welzijn
Kamerstuk, 12-12-2003
Om het kamerstuk op te halen:
Zie het origineel
Beantwoording Kamervraag AO inzake wonen, zorg en welzijn
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DVVO/ZV-U-2435822
12 december 2003
Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, het schriftelijke antwoord aan op de vraag die
gesteld is tijdens het AO over wonen, zorg en welzijn op 5 november
2003 door het kamerlid Van As van de fractie van de LPF.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
- - -
Vraag van de heer Van As (LPF) over allochtone ouderen:
"En zou het niet goed zijn om mensen die hun oude dag in het land
van herkomst zouden willen doorbrengen, hun uitkering te laten
behouden?"
De voorwaarden voor export van het pensioen op grond van de Algemene
Ouderdomswet (AOW) buiten het grondgebied van de EU/EER worden gesteld
in de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU). Uitgangspunt van de
Wet BEU is dat export van uitkeringen alleen plaatsvindt als daar
voldoende verdragsrechtelijke handhavingsmogelijkheden tegenover
staan. Het handhavingsrisico bij de AOW is beperkt tot twee
onderdelen: de inkomenstoets van de toeslag waar de
pensioengerechtigde die een partner heeft van jonger dan 65, aanspraak
op kan maken én de leefsituatie waarin degene zich bevindt die een
ongehuwden- of een één-ouderpensioen ontvangt. De Wet BEU bepaalt
daarom dat zonder verdragsrechtelijke handhavingsafspraken de toeslag
op de AOW niet in het buitenland wordt uitbetaald. Voor de landen
waarmee geen handhavingsverdrag is gesloten wordt in alle gevallen
aangenomen dat de in het buitenland wonende alleenstaande
pensioengerechtigde gehuwd is of ongehuwd samenleeft. Alleenstaanden
in die landen krijgen het gehuwdenpensioen van (ten hoogste) 50% van
het bruto-minimumloon uitbetaald, in plaats van het ongehuwdenpensioen
van 70% of het één-ouderpensioen van 90% van het bruto-minimumloon.
Dit betekent dat het AOW-pensioen ook in niet-verdragslanden wordt
uitbetaald, zij het ten hoogste tot 50% van het bruto-minimumloon.
Bovendien moet worden opgemerkt dat ruim 98% van alle
uitkeringsgerechtigden in het buitenland onder een verdrag vallen en
dus niet aan een exportbeperking zijn onderworpen.
Verdragsonderhandelingen met overige landen zijn nog gaande.
Allochtone ouderen hebben vaak geen volledige opbouw van hun AOW.
Indien zij over onvoldoende middelen van het bestaan beschikken,
kunnen zij een beroep doen op de Algemene bijstandswet (Abw). Een
uitkering in het kader van de Abw kan niet worden geëxporteerd. Op
grond van het in deze wet geldende territorialiteitsbeginsel wordt
bijstand in beginsel alleen verleend voor kosten die in Nederland zijn
opgekomen dan wel voor kosten die aan Nederland zijn verbonden. Over
de duur van het toegestane verblijf in het buitenland met behoud van
een uitkering op grond van de Abw bent u geïnformeerd bij de
beantwoording van de Kamervragen over de kabinetsreactie op het
rapport Teruggaan en Blijven (DBO-CB-U-2412144). Met de invoering van
de Wet Werk en Bijstand (WWB) wijzigen de in deze antwoorden genoemde
termijnen als volgt. Personen jonger dan 65 jaar mogen maximaal 4
weken per kalenderjaar in het buitenland verblijven met behoud van een
uitkering op grond van de WWB. Voor personen van 65 jaar en ouder
geldt een maximaal toegestane verblijf in het buitenland van 13 weken
per kalenderjaar.