Sommige sociale huisvestingsmaatschappijen komen
tengevolge van dalende huurinkomsten onder steeds
zwaardere financiële druk te staan.
De huurprijzen, en dus ook de huurinkomsten van de
sociale huisvestingsmaatschappijen zijn immers
rechtstreeks gekoppeld aan de inkomenssituatie van de
gezinnen en de personen die zij huisvesten. Door het
profiel van de huurders zijn in een aantal maatschappijen
de inkomsten zo laag dat dit er toe leidt dat nieuwe
woonprojecten verlieslatend zijn. Dit is een fenomeen dat
zich het sterkst manifesteert in de stedelijke
maatschappijen, omdat precies deze maatschappijen te
kampen hebben met een relatief grote concentratie van
'lage inkomensgroepen'. Maar de problemen beperken zich
niet tot deze maatschappijen. Er wordt vastgesteld dat
voor de volledige sociale huursector de gemiddelde
inkomsten zich in een dalende trend bevinden.
Maatregelen om deze evolutie te keren dringen zich dan
ook op. Op dit ogenblik wordt gewerkt aan structurele
maatregelen om de financiële leefbaarheid van de
maatschappijen op langere termijn veilig te stellen. Deze
komen er echter niet van dag op dag.
Daarom is er voor geopteerd om, bij wijze van
overgangsmaatregel, in een financiële tegemoetkoming te
voorzien voor die maatschappijen die gemiddeld de laagste
inkomenscategorie huisvesten. In de begroting werd
hiervoor - voor het eerst - een budget vrijgemaakt van
11.000.000 euro.
Een eerste schijf van 6.150.000 euro werd in mei verdeeld
onder de 29 maatschappijen die gemiddeld gezien de
laagste inkomenscategorie huisvesten (inkomenscoëfficiënt
van lager of gelijk aan 0,9) en die bovendien een
patrimonium beheren van minimaal vijfhonderd sociale
huurwoningen. Deze eerste schijf kwam neer op een
tegemoetkoming van ca 110 euro per verhuurde woning.
Voor de verdeling van de tweede schijf van 4.850.000 euro
werd de tegemoetkoming gekoppeld aan een evaluatie van
goed beheer, dat werd uitgewerkt door de Vlaamse
Huisvestingsmaatschappij (VHM). Dit is evident,
inspanningen voor de financiële leefbaarheid dienen nu
eenmaal van twee kanten te komen.
De criteria waarmee rekening werd gehouden, zijn:
1. de sociale huisvestingsmaatschappij maakt in haar
dagelijkse werking gebruik van een eenvormige
inningprocedure van de huurachterstallen en gaat
het engagement aan deze procedure formeel te laten
bekrachtigen door haar raad van bestuur voor
uiterlijk 31 december 2003. De VHM is belast met
het toezicht op deze verplichting.
2. de sociale huisvestingsmaatschappij scoort positief
op twee van de drie volgende meetbare criteria:
- haar investeringsactiviteit in de periode 1998-
2002 bedraagt niet minder dan 50 % van de
gemiddelde investering van haar referentiegroep.
- haar gemiddelde beheerskosten over de referentie-
periode 1998-2000 zijn niet hoger dan anderhalve
keer de gemiddelde kost van haar
referentiegroep.
- zij maakte gebruik van de mogelijkheid tot
verhoging van de basishuur in het daaropvolgende
jaar ingeval de toestand van de eigen middelen-
rekening bij de VHM op 31 december tijdens de
jaren 1998 tot en met 2000 een negatief saldo
vertoonde.
De voorwaarden inzake inkomenscoëfficiënt en minimum
aantal verhuurde woningen werden eveneens behouden.
In totaal komen 28 sociale huisvestingsmaatschappijen in
aanmerking voor de tweede schijf, wat betekent dat deze
maatschappijen een bijkomende subsidie van 89 euro per
verhuurde woning krijgen.
persinfo : Mila Bourjal, woordvoerster van
minister Keulen - tel. 02 553 28 43
e-mail: persdienst.keulen@vlaanderen.be
De persconferenties van de Vlaamse regering kunnen worden
beluisterd op: www.vlaanderen.be/persconferenties
---
Vlaamse overheid