Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


---

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Eurlings en Buijs over de toepassing van de Drank- en Horecawet bij Kerstevenementen (203040440)

1. Heeft de burgemeester van de gemeente Valkenburg aan de Geul u bij brief van 4 juli 2003 geattendeerd op een onbedoeld gevolg van de met ingang van 1 november 2003 gewijzigde Drank- en Horecawet voor langer dan twaalf dagen durende evenementen die reeds vóór de wetswijziging m.i.v. 1 november 2003 bestonden en waarvoor toendertijd formeel juiste ontheffingen werden verleend? 1)

1. Ja, de burgemeester van de gemeente Valkenburg aan de Geul heeft mij op 4 juli 2003 hierover een brief gezonden. Ik heb deze op 1 augustus jl. beantwoord. De Kamer heeft daarvan een afschrift ontvangen. De bedoelde wijziging van de Drank- en Horecawet is van 1 november 2000 en niet van 1 november 2003. Onder de oude wet van vóór 1 november 2000 stonden ontheffingen voor evenementen die één maand of langer duurden op gespannen voet met het toen reeds in de wet voorkomende begrip "van zeer tijdelijke aard". Daarom is bij de wetswijziging in 2000 getalsmatig gepreciseerd en gemaximeerd wat het begrip "van zeer tijdelijke aard" betekent. Van een onbedoeld gevolg van de wetswijziging, die op 12 oktober 1999 door de Tweede Kamer werd aangenomen, is derhalve geen sprake.

2. Bent u ervan op de hoogte dat de in vorige vraag geschetste situatie van toepassing is op de twee kerstmarkten in Valkenburg aan de Geul die inmiddels gestart zijn op 21 november jl. en duren tot 21 december a.s.?

2. Mij is bekend dat sinds enkele jaren in Valkenburg twee kerstmarkten georganiseerd worden, waarop alcoholverstrekking plaatsvindt, en dat de huidige kerstmarkten 21 november jl. zijn gestart.

3. Bent u ervan op de hoogte dat soortgelijke problematiek ook elders speelt? Bijvoorbeeld bij, zoals de burgemeester van Maastricht in een brief op 18 juni jl. aan u schreef, het evenement Winterland op het Vrijthof, dat duurt van 27 november jl. tot en met 4 januari 2004, én het evenement Kerstmarkt (17 dagen). 2)

3. Ja. De burgemeester van de gemeente Maastricht heeft mij 16 dagen vóór ik de brief bedoeld in uw eerste vraag ontving, op de hoogte gesteld van het feit dat er in zijn gemeente een soortgelijke problematiek speelde bij twee kerstmarkten. Bij mijn weten is dit opgelost door het verlenen van een reguliere Drank- en Horecawetvergunning voor een semi- permanente accommodatie.


---

4. Deelt u de mening, dat vooruitlopend op een mogelijke definitieve oplossing van deze problematiek bij de voorgenomen volgende wijziging van de Drank- en Horecawet in 2004, toch in ieder geval op een zo proactief en pragmatisch mogelijke manier getracht moet worden een tijdelijke oplossing te vinden.

4. Vanzelfsprekend moet getracht worden een oplossing te vinden, waarbij ik overigens niet zal kiezen voor gedogen. Momenteel laat ik middels een zogenaamde `quick scan' nagaan of andere gemeenten problemen hebben met toepassing van artikel 35 van de Drank- en Horecawet. De resultaten van dit enquêteonderzoek zal ik betrekken bij het opstellen van de volgende wijziging van de Drank- en Horecawet, die ik verwacht in de tweede helft van 2004 aan de ministerraad te zullen voorleggen. Als de burgemeester van Valkenburg aan de Geul de bedrijfsmatige verstrekking van alcohol voor een periode langer dan 12 dagen wenst te legaliseren, is de beste oplossing een reguliere Drank- en Horecawetvergunning te verlenen voor seizoensexploitatie. Dergelijke vergunningen worden ook verleend aan bijvoorbeeld strandtenten.

5. Deelt u de mening, dat formalistische argumentatie in deze weinig behulpzaam zijn? Dat kerstmarkten zonder glühwein geen kerstmarkten zijn? En het niet aangaat dat bijvoorbeeld op enkele tientallen meters afstand van het Binnenhof rondom de feestdagen - maar liefst gedurende drie maanden achtereen - een kunstijsvloer op de Hofvijver mét het schenken van glühwein gedurende langere tijd dan 12 dagen is toegestaan, terwijl elders in het land kerstmarkten het zónder zouden moeten stellen vanwege een ter plekke strenger handhavende Keuringsdienst van Waren? Dat goede gebruiken en tradities het ook waard zijn om in ere gehouden te worden? En dat vrees voor drankmisbruik van risicogroepen, waaronder jongeren, een wezenlijk oogmerk van de wet, in casu onterecht is? En dat bij twijfel hieraan zonodig toch nog aanvullende controle mogelijk is?

5. Ik neem aan dat de Kamer prijs stelt op handhaving van de wet. Ik heb begrepen dat er tijdens de kerstmarkt in de gemeente Valkenburg aan de Geul niet alleen glühwein wordt verstrekt, maar tevens andere alcoholhoudende dranken, zoals grottenbier. Voor de accommodatie op de Hofvijver in Den Haag geldt dat indien de bedrijfsmatige verstrekking van alcoholhoudende dranken langer duurt dan 12 dagen ook daar een geldige Drank- en Horecawetvergunning vereist is. De wettelijke bepaling dat het zonder ontheffing verboden is gedurende langere tijd bedrijfsmatig alcohol te verstrekken heeft niet alleen jeugdbescherming tot doel. Het ongemaximeerd toestaan van drankverstrekking zonder vergunning zou een uitholling betekenen van het vergunningenstelsel en is alleen daarom al onwenselijk.

6. Zou de voorlopige oplossing daarin kunnen liggen, dat in afwachting van een mogelijk aanpassing van de wet voorlopig wordt toegestaan dat voor evenementen die reeds vóór de wetswijziging met ingang van 1 november 2000 bestonden én waarvoor toen formeel juiste ontheffingen werden verleend, thans ook langer ontheffing kan worden verleend? Desnoods gekoppeld aan een controlesysteem (controle door de Inspectie van de Keuringsdienst van Waren en/of door de gemeente) teneinde de werking van artikel 35 Drank- en Horecawet te waarborgen? Zo neen, waarom niet, en welke realistische alternatieve oplossing kunt u dan bieden?


---

6. Er zijn geen mogelijkheden om ontheffing te verlenen van het verbod langer dan 12 dagen zonder vergunning alcohol te schenken, ook niet voor evenementen die reeds vóór 1 november 2000 bestonden. De wet laat dit niet toe en gedogen is wat mij betreft geen optie. Zoals ik al in mijn antwoord op vraag 4 schreef, is een realistische alternatieve oplossing plaatsing van een semi-permanente voorziening, zoals dat gebeurd is in Maastricht.

7. Hoe verhoudt uw antwoord 2) op de brief van de burgemeester van Valkenburg, namelijk dat de wet geen mogelijkheden biedt, zich met de praktijk waarin die wet op verschillende plaatsen door verschillende Keuringsdiensten op gelijkluidende situaties verschillend wordt toegepast? Wilt u een eenduidige en redelijk / rechtvaardige wetstoepassing bevorderen, in die zin dat bovenbedoelde evenementen op de beoogde wijze doorgang kunnen vinden, desgewenst met een niet onnodig beperkend stukje extra controle?

7. Het is mij niet bekend dat de verschillende regionale diensten van de Voedsel en Waren Autoriteit in gelijkluidende situaties de Drank- en Horecawet verschillend toepassen. Vanzelfsprekend sta ik een redelijke en rechtvaardige wetstoepassing voor. Maar toezicht op de naleving van de onderhavige wettelijke bepaling vind ik evenwel ook nodig. Het gaat immers om toezicht op het vergunningenstelsel, één van de peilers van de Drank- en Horecawet.

8. Bent u bereid deze vragen met de grootst mogelijke spoed, in ieder geval binnen een week, te beantwoorden daar de genoemde evenementen inmiddels reeds plaatsvinden?

8. Ja.

1) Brief met kenmerk 24062003.002 2) Brief met kenmerk POG/GB 2.397.408

---- --