastructuur en het beschikbaar stellen van basis sociale voorzieningen. De IDA-performance van Kaapverdië is optimaal: 1.

De integriteit binnen de overheid ligt hoog, de effectiviteit is nog voor verbetering vatbaar. De mensenrechten worden gerespecteerd; er is vrijheid van meningsuiting en pers.

Tijdens de recente Ronde Tafel Conferentie in april 2003 heeft Kaapverdië, mede op basis van het interim-PRSP, een financieringstekort gepresenteerd van USD 390 miljoen voor een periode van drie jaar. Men zoekt daarvoor externe financiering.

De totale ontwikkelingshulp neemt sterk af, maar bedraagt met USD 76 miljoen nog altijd 13% van het BBP en USD 171 per hoofd van de bevolking. Met een budget van

2,1 miljoen euro (in de sector milieu) is Nederland de vierde donor ná Portugal, de Wereldbank en de Europese Unie. Uit dien hoofde speelt Nederland een belangrijke rol in de beleidsdialoog met de overheid. Nederland is de grootste donor in de sector milieu met ruim 60% van het totale budget. Daarnaast zijn ook VNG, PUM, IUCN en de gemeente Rotterdam actief in Kaapverdië.

Nederland heeft een intensieve band met Kaapverdië vanwege de grote Kaapverdische gemeenschap in Nederland (circa 20.000 personen). De Kaapverdianen onderhouden via particuliere en kerkelijke organisaties sterke banden met hun moederland. Het land is in de regio een voorbeeld van stabiliteit, goed bestuur en armoedebestrijding.

Vanwege de nog steeds grote armoede bij delen van de bevolking, het belang en de omvang van het Nederlandse milieuprogramma alsmede de intensieve contacten met Kaapverdië vanwege de grote migrantengemeenschap in Nederland zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Kaapverdië worden voortgezet.

Kenia
Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt in Kenia niet meer dan USD 360. Van de bevolking leeft 23% onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 62% heeft niet meer dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat het land op de 146ste plaats. Kenia is IDA-eligible, het heeft geen MOL-status.

Kenia kreeg nog onder het disfunctionerende bewind van president Moi een IDA-performance score van 4. De Centrale Bank is er altijd wel in geslaagd een stabiel macro-economisch beleid te voeren en de schuldenlast beheersbaar te houden. Na de politieke omwenteling in december 2002 heeft de nieuwe regering onder president Kibaki, in een duidelijke breuk met het verleden, maatregelen genomen om de uitgaven in de sociale sectoren te vergroten en het investeringsklimaat te verbeteren.

De nieuwe regering heeft de bestrijding van corruptie tot hoogste prioriteit verheven. Er zijn maatregelen genomen zoals de oprichting van de Kenya Anti Corruption Commission en onderzoek naar enkele grote corruptieschandalen. Op de index van Transparency International staat Kenya op de 96ste plaats. De regering hecht voorts veel waarde aan herziening van de grondwet, die met name moet zorgen voor een betere decentralisatie van de macht. Problematisch is het tekort aan capaciteit binnen het ambtelijk apparaat. Donoren hebben hun vertrouwen uitgesproken in de nieuwe regering.

Om de nieuwe beleidsvoornemens te kunnen realiseren, bestaat grote behoefte aan steun. De Wereldbank en het IMF hebben besloten vanaf najaar 2003 de programma's met Kenia te hervatten. De meeste bilaterale donoren hebben inmiddels hun steun aan het land aanmerkelijk verhoogd.

Tijdens het bewind van president Moi heeft Nederland de bilaterale OS-relatie met Kenia stopgezet. Nederland bleef alleen actief in de sector GMV om de krachten van het maatschappelijk middenveld te versterken en het land voor te bereiden op het tijdperk ná president Moi. Het budget voor 2003 bedraagt 4,1 miljoen euro. De komende jaren wil Nederland een rol spelen bij het versterken van de juridische sector.

De verantwoordelijkheid voor vluchtelingen en de bemiddeling bij regionale conflicten vraagt veel aandacht van de Keniase regering. In het kader van de IGAD speelt Kenia een belangrijke bemiddelende rol in het vinden van een duurzame oplossing voor de problemen van Sudan en Somalië. Kenia zet sterk in op economische regionale samenwerking met Tanzania en Uganda. Op termijn kunnen Rwanda en Burundi tot dit samenwerkingsverband toetreden. Kenia is verder lid van de COMESA (Common Market for Eastern and Southern Africa), die zich eveneens richt op regionale samenwerking.

Vanwege de recente machtswisseling, de koerswijziging van de nieuwe regering, de Nederlandse focus op goed bestuur, het vertrouwen van de donorgemeenschap en de centrale rol van Kenia in de regio zijn de voorwaarden voor Nederland aanwezig om de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Kenia te herstellen en, bij gebleken vooruitgang op sociaal-economisch en politiek terrein, voorzichtig uit te bouwen.

Macedonië
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in Macedonië is gedaald naar USD 1700. De armoede komt voor binnen alle etnische groepen. Grofweg zijn drie groepen armen te identificeren: (traditioneel) rurale huishoudens, nieuwe armen in stedelijke gebieden, en chronisch armen (ouderen, gehandicapten). Macedonië is niet langer IDA-eligible en heeft geen MOL-status.

April 2003 werd een standby agreement getekend met het IMF. Het begrotingstekort is onder controle. De regering maakt serieus werk van structurele financieel-economische hervormingen. Met de Wereldbank lopen een Financial and Enterprise Sectoral Adjustment Loan (FESAL) en een Public Sector Management Reform Program (PSMAC). De regering is bezig een PRSP te formuleren.

Integriteit en effectiviteit van het overheidsapparaat hebben geleden de onder etnische spanningen in 2001. Als onderdeel van het PSMAC-programma worden vorderingen geboekt op het gebied van transparant beheer van openbare middelen. De regering maakt serieus werk van de bestrijding van de corruptie, die nog steeds groot is. De participatie van minderheden in het openbaar bestuur verbetert door toedoen van het Ohrid akkoord, zij het langzaam. Het decentralisatieproces is enigszins vertraagd ingezet, maar afronding van de relevante wetgeving wordt vóór eind 2003 verwacht.

In 2002 vond een donorconferentie plaats ten behoeve van de implementatie van het `Ohrid Framework Agreement'. Donoren komen hun toezeggingen over het algemeen goed na. Ondanks strak monetair beleid en een goede betaaldiscipline heeft Macedonië nauwelijks toegang tot de internationale kapitaalmarkt.

De totale ontwikkelingshulp aan Macedonië is fors gestegen naar USD 247 miljoen, oftewel ruim 7% van het BBP en USD 121 per hoofd van de bevolking. Nederland is in 2003 met een budget van 24 miljoen euro de vierde donor in Macedonië (onder meer onderwijs, bestuur en macrosteun), ná de Verenigde Staten, de Europese Unie en de Wereldbank. Nederland draagt structureel bij aan de implementatie van het `Ohrid Framework Agreement'. Actieve NGO's zijn VNG, CARE, La Strada, DNB, IKV, Pax Christi, FNV, CNV, ICCO en HIVOS. Macedonië is lid van de Nederlandse kiesgroep bij de Wereldbank en het IMF. Macedonië is een voorbeeld van geïntegreerd beleid, waarin ook met andere instrumenten dan OS significant wordt bijgedragen aan de vredesopbouw in Macedonië. Zo was Nederland `lead nation' van de toenmalige Task Force Fox.

Het Europees en atlantisch perspectief is voor Macedonië van toenemend belang. Met de Europese Unie is in 2001 een Stabilisatie en Associatie Overeenkomst gesloten, met de NAVO is er een `Membership Action Plan'.

Vanwege de relatieve armoede van het land, het belang van stabiliteit in de Balkan en toenadering tot Euro-atlantische structuren, de kiesgroeprelatie alsmede de omvang en integraliteit van de Nederlandse inzet wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Macedonië voortgezet.

Mali
Mali behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. In het land leven veel mensen beneden de armoedegrens: 72,8% van de bevolking verdient minder dan USD 1 per dag. Negen van de tien inwoners beschikken over minder dan USD 2 per dag. Mali staat op de Human Development Index bijna onderaan: plaats 172 van de 176. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking is USD 240. Mali is IDA-eligible.

De prestaties op financieel-economisch terrein zijn de afgelopen twee jaar verbeterd. De appreciatie van het sociale beleid en de pro-poor dimensie daarvan is positief. Verdergaande structurele economische verbeteringen zullen volgens de beleidsplannen op korte termijn worden doorgevoerd. Armoedebestrijding is een belangrijke prioriteit voor de Malinese overheid. Mali heeft het `HIPC-completion point' bereikt in februari 2003. De IDA-performance van Mali is 3.

Mali presteert redelijk op het gebied van bestuur. De mate van participatie, de kwaliteit van de verkiezingen en het respect voor de mensenrechten kunnen positief worden gewaardeerd. Zorgen zijn er ten aanzien van de parlementaire controle, de corruptie en de transparantie in het beheer van overheidsmiddelen. De nieuwe regering heeft verbetering van de capaciteit van de overheid en corruptiebestrijding bestempeld tot prioriteiten. Ook in het PRSP wordt hierop de nadruk gelegd.

De hulpbehoefte van Mali is groot. De totale ODA ten bedrage van USD 350 miljoen is ruim 13% van het BBP, de hulp per hoofd van de bevolking bedraagt ruim USD 28. De hulpbehoefte neemt toe als gevolg van de crisis in buurland Ivoorkust. Nederland is een grote donor met een budget van ruim 26 miljoen euro in 2003, onder meer in de prioritaire sectoren gezondheidszorg en onderwijs. Binnen de sector gezondheid ligt de nadruk op preventie en bestrijding van aids; in de sector onderwijs loopt een `silent partnership' met de Zweden. Binnen de donorgemeenschap benadrukt Nederland het belang van sectorgewijze benadering, coördinatie en harmonisatie. Nederlandse particuliere organisaties in Mali zijn onder meer ICCO, Cordaid, NOVIB, SNV en PUM.

Mali is een van de weinig stabiele landen van West-Afrika en onderhoudt goede relaties met alle landen van de regio. Mali heeft gepoogd een bemiddelende rol te spelen in het conflict van Ivoorkust, maar heeft zich moeten terugtrekken vanwege haar gevoelige relatie met dat land. Mali is met Burkina Faso en Benin één van de slachtoffers van de katoensubsidies van de rijke landen, een dossier waarop Nederland hoog inzet in het streven naar beleidscoherentie.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in prioritaire sectoren en de rol van Nederland binnen de donorgemeenschap, het belang van stabiliteit in een instabiele regio alsmede de internationale samenwerking op het katoendossier wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Mali voortgezet.

Moldavië
Hoewel gelegen op de drempel van Europa vertoont Moldavië de kenmerken van een ontwikkelingsland. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt in Moldavië USD 460 per jaar, het laagste van Europa. De armoede is wijdverspreid, slechts een kleine groep profiteert van de economische groei. Van de bevolking leeft 22% onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 38% moet rondkomen van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index is het land gezakt naar de 108ste plaats. Moldavië is IDA-eligible. Het land heeft geen MOL-status.

Moldavië kampt met een gebrek aan buitenlandse investeringen. Het conflict rond Transdnjestrië is daarvan mede de oorzaak. De buitenlandse schuld is zorgwekkend. Binnen de Club van Parijs wordt momenteel gesproken over een herschikking van de buitenlandse schulden. De verstrekking van structurele aanpassingskredieten aan Moldavië door de Wereldbank en het IMF is opgeschort vanwege vertraging in het wetgevingsprogramma op sociaal-economisch terrein, met name op het gebied van de privatiseringen. De budgettaire ruimte voor sociaal beleid is beperkt. Het PRSP-proces is weer op gang gekomen. Het interim-PRSP wordt momenteel ontwikkeld tot een volledig PRSP. De IDA-performance score is gestegen naar 2.

Vanwege de lage lonen bij de overheid is er enerzijds sprake van leegloop en anderzijds van corruptie. Corruptie is in alle lagen van de samenleving aanwezig. Moldavië staat 93 op de index van Transparency International. Bestrijding van de corruptie heeft dan ook prioriteit van de Moldavische regering. Het ministerie van Financiën, de nationale bank en de rekenkamer functioneren relatief goed, mede dank zij technische assistentie van donoren. De invloed van parlement en maatschappelijk middenveld moet zich verder ontwikkelen. De rechterlijke macht toont zich redelijk onafhankelijk.

Moldavië heeft hulp nodig op het vlak van armoedebestrijding, sociaal beleid, mensenrechten, goed (economisch) bestuur, verlaging van de schuldenlast en de infrastructuur. De totale ontwikkelingshulp is gegroeid naar USD 119 miljoen. Dat is 8,1% van het BBP en USD 28 per hoofd van de bevolking.

Nederland is met een budget van 2,2 miljoen euro ongeveer zesde donor. Het accent ligt op het faciliteren van het PRSP-proces, mensenrechten en goed bestuur. Voorts vindt co-financiering met de Wereldbank plaats in de gezondheidszorg. Als voorzitter van de kiesgroep van Moldavië bij de Wereldbank en het IMF heeft het Nederlandse donorgeluid relatief veel gewicht. Actieve Nederlandse particuliere organisaties in Moldavië zijn onder meer NOVIB, Cordaid, VNG, NHC, PUM, COC en de Stichting tegen Vrouwenhandel.

Moldavië zal te zijner tijd direct grenzen aan de Europese Unie, ná de toetreding van Roemenië die is voorzien in 2007. Het is doelgroepland van het EU-initiatief `Wider Europe', dat is gericht op de toekomstige buren van de Europese Unie. Nederland is binnen de EU én de OVSE betrokken bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict rond Transdnjestrië. Dit conflict vormt een bedreiging voor de stabiliteit in de wijdere regio (Russische Federatie, Oekraïne en Roemenië). Verslechtering van de politiek-economische situatie in Moldavië kan leiden tot de verdere toename van grensoverschrijdende problemen als illegale migratie, politieke instabiliteit en georganiseerde criminaliteit.

De armoedesituatie in Moldavië, de IDA-performance, de regionale instabiliteit, de ligging aan de rand van Europa, de kiesgroeprelatie alsmede de focus van het Nederlandse programma op prioritaire sectoren als goed bestuur en gezondheid zijn (ondanks het kleine programma) redenen om de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Moldavië voort te zetten.

Mongolië
Mongolië behoort tot de armste landen in Azië. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is gestegen naar USD 440 per jaar. Bijna 14% van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag, exact de helft heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat Mongolië op de 117de plaats. Het land is IDA-eligible, het heeft geen MOL-status.

Mongolië heeft de afgelopen tien jaar een opmerkelijke transformatie ondergaan. Van een land dat geheel afhankelijk was van de voormalige Sovjet-Unie is het veranderd in een jonge democratie en markteconomie. De economische transitie is zeker nog niet afgerond. Het wegvallen van Sovjet-subsidies en afzetmarkten in de Comecon leidde aanvankelijk tot veel problemen. Inefficiënte staatsbedrijven worden nog gesteund; hun privatisering verloopt moeizaam. Uit de communistische tijd heeft Mongolië relatief goede voorzieningen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg overgehouden. Na een terugval in de sociale uitgaven in de eerste jaren ná het vertrek van de Russen, trekken deze uitgaven geleidelijk aan. De voortgang van dit proces wordt geremd door de zwakke economie en de beperkte kwaliteit van de overheid. De IDA-performance is 2.

De kwaliteit en efficiency van de overheid moeten verbeteren om de ontwikkeling van het land te kunnen schragen. Naast financiële tekorten zijn het gebrek aan kennis en capaciteit de voornaamste struikelblokken voor de gewenste hervormingen.Voor de oudere generatie is `omdenken' geen eenvoudige zaak. `Civil service reform' staat dan ook hoog op de agenda, in overleg met de Wereldbank. De corruptie neemt toe. De regering onderkent dat probleem en heeft een actieplan tegen corruptie opgesteld.

Mongolië is zwaar aangewezen op buitenlandse hulp. De totale ODA ten bedrage van USD 212 miljoen bedraagt 20% van het BBP en USD 84 per hoofd van de bevolking. Nederland is ongeveer tiende donor met een klein programma ten bedrage van 3 miljoen euro. Nederland is vooral actief in de sector milieu: het programma steunt Mongolië met de implementatie van de internationale verdragen voor biodiversiteit en klimaatverandering. Nederland heeft een goede reputatie opgebouwd met een aantal projecten in steppebeheer en landconservering. Mongolië toont zich gecommitteerd aan het milieu. Het is toegetreden tot de VN-verdragen op het vlak van het tegengaan van woestijnvorming, het tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit.

Mongolië behoort tot de weinige democratieën in de regio. In dat opzicht levert de internationale bijdrage aan de instandhouding van deze bufferstaat een bijdrage tot de vrede en stabiliteit in de regio. Mongolië is tevens lid van Nederlandse kiesgroep bij de EBRD in Londen, hetgeen Nederland verhoudingsgewijs meer `stem' geeft dan andere donoren.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, het belang van steun aan een democratie in een instabiele regio, het programma in de prioritaire sector milieu, alsmede de kiesgroeprelatie zal de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Mongolië, ondanks het relatief kleine programma, worden voortgezet.

Mozambique
Ondanks enige vooruitgang blijft Mozambique behoren tot de armste landen van de wereld. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 210 per jaar. Bijna 40% van de bevolking moet rondkomen van minder dan een dollar per dag; het dubbele aantal heeft minder dan twee dollar per dag. Op de Human Development Index staat het land op een van de onderste treden: 170. Mozambique behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen en is IDA-eligible.

Het macro-economisch en monetair beleid van Mozambique wordt ondersteund door de Wereldbank, het IMF en de bilaterale donoren. De reële economische groei bedroeg de afgelopen jaren gemiddeld 8%. De overheidsfinanciën zijn gestabiliseerd, de handel is geliberaliseerd en de wisselkoers is vrij. Het sociaal-economische beleid wordt afgestemd met de multilaterale en bilaterale donoren en, in mindere mate, het maatschappelijk middenveld. Het armoedebeleid is vastgelegd in een PRSP. De schuldenlast is in het kader van het HIPC aanzienlijk verlicht. In 2001 ging 21% van de begroting naar onderwijs en 10% naar gezondheidszorg. De IDA-performance is 3.

Het overheidsapparaat wordt gedomineerd door de regeringspartij. De publieke sector is nog weinig transparant. De regering streeft naar verbetering van de kwaliteit en de effectiviteit van de overheid. Daartoe lopen diverse programma's, onder meer voor openbare financiën, capaciteitsopbouw en decentralisatie. Onder druk van de donoren is het toezicht op de overheidsfinanciën verbeterd. Het maatschappelijk middenveld is zwak ontwikkeld. Slechts enkele NGO's, kerkelijke organisaties en media komen tot een onafhankelijke stellingname. De corruptie is een punt van zorg.

Mozambique is sterk afhankelijk van ontwikkelingshulp. De totale ODA bedraagt USD 934 miljoen. Dat is bijna 26% van het BBP, ruim USD 51 per hoofd van de bevolking en ongeveer 45% van de overheidsbegroting.

Nederland is een invloedrijk donor in Mozambique. Zo is Nederland medeoprichter van de donorgroep die gezamenlijk macrosteun verschaft. Nederland is met een budget van 31,5 miljoen euro in 2003 een middelgrote donor en (naast macrosteun) actief in de prioritaire sectoren onderwijs, gezondheidszorg, milieu en water. Van de Nederlandse particuliere organisaties zijn onder meer NOVIB, HIVOS, SNV, IMD, NIZA en PUM actief in Mozambique.

Mozambique stelt zich actief op binnen Afrika. Het is momenteel voorzitter van de Afrikaanse Unie (AU), actief in SADC en binnen NEPAD, alsmede leverancier van troepen voor de vredesmacht van de Afrikaanse Unie in Burundi.

Vanwege de armoede van land en bevolking, de IDA-performance, de omvang van het programma in prioritaire sectoren alsmede de positie van Nederland binnen de donorgemeenschap zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Mozambique worden voortgezet.

Namibië
Namibië behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 1780 per jaar. Ruim de helft van de bevolking leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index bekleedt Namibië de 124ste positie. Namibië is niet IDA-eligible.

De economische groei in Namibië bedroeg de afgelopen tien jaar gemiddeld ruim 4%. De regering zet zich in voor een gelijkmatiger inkomensverdeling. In het bijzonder door verbetering van het onderwijs streeft men naar een betere positie van de armsten: 9% van het BNP (ruim een kwart van het budget) wordt voor onderwijs ingezet.

Namibië scoort goed op de bestuursparameters. Namibië is met de 28ste plaats op de index van Transparency International het tweede minst corrupte land in Afrika. De rechtspraak is autonoom. De dominantie van SWAPO kan leiden tot een (de facto) eenpartij-situatie. De opbouw van een kritisch maatschappelijk middenveld en van controlemechanismen binnen het overheidsapparaat is nodig om de verworvenheden op bestuurlijk terrein te bewaren. De verkiezingen in 2004 en de opvolging van de president zijn een lakmoesproef voor de prille democratie.

Namibië beschikt dankzij natuurlijke hulpbronnen en een bovenlaag van de bevolking die daadwerkelijk belasting betaalt in redelijke mate over eigen middelen. Voor een efficiënte en transparante besteding van de middelen zijn vooral institutionele en capaciteitsontwikkeling nodig. Daarnaast is steun nodig in de strijd tegen HIV/aids (met een 30% besmettingsgraad in Namibië), de ziekte die alle verworvenheden en inspanningen sinds de onafhankelijkheid teniet kan doen. In dit verband kan worden gewezen op een publiek-private samenwerking tussen de ambassade, Heineken en de Namibian Business Coalition against AIDS, een initiatief dat een regionale uitstraling kan hebben.

De totale ontwikkelinghulp is sterk afgenomen naar USD 109 miljoen. Dat is 3,5% van het BBP en USD 56 per hoofd van de bevolking. De Nederlandse bijdrage is zowel in absolute als in relatieve termen zeer bescheiden met een jaarlijkse omvang van ruim 1 miljoen euro.

Vanwege het relatief hoge inkomen per hoofd van de bevolking, de behoorlijke kwaliteit van beleid en bestuur, de afnemende hulpbehoefte en de geringe toegevoegde waarde van Nederland als donor zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Namibië worden afgebouwd.

Nepal
Nepal behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 230 per jaar. Het deel van de bevolking dat leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag bedraagt 37,7%, terwijl 83% moet rondkomen van minder dan USD 2. Op de Human Development Index bekleedt Nepal de 143ste plaats. Nepal is IDA-eligible.

De reële economische groei bedroeg in de jaren negentig gemiddeld bijna 5% per jaar. Ten gevolge van de binnenlandse strijd is de economische situatie verslechterd. Nepal heeft een positief gewaardeerd interim-PRSP. De IDA-performance is 3.

De situatie op het gebied van bestuur en mensenrechten is heel zorgelijk. De corruptie is groot. Maoisten én regering maken zich schuldig aan grove schendingen van de mensenrechten. Het aan het begin van dit jaar overeengekomen staakt-het-vuren en de daaropvolgende vredesbesprekingen zijn eind augustus j.l. door de Maoïsten opgezegd. Sindsdien laaien de gewelddadigheden zienderogen op.

De hulpbehoefte is groot vanwege de omvangrijke armoede, die nog is toegenomen door het interne conflict. De totale ontwikkelingssamenwerking bedraagt USD 388 miljoen. Dat is USD 16 per hoofd van de bevolking en 7% van het BBP.

De Nederlandse ontwikkelingsportefeuille in Nepal is klein. De uitgaven bedroegen 3,9 miljoen euro in 2003, het buget voor 2003 is 2,3 miljoen. Nederland behoort niet tot de tien grootste donoren. Nederland is actief in milieu (biodiversiteit, bossen en energie) en goed bestuur (decentralisatie). De activiteiten in de laatste sector stagneren al enige tijd door de binnenlands politieke ontwikkelingen, terwijl er weinig uitzicht is op verbetering. Van de particuliere organisaties zijn in Nepal onder meer SNV, ICCO, NOVIB en Plan Nederland actief.

Vanwege de kleine omvang van het Nederlandse programma, de beperkte bijdrage die Nederland kan leveren aan het verbeteren van de bestuurssituatie in het land alsmede de binnenlandspolitieke ontwikkelingen waardoor een deel van het Nederlandse programma stagneert, zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Nepal worden afgebouwd.

Nicaragua
Het inkomen per hoofd van de bevolking is in Nicaragua ongeveer USD 400 per jaar. Van de vijf miljoen inwoners leeft 82,3 % onder de armoedegrens van USD 1 per dag. De armoede is de laatste jaren toegenomen, omdat de rurale armen afhankelijk zijn van de prijzen voor suiker en koffie op de wereldmarkt, die sinds 2000 een sterk dalende lijn vertonen. Nicaragua is IDA-eligible. Het land heeft geen MOL-status.

Nicaragua heeft sinds eind 2001 een PRSP. De regering Bolanos voert een strak financieel beleid dat heeft geleid tot herstel van de begrotingsdiscipline en eind 2002 uitmondde in de ondertekening van een `Poverty Reduction and Growth Facility' (PRGF), waarmee het `off track' raken van de vorige regering werd hersteld. Het parlement heeft een wet op fiscale hervorming aangenomen, waarmee wordt beoogd meer inkomsten te genereren en een progressief belastingsysteem in te voeren om de inkomensongelijkheid aan te pakken. Onderwijs en gezondheidszorg zijn goed voor ongeveer 25% van de overheidsbegroting. De schuldenlast werd in de afgelopen jaren gehalveerd, maar is nog steeds erg hoog. Het `HPIC-completion point' wordt naar verwachting eind 2003 bereikt. Een groot probleem vormt de interne schuld, die deels het gevolg is van corrupte praktijken van de vorige regering. De IDA-performance is 2.

De regering Bolanos probeert korte metten te maken met de corruptie. Er zijn maatregelen genomen om de overheid transparanter te maken. De decentralisatie komt op gang. Er is een redelijk adequate dialoog tussen de overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. De laatste jaren hebben zich geen grove schendingen van de mensenrechten voorgedaan. Op de lijst van Tansparancy International bekleedt Nicaragua de 81ste positie.

De totale ontwikkelingshulp bedraagt USD 928 miljoen, oftewel USD 178 per hoofd van de bevolking. De hulpbehoefte blijft de komende jaren groot. De overheid heeft vanwege de interne schuldenproblematiek en de strikte begrotingsdiscipline, die is opgelegd door het IMF, weinig financiële armslag om de doelstellingen van het PRSP te realiseren.

Op het totaal is Nederland ongeveer negende donor met een budget van 14,5 miljoen euro. Nederland speelt een belangrijke rol in de internationale donorgemeenschap bij het bevorderen van de sectorale benadering en van macrosteun. Nederland is ook voortrekker in de donorcoördinatie. De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld uit Nederland bij Nicaragua is groot. Alle MFO's zijn al geruime tijd in Nicaragua actief. Voorts zijn er projecten van SNV, VNG, PUM en ziekenhuizen alsmede ruim 20 stedenbanden!

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma en de coördinerende rol van Nederland, alsmede de grote betrokkenheid van het Nederlandse maatschappelijk middenveld wordt de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Nicaragua voortgezet.

Pakistan
Het inkomen per hoofd van de bevolking in Pakistan bedraagt USD 410 per jaar. Van de bevolking leeft maar liefst 84,7% van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat het land 144. Meer dan tweederde van de bevolking boven de 15 jaar kan niet lezen of schrijven, vooral de vrouwen. Kinderarbeid is wijdverbreid; veel kinderen zijn ondervoed. Bijna de helft van de bevolking beschikt niet over veilig water, ongeveer 67% ontbeert sanitaire voorzieningen. Pakistan is IDA-eligible, het beschikt niet over de MOL-status.

Ondanks een gemiddelde reële economische groei van 3,7% per jaar in de jaren negentig blijven de economische problemen van Pakistan enorm. Het militaire regime boekte vorderingen op het gebied van macro-economische stabiliteit. De huidige regering geeft hoge prioriteit aan economisch herstel, naar tevredenheid van het IMF en de Wereldbank. De IDA-performance is gestegen van 3 naar 1.

Pakistan maakt vordering in de strijd tegen corruptie op politiek niveau. Er is een voorzichtig begin met verbetering van de mensenrechtensituatie. Schuldslavernij, kinderarbeid, straffeloosheid, discriminatie van minderheden en vrouwen blijven echter actueel. Vrouwen en meisjes verkeren in een achterstandssituatie. De vrijheid van de geschreven pers blijft betrekkelijk groot. In oktober 2002 werd via verkiezingen een begin gemaakt met de terugkeer naar democratie. Pakistan staat 77ste op de index van Transparency International.

De sociale ontwikkeling van Pakistan heeft geen gelijke tred gehouden met de economische groei in de afgelopen decennia. Door een bevolkingsgroei van circa 3% neemt de druk op de gebrekkige sociale voorzieningen en (ook) het milieu toe. De zware schuldenlast wordt enigszins verlicht door een tegemoetkomende houding van met name de Verenigde Staten.

De totale ontwikkelingshulp aan Pakistan bedraagt in 2003 ruim USD 1,9 miljard. Dat is 3,3% van het BBP en USD 13 per hoofd van de bevolking. Nederland is met een budget van 4,6 miljoen euro actief in de sectoren milieu en GMV. Van de particuliere organisaties zijn onder meer NOVIB en ICCO actief in Pakistan.

Stabiliteit in Pakistan is noodzakelijk vanwege zijn status als kernwapenmogendheid, het conflict rond Kashmir, de internationale coalitie tegen het terrorisme, alsmede buurland Afghanistan. Het onderhouden van intensieve contacten is derhalve een belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingssamenwerking met het oog op de armoede in het land en de regio, alsmede het behalen van de MDG's.

Vanwege de armoede in het land, de IDA-performance, het programma in prioritaire sectoren alsmede het belang van stabiliteit in de regio zal Nederland de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Pakistan voortzetten.

Palestijnse Autoriteit
Nadat eind jaren negentig de economie in de Palestijnse Gebieden was aangetrokken, is deze sinds oktober 2000 met de helft gekrompen. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt thans USD 930 per jaar. Naar schatting leeft ruim 60% van de bevolking van minder dan USD 2 per dag. De beperking van de bewegingsvrijheid en de handel heeft geleid tot hoge werkloosheid (ruim 50%, in delen van de Gazastrook zelfs 80%), gederfde inkomsten en verslechtering van de gezondheids- en onderwijssituatie. De Palestijnse Autoriteit is niet IDA-eligible en heeft evenmin de MOL-status.

Tot 2001 liet het financieel-economisch en sociaal beleid van de Palestijnse Autoriteit zeer te wensen over. Sindsdien is men er in geslaagd de greep op de overheidsuitgaven te verstevigen. In het kader van de politieke en economische hervormingen heeft de Palestijnse Autoriteit, in eerste instantie onder aanvoering van minister van Financiën Salam Fayyad, een groot aantal maatregelen genomen die de transparantie bevorderen, de overheidsuitgaven terugdringen en `checks&balances' aanbrengen. December 2002 werd voor de eerste maal een sluitende begroting aan het parlement ter goedkeuring voorgelegd. Enkele monopolies en patronagesystemen zijn sindsdien doorbroken. Niettegenstaande deze ontwikkelingen moeten er op veel terreinen nog vorderingen worden gemaakt. Bovendien wordt een deel van de maatregelen gehinderd door Israëlische restrictieve maatregelen.

De roep om beter bestuur is de laatste jaren sterk toegenomen. Dankzij conditionering door de Europese Unie van de begrotingssteun, zijn reeds in 2001 verbeteringen doorgevoerd. Vanaf het moment dat politieke, economische en bestuurlijke hervormingen als voorwaarden dienden voor hervatting van het vredesproces, is in betrekkelijk korte tijd een groot aantal belangrijke maatregelen doorgevoerd. Dit hervormingsproces is ook op lager niveau ingezet. De Palestijnse Autoriteit kende lange tijd een slechte `track record' op het gebied van mensenrechten. Inmiddels zijn de beruchte 'state security courts' opgeheven. De mensenrechten van de Palestijnse burgers zijn de laatste jaren in het algemeen echter verslechterd, met name als gevolg van Israëlisch militair optreden.

De Palestijnse Autoriteit is voor meer dan 80% van haar begroting afhankelijk van buitenlandse steun. Steun aan de Palestijnse Autoriteit is essentieel om een verdere verslechtering van de levensomstandigheden in de Palestijnse Gebieden te voorkomen, inclusief de mogelijke destabiliserende effecten vandien. De totale ontwikkelingshulp in 2002 bedroeg USD 865 miljoen, oftewel 21% van het BBP en maar liefst USD 261 per hoofd van de bevolking. De behoefte aan hulp is in korte tijd sterk gestegen, als gevolg van inkomstenderving en door Israël ingehouden douane- en BTW-tegoeden.

Nederland neemt met een jaarlijkse budget van ruim 10 miljoen euro een bescheiden plaats in. Nederland is wel een belangrijke bilaterale donor van UNRWA (6e positie). De Nederlandse hulp wordt meer en meer gefocust op `Goed Bestuur, Mensenrechten en Vredesopbouw'. Lang voordat het onderwerp op de internationale politieke agenda werd geplaatst, heeft Nederland een katalyserende rol gespeeld in de discussie over hervormingen. Nederland is thans een prominente speler op het gebied van de `rule of law', een belangrijk onderdeel van de politieke en bestuurlijke hervormingsagenda. Een aantal Nederlandse MFO's is op bescheiden schaal in de Palestijnse Gebieden actief.

De ontwikkelingsinspanningen in de Palestijnse Gebieden zijn integraal onderdeel van de buitenlandspolitieke inspanningen ten behoeve van het vredesproces in het Midden-Oosten. De ondersteuning van goed bestuur en de democratische rechtsorde in de Palestijnse Gebieden is een van de voorwaarden voor vrede, veiligheid en stabiliteit in het Midden-Oosten. Daartoe zal Nederland de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met de Palestijnse Autoriteit voortzetten. Nederland zal er nauwlettend op toezien dat de besteding van hulpgelden op transparante wijze geschiedt.

Peru
Peru behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen en is evenmin IDA-eligible. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 2050 per jaar. Het land staat 82ste op de Human Development Index.

De gemiddelde reële economische groei in de jaren negentig bedroeg 4,3% per jaar. Het macro-economische succes van de regering Toledo vloeit voort uit conservatief financieel-economisch beleid. Peru heeft overeenstemming bereikt met het IMF. De regering staat een adequaat en op armoedebestrijding gericht beleid voor ogen. Het creëren van werkgelegenheid geniet daarbinnen hoge prioriteit.

Bestuurlijk is de trend in Peru positief. De overheid is weliswaar nog bureaucratisch, maar in het beleid van de regering zijn transparantie, participatie en institutionele hervormingen belangrijke punten. De regering zet zich in voor herdemocratisering van het land, met als doel de democratie dichter bij huis te brengen en de bevolking meer zeggenschap te geven over de inzet van financiële middelen. Met een 45ste plaats op index van Transparency International behoort Peru tot de minst corrupte landen van Latijns-Amerika.

De totale ontwikkelingshulp aan Peru neemt af. Deze bedraagt thans USD 451 miljoen. Dat is slecht 0,8% van het BBP en USD 17 per hoofd van de bevolking. Nederland is met een budget van 5,5 miljoen euro actief in de sector milieu. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn onder meer FNV, SNV, NOVIB, Cordaid, HIVOS, ICCO, Terre des Hommes en PUM.

Vanwege het relatief hoge inkomen per hoofd van de bevolking, het feit dat Peru niet tot de MOL's wordt gerekend en evenmin IDA-eligible is, alsmede de afnemende hulpbehoefte zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Peru worden afgebouwd.

Via multilaterale en particuliere kanalen zal Nederland zich overigens blijven inzetten voor het Amazonegebied, mede in het licht van de internationale biodiversiteits- en klimaatafspraken. Die kanalen zijn met name de Global Environment Facility (GEF), de Convention on Biological Diversity (CBD), Wereldbank en FAO enerzijds, en de Nederlandse en internationale NGO's anderzijds.

Rwanda
Het is minder dan tien jaar geleden dat zich in Rwanda de dramatische genocide op bijna een miljoen mensen voltrok. Na 1994 heeft de Rwandese regering haar uiterste best gedaan de economische en sociale situatie te verbeteren. Desondanks blijven de achterstanden groot. Zo is het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking USD 230 per jaar. Van de bevolking leeft 36% onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 85% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index bekleedt Rwanda de 158ste positie. Rwanda is IDA-eligible en heeft de MOL-status.

De economische groei in 2000 en 2001 bedroeg gemiddeld 6% per jaar, ondanks tegenslagen als droogte, dalende koffieprijzen en stijgende olieprijzen. De inflatie blijft laag, de wisselkoers is stabiel. Het macro-economische beleid is goeddeels `on track'. Het sociaal beleid van Rwanda begint vaste vorm aan te nemen, zeker na het opstellen van het PRSP. De IDA-performance is gestegen van 4 naar 3.

Op de kwaliteit van het bestuur valt het een en ander aan te merken. Rwanda is evenwel op de goede weg. Zaken als de berechting van de aanstichters en daders van de genocide, corruptiebestrijding, economische wederopbouw en onderwijs worden opgepakt. De presidents- en parlementaire verkiezingen in de zomer van 2003 zijn ordentelijk verlopen, al verliep de aanloop naar de verkiezingen niet vlekkeloos. Op gebieden als de hervorming van het justitieel apparaat, goed nabuurschap met andere landen in de regio of de reïntegratie van oudstrijders is sprake van een gestage, maar positieve trend. Tegen deze achtergrond spreekt de Nederlandse regering de Rwandese autoriteiten er op aan zich te onthouden van wapenhandel en illegale exploitatie van grondstoffen in Oost-Congo. Het is voor donoren zaak op de nieuwe grondwet in te haken, het functioneren van democratische instellingen te ondersteunen en de scheiding der machten te helpen waarborgen. Wat betreft de kwaliteit van het bestuur kiest Nederland vanuit de goede bilaterale betrekkingen voor de kritische dialoog.

Rwanda is sterk afhankelijk van ontwikkelingshulp. De totale ODA bedraagt USD 290 miljoen, oftewel 17% van het BBP en USD 36 per hoofd van de bevolking. Nederland behoort tot de middelgrote donoren met een budget van 16,3 miljoen euro en is actief in de sectoren justitie, decentralisatie en rurale economische transformatie. In deze sectoren behoort Nederland tot de grootste donoren en is het een actieve coördinator. De internationale hulp wordt in toenemende mate gecoördineerd en zal op basis van het PRSP verder worden gestroomlijnd. Van de Nederlandse particuliere organisaties zijn onder meer SNV, NOVIB, Cordaid, ICCO, VNG, Agriterra en PUM actief in Rwanda.

De Grote Meren Regio vormt een bijzonder aandachtsgebied, waarbij Nederland een regionale benadering voorstaat met als doel vrede en veiligheid in de regio. Stabiliteit in Rwanda kan een uitstraling hebben naar de hele Grote Meren Regio. Ook het door Nederland gesteunde `disarmament, demobilisation, repatriation, resettlement and reintegration'-programma (DDRRR) van de Wereldbank past in dit kader.

Nederland is een van de belangrijkste buitenlandse investeerders in Rwanda, met belangen van onder meer Heineken, ING, Fortis en Martinair.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de kwetsbare doch gestaag verbeterende bestuurssituatie, het belang van de regio bij stabiliteit in Rwanda, het belang van de kritische dialoog, alsmede de omvang van het Nederlandse programma in combinatie met de spilfunctie van Nederland in de zo belangrijke sector bestuur zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Rwanda worden voortgezet.

Senegal
Senegal behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 470 per jaar. Zesentwintig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 67% heeft minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat Senegal laag: 156. Het land is IDA-eligible.

Het sociaal-economisch beleid wordt redelijk positief beoordeeld. De economische groei bedroeg 4,9% in 2002 en zal dit jaar naar verwachting boven de 5% uitkomen. De inflatie is beperkt (ongeveer 3%) en dalende. De relatie met het IMF is verbeterd; in april 2003 werd een nieuwe driejarige Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF) getekend. De IDA-performance is 2.

Op het gebied van de openbare financiën toont de Senegalese overheid zich bereid de benodigde verbeteringen, met name in het management, met de donoren te bespreken en om de aanbevingen serieus op te volgen. Op de lijst van Transparency International staat Senegal 66.

Tijdens de Consultatieve Groep bijeenkomst in juni 2003 heeft Senegal, mede op basis van het PRSP, een financieringstekort van USD 1,2 miljard voor 4 jaar gepresenteerd waarvoor externe financiering wordt gezocht. Tijdens de CG is deze financiering door de donoren toegezegd.

De totale ontwikkelingshulp aan Senegal neemt af. Deze bedraagt thans USD 418 miljoen op jaarbasis. Dat is 9% van het BBP en USD 43 per hoofd van de bevolking. Nederland is actief in de sector milieu met een jaarlijks budget van 10-11 miljoen euro. Daarmee is Nederland op het totaal de zevende bilaterale donor met ruim 2,5% van de totale ODA. In de milieusector is Nederland echter de tweede donor en speelt het een belangrijke stimulerende rol, onder meer bij het versterken van de institutionele capaciteit. Actieve particuliere Nederlandse organisaties zijn onder meer NOVIB, ICCO en IUCN.

Senegal is een stabiele natie in een woelig West-Afrika. Het land speelt een rol in regionale vredes- en veiligheidsvraagstukken door deelname aan MONUC en beleidsdialoog met politieke leiders in de regio (bijvoorbeeld in Ivoorkust). Senegal maakt deel uit van het NEPAD-secretariaat.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang en kwaliteit van het Nederlandse programma in de prioritaire sector milieu alsmede het belang van stabiliteit in de regio zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Senegal worden
voortgezet.

Sri Lanka
Sri Lanka is vanwege het conflict tussen de LTTE en de regering jaren van ontwikkeling misgelopen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 840 per jaar. De mate van extreme armoede is relatief beperkt: slechts 6,6% leeft van minder dan USD 1 per dag. Daarentegen heeft 45,4% van de bevolking minder dan USD 2 dollar per dag. Op de Human Development Index is Sri Lanka gezakt naar de 99ste plaats. Sri Lanka is IDA-eligible; het behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen.

Het financieel-economisch en sociaal beleid ontwikkelt zich positief. April 2003 is het Srilankaanse PRSP goedgekeurd. De regering legt conform de aanbevelingen van het IMF grote nadruk op privatisering, versterking van de private sector en minder betrokkenheid van de overheid. De economische groei (in 2001 negatief) komt weer op gang. Het sociale beleid is goed te noemen, bijvoorbeeld qua investeringen in onderwijs en gezondheidszorg. De Srilankaanse indicatoren op de MDG's laten vrijwel alle een positieve ontwikkeling zien. Ook de IDA-performance van Sri Lanka is goed: 1.

De overheid doet veel aan beleidsontwikkeling op het gebied van effectiever bestuur, maar de implementatie blijft nog achter. Corruptie is aanwezig maar relatief beperkt: op de index van Transparency International scoort Sri Lanka gemiddeld met een 52ste plaats. Het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen in door de regering en de LTTE gecontroleerde gebieden is als gevolg van het vredesproces gedaald, maar zeker niet beperkt.

De totale ontwikkelingshulp aan Sri Lanka neemt af. Deze bedraagt thans USD 330 miljoen, zijnde 2,1% van het BBP en USD 17,60 per hoofd van de bevolking. Op het totaal van donoren bekleedt Nederland ongeveer de negende positie met een budget van 9,2 miljoen euro in 2003. Inhoudelijk is het programma nagenoeg volledig gericht op ondersteuning van het vredesproces. Implementatie van het programma vindt plaats op geïntegreerde wijze, bijvoorbeeld door de koppeling van humanitaire hulp en wederopbouw aan stappen in het vredesproces. In Sri Lanka is een groot aantal particuliere organisaties uit Nederland actief.

Het vredesproces is voor Sri Lanka allesbepalend. Duurzame vrede is een voorwaarde voor structurele armoedebestrijding. Daartoe zal onder meer de LTTE zich moeten transformeren naar een democratische, politieke organisatie die is toegewijd aan principes van goed bestuur. De historische banden tussen Nederland en Sri Lanka spelen een belangrijke rol in de bilaterale relatie. De herdenking van de 400 jaar oude betrekkingen heeft de sociaal-economische samenwerking een nieuwe impuls gegeven.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma en de koppeling daarvan aan het vredesproces, het belang van steun aan het vredesproces alsmede de aloude banden tussen Nederland en Sri Lanka zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Sri Lanka worden voortgezet.

Suriname
Suriname behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen en is evenmin IDA-eligible. Het inkomen per hoofd van de bevolking is ongeveer USD 1880 per jaar. Op de Human Development Index bezet Suriname de 77ste plaats. Het land kent een sterk duale economie, met een groot aantal mensen op de rand van het bestaansminimum.

De macro-economische situatie is momenteel redelijk stabiel. Na de inflatie van 2002 heeft de situatie zich hersteld. De gevreesde loon- en prijsspiraal is uitgebleven en er is sprake van enige economische groei. Een grote zorg is het voor 2004 voorziene begrotingstekort. De informele sector is groot, waarbij illegale activiteiten een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op (vooral) de armste segmenten van de samenleving. Suriname beschikt niet over een PRSP. Wel heeft het UNDP een armoede analyse opgesteld, die echter geen basis vormt voor het Surinaamse beleid. Er is een `meerjarenontwikkelingsplan 2001-2005'.

Suriname kent een democratisch gekozen parlement volgens een eerlijk verlopen electoraal proces. De overheid kenmerkt zich door centralisme en beperkte capaciteit. Oude patronagesystemen en etnische loyaliteiten beïnvloeden de effectiviteit van de overheid. De hervorming van het ambtenarenapparaat komt nog niet van de grond, evenals het proces van decentralisatie. De voortgang die is geboekt met de installatie van een stuurgroep Public Sector Reform (PSR) onder leiding van de vice-president is bemoedigend, maar behoeft thans een vervolg.

De bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Suriname heeft een aparte status omdat zij is gebaseerd op verdragen (uit 1975 en 1992). In het Onafhankelijkheidsverdrag van 1975 is 3,5 miljard gulden aan ontwikkelingssteun toegezegd (de zogenaamde verdragsmiddelen). Het saldo schenkingsmiddelen is per medio 2003 voor de nog aan te gane committeringen 156 miljoen euro en voor de nog te verrichten uitgaven 214 miljoen euro. De garantiemiddelen (227 miljoen euro) zijn volledig benut. Voorts resteert er nog 136 miljoen euro aan pariteitsmiddelen.

Een deel van de bevolking is hulpbehoevend en zal dat voorlopig blijven. Het totale internationale hulpvolume omvat volgens de laatste cijfers ongeveer 40 miljoen euro op jaarbasis. Dat is 4,2% van het BBP. Donoroverleg behoeft verbetering.

De Nederlandse overheid is de belangrijkste donor en actief in zes sectoren, op het vlak van goed bestuur en in enkele langlopende projecten. Ook zijn er meerdere Nederlandse ontwikkelingsorganisaties in Suriname actief, waarmee de samenwerking goed verloopt. Daarnaast zijn er projecten van enkele Nederlandse steden. Zij proberen hun activiteiten waar mogelijk af te stemmen op de interventies in de zes sectoren.

Suriname hecht in toenemende mate waarde aan het verder verbreden en verdiepen van samenwerkingsrelaties met landen in de regio.

De bijzondere relatie tussen Nederland en Suriname, die tevens is vastgelegd in Verdragen (het OS-verdrag van 1975 en het Raamverdrag van 1992), rechtvaardigt de voortzetting van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Het Nederlandse bilaterale ontwikkelingsprogramma levert, in complementariteit en samenwerking met medefinancieringsorganisaties en andere Nederlandse partners, een gerichte bijdrage aan armoedebestrijding, goed bestuur en de verdere ontwikkeling van
Suriname.

Tanzania
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking bedraagt USD 280 per jaar. Twintig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag; 60% heeft minder dan USD 2 per dag. De armoede loopt niet terug, ondanks een relatief stabiele economische groei. Tanzania is IDA-eligible en heeft de MOL-status.

Het macro-economisch beleid heeft de goedkeuring van de Internationale Financiële Instellingen. Er is sprake van macro-economische stabiliteit met redelijke en stabiele groeicijfers van gemiddeld 5% over de afgelopen 5 jaar. De economische groei vertoont een stijgende trend. De inflatie nam af en bedroeg eind 2002 4%. De buitenlandse schuld is in het afgelopen jaar toegenomen tot ongeveer USD 6,5 miljard, hetgeen aanzienlijk hoger is dan toen het HIPC 'completion point' werd bereikt eind 2001. De liberalisering van de economie en de privatisering van de staatsbedrijven verlopen traag. De IDA-performance is overigens goed en gestegen naar 1.

De transparantie in het beheer van de openbare middelen neemt toe. Op de index van Transparency International is men vooruitgegaan naar de 71ste plaats. De civiele rechtsorde is zwak; de procesgang traag en ondoorzichtig. Het overheidsapparaat is nog weinig effectief, de kwaliteit en capaciteit zijn voor verbetering vatbaar.

De totale ontwikkelingshulp is groot: ruim USD 1,2 miljard. Dat staat gelijk aan ruim 13% van het BBP en USD 34 per hoofd van de bevolking. Nederland is in Tanzania vierde donor op het totaal. De uitgaven in 2002 bedroegen 74,5 miljoen euro, het budget voor 2003 is 56,2 miljoen. De voornaamste sectoren zijn onderwijs, gezondheid en bestuur (decentralisatie). Ook wordt macrosteun gegeven. Door de aanwezigheid van technische expertise op de ambassade speelt Nederland een grote rol in de samenwerking met de overheid en in donoroverleg. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn onder meer NOVIB, ICCO, Cordaid, HIVOS, SNV en PUM.

De rol van Tanzania in Oost-Afrika is politiek en economisch van belang. Zo richt Tanzania zich op het stimuleren van vredesbesprekingen in Burundi en is het gastland van het Rwanda tribunaal. De opvang van vluchtelingen uit Burundi en DRC legt een flinke druk op het land. Tanzania richt zich op regionale economische samenwerking als lid van de East African Community en de SADC. Nederland ziet Tanzania als partner bij initiatieven op het gebied van conflictpreventie, de Grote Meren problematiek, Burundi, het Arusha-tribunaal en mensenrechten.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in prioritaire sectoren en de positie van Nederland binnen de donorgemeenschap, alsmede het belang van steun aan een stabiel land in een instabiele regio zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Tanzania worden voortgezet.

Uganda
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is gedaald naar USD 250 per jaar. Liefst 82% van de bevolking leeft onder de armoedegrens van USD 1 per dag. Vooral in het noorden van het land is de armoede verontrustend, mede door het conflict tusen de regering en de Lord's Resistance Army. Het land bekleedt de 147ste positie op de Human Development Index. Uganda behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen en is IDA-eligible.

Het financieel-economisch beleid van Uganda is sinds het begin van de jaren '90 indrukwekkend. Er is sprake van langdurige macro-economische stabiliteit. De groei van het BBP is de laatste jaren iets afgenomen maar ligt nog steeds op 5,7%. De Wereldbank verwacht dat het BBP in de periode 2001-2005 zal uitkomen op 6,5%. Het sociale beleid is neergelegd in het Poverty Eradication Action Plan, dat in mei 2000 door de Wereldbank werd geaccepteerd als PRSP. De sociale sectoren genieten prioriteit binnen de overheidsbegroting. Mede hierdoor is het aandeel in de overheidsuitgaven voor sociale sectoren de laatste jaren gestaag gegroeid tot rond de 35%. De IDA-performance is stabiel en goed: 1.

De bovenstaande resultaten zijn mede toe te schrijven aan het functioneren van de Ugandese overheid. Zo is het financieel management de laatste jaren flink verbeterd. Desondanks laten de integriteit en effectiviteit van de overheid te wensen over. De programma's die zijn gericht op de hervorming van het bestuur verlopen niet soepel. De decentralisatie van bevoegdheden naar de districten is niet gepaard gegaan met de parallelle verbetering van de bestuurscapaciteit op deze niveau's. De participatie van het maatschappelijk middenveld in onder meer de PRSP-processen is bevredigend. De president heeft beloofd vóór de volgende verkiezingen een meerpartijenstelsel in te voeren, doch de wetgeving ontmoedigt het ontstaan van partijen waardoor tijdige en open democratische verkiezingen in gevaar kunnen komen. De mensenrechtensituatie laat te wensen over. Er is sprake van geweld tegen rebellen, tegen criminelen en in gevangenissen. In het noorden van het land woedt een burgeroorlog. Uganda staat laag op de index van Transparency International met de 93ste plaats.

Uganda is sterk afhankelijk van donoren. Het totale hulpvolume bedraagt USD 782 miljoen, zijnde 13,8% van het BBP en ruim USD 32 per hoofd van de bevolking. Het overheidsbudget is nog weinig duurzaam omdat donoren hieraan ruim de helft bijdragen.

Nederland is de vijfde donor in Uganda met een budget van 33,5 miljoen euro. De gekozen sectoren zijn onder meer onderwijs, bestuur (decentralisatie) en justitie. In de sector onderwijs is Nederland een van de grootste contribuanten en voorzitter van de `Education for All' donorgroep. In de juridische sector levert Nederland de grootste bijdrage. Alle donoren hebben coördinatie en harmonisatie hoog in het vaandel staan. Vanuit het maatschappelijk middenveld zijn onder meer ICCO, NOVIB, Cordaid, HIVOS, SNV, PUM, Pax Christi en Kerk in Actie actief in Uganda.

De sociaal-economische ontwikkeling van Uganda kan niet los gezien worden van de politieke ontwikkelingen binnenslands en in de landen van de Grote Meren regio. Uganda was lange tijd sterk betrokken bij het conflict in de DRC, maar heeft inmiddels het leger uit dat land teruggetrokken. De laatste jaren lijkt het besef doorgedrongen dat de motor voor verdere ontwikkeling en politieke stabiliteit ligt in een coherente economische ontwikkeling van de landen in de regio.

Vanwege de armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in prioritaire sectoren als onderwijs en (beter) bestuur, de positie van Nederland binnen de donorgemeenschap alsmede het belang van stabiliteit in de regio zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Uganda worden voortgezet.

Vietnam
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking stijgt. Het bedraagt momenteel USD 430 per jaar. Ruim 17% van de bevolking leeft onder de armoedegrens van minder dan USD 1 dag. Armoede komt hoofdzakelijk voor op het platteland, mede vanwege het ontbreken van basisvoorzieningen in afgelegen gebieden. Op de Human Development Index bekleedt Vietnam positie 109. Vietnam is IDA-eligible; het heeft geen MOL-status.

Vietnam voert sinds het midden jaren van de jaren negentig een behoedzaam macro- en sociaal-economisch beleid, dat wordt onderschreven door de Wereldbank en het IMF. De economie groeit jaarlijks 4-5%. De schuldensituatie is gunstig; Vietnam heeft slechts beperkte tekorten. Vietnam is onlangs afgevoerd van de HIPC-lijst. De inflatie is gering. De economische groei komt de armen ten goede: in de jaren negentig is het aantal armen gehalveerd. In combinatie met een redelijke inkomensverdeling gingen zelfs ten tijde van de Aziatische crisis (1998-2002) de sociale indicatoren erop vooruit. Ruim 20% van de overheidsuitgaven gaat naar onderwijs en gezondheid. Vietnam heeft een goedgekeurd PRSP. De IDA-performance is verbeterd van 3 naar 2.

De effectiviteit van het overheid is redelijk. De verbeteringen op het terrein van de burgerlijke en politieke rechten blijven echter achter bij de ontwikkeling van de sociale en economische rechten. Vanuit de donorgemeenschap wordt dan ook constante druk uitgeoefend op de scheiding der machten, onafhankelijkheid van de rekenkamer, de rol van het maatschappelijk middenveld, rechtszekerheid, corruptiebestrijding, de positie van etnische minderheden, mensenrechten etc. Op de index van Transparency International staat Vietnam 85ste. De Vietnamese overheid toont steeds meer initiatief in het bestrijden van corruptie.

De totale hulpstroom naar Vietnam is groot: USD 1,4 miljard, oftewel 4,4% van het BBP en USD 18 per hoofd van de bevolking. Nederland is ongeveer tiende donor op het totaal met een budget van 21,6 miljoen euro in 2003. Nederland is actief in de prioritaire sectoren milieu, water en gezondheidszorg. In de reproductieve gezondheid vervult Nederland een leidende rol. Strategische steun wordt verleend aan het ministerie van Gezondheid bij de totstandkoming van masterplannen. In het periodiek beleidsoverleg is ruimte voor Nederlandse kanttekeningen op het vlak van de mensenrechten en goed bestuur. Actieve particuliere organisaties uit Nederland zijn onder meer Medisch Comité Vietnam, Cordaid, ICCO, Rode Kruis, SNV en NUFFIC.

Vietnam is een land in transitie. Het streeft naar een rol in de internationale politiek en op het economische speelveld door middel van verdere integratie in ASEAN, ASEM, APEC, toegang tot de WTO en intensieve handelsrelaties met de Verenigde Staten en de Europese Unie.

Vanwege de armoedesituatie, de IDA-performance, de omvang en de toegevoegde waarde van het Nederlandse programma in prioritaire sectoren, alsmede de ruimte voor kritische dialoog zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Vietnam worden voortgezet.

Zambia
Zambia behoort tot de Minst Ontwikkelde Landen. Het inkomen per hoofd van de bevolking is USD 330 per jaar. Van de bevolking verdient 64% minder dan USD 1 per dag; 87% leeft van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index staat Zambia bijna onderaan: 163. Het land is IDA-eligible.

Het PRSP is gericht op duurzame armoedebestrijding door middel van economische groei. De regering heeft zich gecommitteerd aan voorzetting van de privatiseringen en hervorming van de publieke sector. Zambia is op dit moment echter niet 'on track'. De begrotingsdiscipline is voor verbetering vatbaar. Van de nationale begroting is 38% bestemd voor de sociale sector. De IDA-performance is 3.

Zambia is gezakt naar de 77ste plaats op de index van Transparency International. De huidige 'New Deal' regering van President Mwanawasa heeft een beleid van 'zero tolerance on corruption' afgekondigd, hetgeen echter nog niet tot tastbare resultaten heeft geleid. Het in 2003 gestarte proces voor de grondwetsherziening beoogt onder meer een inperking van de macht van de president en een sterkere positie van het parlement.

Hoewel Zambia er naar streeft minder donorafhankelijk te worden, is de behoefte aan externe financiering nog steeds groot. De totale ontwikkelingshulp bedraagt USD 373 miljoen. Dat staat gelijk aan 10,3% van het BBP, ruim USD 35 per hoofd van de bevolking en naar schatting 43% van de overheidsbegroting 2003.

Zambia is pilot in het 'Harmonisation in Practice'-initiatief voor harmonisatie tussen gelijkgezinde donoren en afstemming van de donorsteun op nationale structuren. Nederland was een van de trekkers bij het op gang brengen van dit proces.

Nederland behoort met een budget van 25 miljoen euro tot de middelgrote donoren. Nederland is vooral actief in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en economische ontwikkeling. Van de particuliere organisaties zijn onder meer HIVOS, Cordaid, SNV en PUM actief in Zambia.

Zambia speelt een belangrijke ondersteunende rol bij het bewaren van vrede en stabiliteit in de regio en daarbuiten door bemiddeling in conflicten (Angola en DRC), de opvang van vluchtelingen uit de regio, en het bijdragen aan vredesmissies (DRC, Burundi, Sierra Leone en Balkan).

De armoede, de IDA-performance, de omvang van het programma in prioritaire sectoren, de trekkersrol van Nederland in het proces van harmonisatie alsmede de stabiliserende rol van Zambia in de regio rechtvaardigen de voortzetting van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking.

Zimbabwe
Door toedoen van onder meer economisch en politiek wanbeleid alsmede hyperinflatie leeft 64% van de bevolking van Zimbabwe inmiddels van minder dan USD 2 per dag. Op de Human Development Index daalde het land naar plaats 145. Zimbabwe is IDA-eligible; het behoort niet tot de MOL's.

Het Zimbabwaanse regeringsbeleid is vooral gericht op handhaving van de macht van president Mugabe en diens ZANU-partij. De huidige politieke en sociaal-economische crisis, de toenemende armoede, de verslechterende mensenrechtensituatie, het ontbreken van aandacht voor de HIV/aids-problematiek en de voedselschaarste zijn hiervan het directe gevolg. Er is sprake van een negatieve economische `groei'. De IDA-performance is in enkele jaren gedaald tot het minimum: van 2 naar 5.

De bestuurssituatie is slecht door de voortdurende repressie door het regime van president Mugabe. De onderliggende structuren zijn overigens sterk. Zo houden de media en het constitutioneel hof stand, ondanks langdurige en grote druk. Politieke partijen zijn toegestaan; zij spelen een belangrijke rol in het bekritiseren van regering. Op de index van Transparency International is Zimbawe tientallen plaatsen gezakt naar de 71ste positie.

Door bovenstaande ontwikkelingen is de totale ontwikkelingshulp aan Zimbabwe in enkele jaren tijds bijna gehalveerd tot USD 159 miljoen. Dat is 1,8% van het BBP en USD 12,50 per hoofd van de bevolking. De Nederlandse bijdrage aan Zimbabwe is gedaald naar 2,3 miljoen euro, deels voor activiteiten op het vlak van mensenrechten en goed bestuur. Een groot aantal Nederlandse NGO's is actief in Zimbabwe: onder meer HIVOS, ICCO, NOVIB, NIZA, IMD en FNV.

Vanwege het over de volle breedte slecht presteren van de huidige Zimbabwaanse regering van president Mugabe kan van een `government-to-government' OS-relatie geen sprake zijn. Nederland wil dat signaal nadrukkelijk geven. De bilaterale
ontwikkelingssamenwerking met Zimbabwe zal dan ook worden afgebouwd.

Zuid-Afrika
Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking is in Zuid-Afrika de aflopen jaren gedaald naar USD 2600 per jaar. De inkomensongelijkheid is één van de hoogste ter wereld. Zuid-Afrika is niet IDA-eligible en behoort niet tot de Minst Ontwikkelde Landen.

Het begrotings-, financieel en monetair beleid is de afgelopen jaren sterk verbeterd. Daarnaast is sinds 1994 in het kader van de `post-apartheid redress' veel tot stand gebracht in de sociale sectoren, ondanks de budgettaire beperkingen. De achterstand blijft echter groot en er is toenemende ontevredenheid over het gebrek aan snelheid waarmee de achterstanden van grote delen van de bevolking worden weggewerkt. Het ontbreekt de overheid ook aan voldoende capaciteit om het beleid uit te voeren, met name op decentraal niveau. De HIV/aids pandemie vergroot het capaciteitsprobleem dramatisch.

Hoewel inmiddels op de meeste terreinen voldoende kader is opgezet dat voorziet in wet- en regelgeving, bestuur en toezicht, vergt de transformatie van het openbaar bestuur in het land meer tijd dan in 1994 werd ingeschat. Op de lijst van Transparency International is Zuid-Afrika (iets) gedaald naar de 36ste plaats. Het versterken van het `tegenwicht' is van groot belang teneinde druk te blijven uitoefenen op de regering, die in het parlement wordt gesteund door een tweederde ANC-meerderheid.

De totale donorbijdrage daalt. Deze is thans USD 428 miljoen, oftewel ruim USD 9 per hoofd van de bevolking en 0,4% van het BBP. Zuid-Afrika begon in 1994 echter met een ingrijpende transformatie, die moet leiden tot een vergaande omvorming van economische, maatschappelijke en politieke structuren. Dergelijke processen vergen tijd. De geleidelijkheid van de transitie en de door HIV/aids verminderde capaciteit, maakt blijvende aandacht van de donoren wenselijk.

Nederland is actief in vier in overleg met Zuid-Afrika gekozen sectoren. Het budget voor 2003 bedraagt 15,4 miljoen euro. Alle activiteiten zijn gericht op verbetering van de positie van voormalig achtergestelde bevolkingsgroepen (de zogenoemde `redress'). De recente op initiatief van de Zuid-Afrikanen uitgevoerde review van het programma is over het algemeen positief, mede vanwege het Zuidafrikaanse ownership van het programma alsmede de Nederlandse inzet op dwarsdoorsnijdende thema's als HIV/aids en gender.

Nederland kent naast de ontwikkelingsrelatie een brede en langdurige relatie met Zuid-Afrika op een groot aantal terreinen zoals cultuur, onderwijs, handel, politieke partijen en maatschappelijk middenveld. Zuid-Afrika heeft enerzijds de kenmerken van een ontwikkelingsland, en anderzijds de potentie de politieke en economische motor van de regio te zijn. Zuid-Afrika is een belangrijke trekker van NEPAD, actief in de Afrikaanse Unie, bemiddelaar in conflicten en leverancier van vredeshandhavende troepen (Burundi, DRC), verschaffer van noodhulp en producent van nagenoeg de helft van het BNP van het subcontinent. Kortom, Zuid-Afrika is van eminent belang voor de stabiliteit in de regio.

Vanwege het belang van ondersteuning van de leidende rol van Zuid-Afrika op het continent, de bijdrage van het lopende programma aan het evenwichtig en democratisch verloop van de Zuidafrikaanse transformatie, de intensieve relaties op politiek, economisch en cultureel gebied alsmede het belang van stabiliteit in de regio zal de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika worden voortgezet.

Bijlage 4: cijfers per land

(Conform de bijlage bij het antwoord op vraag 9 naar aanleiding van de notitie Aan Elkaar Verplicht; TK 29234, nr. 3.)

Alleen de genoemde 35 miljoen euro voor het ARTF en de 5 miljoen euro voor de beveiliging rond de verkiezingen zijn afkomstig uit bilaterale fondsen; in totaal derhalve 40 miljoen euro.

Van de 8,8 miljoen euro bestaat 3,75 miljoen euro uit bilaterale fondsen.

Volgens berekeningen van de regering van Nicaragua zou het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking inmiddels USD 730 per jaar bedragen.