De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2003/2242
datum
10-12-2003
onderwerp
Landbouw- en Visserijraad 17-18 december 2003 -
Geannoteerde agenda
TRC 2003/9693
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 17 en 18 december 2003 vindt in Brussel de eerstvolgende
vergadering plaats van de ministers van landbouw en visserij van de
Europese Unie en de toetredende landen. Hierbij doe ik u de
geannoteerde agenda voor deze Raad toekomen.
De Decemberraad staat traditiegetrouw in het teken van de vaststelling
van de toegestane vangsthoeveelheden (TACs) voor zowel de autonome als
voor de met Noorwegen gedeelde bestanden. Verder streeft het
Voorzitterschap - gelet op de nog uitstaande problemen is een
definitief besluit niet mogelijk - naar een politiek akkoord voor het
kabeljauwherstelplan en naar een algemene oriëntatie voor het
heekherstelplan. Ten slotte zal de Raad besluiten over de jaarlijkse
vaststelling van de richt- en producentenprijzen voor een aantal
visserijproducten.
Wat landbouw betreft streeft de Raad naar besluitvorming over het
Commissievoorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling
van een systeem voor identificatie en registratie (I&R) van schapen en
geiten. De Raad zal verder een besluit nemen over de verlenging van de
huidige procedure voor het opstellen van lijsten van inrichtingen in
derde landen waaruit producten van dierlijke oorsprong,
visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren ingevoerd mogen
worden. De Raad zal ook worden verzocht in te stemmen met een
verlenging voor de toelating op de Europese markt van wijnen uit de
Verenigde Staten die zijn geproduceerd volgens methoden die in Europa
niet zijn toegestaan.
Nadat de Commissie in september haar Mededeling heeft gepresenteerd
over hervormingen van de marktordeningen voor olijfolie, tabak, katoen
en suiker, zijn recent de wetgevingvoorstellen voor de drie eerst
genoemde producten gepubliceerd. Het betreft de concrete voorstellen
voor aanpassing van de bestaande wetteksten. De Raad zal hierover een
eerste oriënterend debat voeren. De Raad zal voorts een oriënterend
debat voeren over een Commissievoorstel voor officiële controles van
diervoeders en levensmiddelen en mogelijk over het voorstel voor een
verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.
De Raad zal verder ter goedkeuring - mogelijk als A-punt - een aantal
conclusies worden voorgelegd betreffende de versterking van de rol van
hoofden van nationale veterinaire diensten (Chief Veterinary Officers:
CVO's), risicobeheer in de landbouw, en het actieplan biologische
landbouw.
Het voorzitterschap zal de Raad ten slotte informeren over de stand
van zaken aangaande de behandeling van een voorstel tot vaststelling
van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen (MRL's) in
producten van plantaardige en dierlijke oorsprong.
Onder het punt diversen zal het voorzitterschap de Raad informeren
over de werkzaamheden ten aanzien van het voorstel betreffende
voorschriften voor diervoederhygiëne. Ook zullen het voorzitterschap
en de Commissie de Raad een toelichting geven over de stand van de
gesprekken met Rusland.
datum
10-12-2003
kenmerk
IZ. 2003/2242
bijlage
1. Goedkeuring van de voorlopige agenda
2. Goedkeuring van de lijst van A-punten
3. Voorstel inzake vaststelling toegestane vangsthoeveelheden (TAC's)
en quota voor het jaar 2004
(Aanneming)
De Raad zal de toegestane vangsthoeveelheden vaststellen (TAC's) voor
zowel de autonome als voor de met Noorwegen gedeelde bestanden. De
vangstadviezen van de internationale biologen, waarmee tevens
invulling wordt gegeven aan de voorzorgbenadering, zijn hiervoor de
basis. Voor Nederland zijn de belangrijkste bestanden haring, makreel,
schol, kabeljauw (in gezamenlijk beheer met Noorwegen) en tong,
horsmakreel en blauwe wijting. In zijn algemeenheid adviseren de
biologen een reductie van de visserijsterfte, wat veelal leidt tot
lagere TAC's. Voor kabeljauw en de daaraan direct geassocieerde
bestanden wordt een moratorium geadviseerd.
De onderhandelingen met Noorwegen over de gedeelde bestanden in de
Noordzee zijn niet afgerond en zullen conform mijn verzoek aan de
Europese Commissie tijdens de laatste Raad parallel aan de komende
Raad worden voortgezet. Met uitzondering van schelvis en schol in de
Noordzee is met Noorwegen over de andere bestanden in verregaande mate
overeenstemming bereikt. Zo is voor kabeljauw - in afwijking van het
biologisch advies voor een moratorium - een status quo in de TAC (
27.300 ton) afgesproken; voor haring een TAC van 460.000 ton (410.000
ton in 2003) en voor makreel een TAC van 545.500 ton (556.607 ton in
2003).
In het recent beschikbaar gekomen Commissievoorstel volgt de Commissie
in zijn algemeenheid de biologische adviezen. Dit betekent voor een
aantal bestanden aanzienlijke reducties in de TAC's voor 2003. Voor de
voor Nederland belangrijke schol- en tong- alsmede de daarmee
geassocieerde overige platvisbestanden komt het voorstel neer op een
reductie van de TAC's met 40 procent. Voor tong heeft de Commissie een
TAC van 13.500 ton voorgesteld, neerkomend op een verlaging met 15
procent. Voor schol is de inzet van de Commissie bij de
onderhandelingen met Noorwegen gericht op een TAC van 43.950 ton. Ten
aanzien van kabeljauw stelt de Commissie voor om naast een status quo
in de TAC het tijdelijke herstelregime, zoals voor 2003 werkt, op een
meer restrictieve basis en met een aanpassing in het maximaal aantal
zeedagen te verlengen.
Tenslotte heeft de Commissie voor het voor de Nederlandse trawler
sector belangrijke horsmakreel bestand in de westelijke wateren een
TAC van 108.273 ton (130.000 ton in 2003) voorgesteld.
De voorstellen met betrekking tot de platvisbestanden acht ik te
vergaand. Het biologisch advies over met name de schol is weliswaar
ernstig maar wijkt sterk af van het advies van vorig jaar. De omvang
van het scholbestand wordt nu op ongeveer de helft van vorig jaar
geschat. Mijn inzet is erop gericht dat besluiten worden genomen
binnen de kaders van de biologische adviezen. Naar mijn oordeel zal
een oplossing niet alleen gevonden moeten worden in een reductie van
de TAC maar zijn maatregelen noodzakelijk die de kern van het probleem
oplossen. Ik zet mij in voor een pakket maatregelen waarin naast een
reductie van de TAC ook sprake is van selectiviteitbevorderende
maatregelen gericht op het terugdringen van discards. Het gaat hier
onder meer om een verlaging van de visserij-inspanning en een
aanpassing van de minimumaanlandingsmaat voor schol van 27 cm naar 24
cm. Daarnaast ben ik van oordeel dat we analoog aan het in discussie
zijnde definitieve kabeljauwherstelplan voor schol moeten inzetten op
een meerjarenbenadering met een aantal meerjarige beheersafspraken en
waarbij de jaarlijkse TACs binnen een beperkte bandbreedte kunnen
worden aangepast aan de biologische inzichten.
Voor het tongbestand op zich is op grond van het biologisch advies een
verlaging van de TAC niet noodzakelijk. Het Commissievoorstel is
gebaseerd op een koppeling van schol en tong die gemengd worden
gevangen. Het niveau van de tong TAC zal afhangen van de uiteindelijke
hoogte van de schol TAC. Ik ben overigens van mening dat de Commissie
een te strikte koppeling tussen tong en schol hanteert. Dit geldt ook
voor de koppeling voor de overige met schol en tong geassocieerde
platvisbestanden.
Ten aanzien van de Noordzeekabeljauw constateer ik dat de Commissie
bereid is om in afwijking van het biologisch advies een TAC voor te
stellen zonder dat er sprake is van een meerjarige structurele aanpak
van het herstel. Ik ben van mening dat voor kabeljauw eenzelfde aanpak
moet gelden als de aanpak die ik voor schol voorsta. De aanscherpingen
in het tijdelijke herstelregime hebben mijn steun, maar moeten wel
praktisch werkbaar blijven. Over het aan de boomkorvisserij toegekende
aantal zeedagen moet worden besloten als het uiteindelijke TAC niveau
voor de platvis bekend is.
4. Herstelmaatregelen kabeljauw
(Eventueel: politiek akkoord)/
5. Herstelmaatregelen heek
(Eventueel: Algemene oriëntatie)
Het Voorzitterschap streeft - gelet op de nog uitstaande problemen is
een definitief besluit niet mogelijk - naar een politiek akkoord voor
het kabeljauwherstelplan en naar een algemene oriëntatie voor het
heekherstelplan. Dit laatste in verband met het ontbreken van het
advies van het Europees Parlement.
De voorstellen vormen een vervolg op eerdere acties ten behoeve van
het herstel van genoemde bestanden. Met de voorstellen wordt beoogd
het herstel te waarborgen van de betrokken bestanden tot het
zogenaamde voorzorgsniveau binnen een periode van vijf à tien jaar. De
voorstellen combineren een meerjarige strategie voor bestandsgroei
door middel van regels voor de vaststelling van TAC's en een beperking
van de visserij-inspanning voor alle vaartuigen die kabeljauw
(bij)vangen.
Ik acht een meerjarige beheersstrategie van groot belang voor het
herstel van de betrokken bestanden en steun het uitgangspunt dat het
instrument van TAC's en quota wordt aangevuld met een
inspanningsregime.
Ik ben van mening dat de bijdrage van de verschillende vloten aan het
herstel proportioneel dient te zijn. Derhalve dienen de beperkingen
van de visserij-inspanning vooral te worden opgelegd aan vloten, die
door hun grote aandeel in de kabeljauwaanvoer ook een navenant
belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het herstel van het bestand.
6. Voorstel voor verordening inzake de prijzen voor visserijproducten
in het jaar 2003
(Aanneming, mogelijk A-punt)
Het betreft de jaarlijkse vaststelling van de richtprijzen en
producentenprijzen voor een aantal visserijproducten. Het
Voorzitterschap streeft naar besluitvorming. Naar verwachting wordt
dit voorstel als een A-punt afgehandeld.
7. Dierentransport
(Eventueel: algemene oriëntatie)
De Raad zal mogelijk een oriënterend debat voeren over het voorstel
voor een verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het
vervoer. In november is dit onderwerp van de agenda gehaald, omdat de
standpunten van de lidstaten nog te ver uiteen liepen.
De Commissie stelt een grondige herziening van de regels voor
diertransporten voor. De belangrijkste verbeteringen die de Commissie
voorstelt ten opzichte van het huidige beleid zijn:
1. Kortere transporttijden (maximaal 9 uur) en langere rusttijden (12
uur) voor de dieren aan boord van de voertuigen om het uiterst
belastende laden en lossen te vermijden;
2. Het voorstel voorziet niet in het gebruik van halteplaatsen
vanwege het aangetoonde risico voor de gezondheid van de dieren;
3. De vervoerders krijgen een speciale vergunning. Deze wordt alleen
onder bepaalde voorwaarden en voor een beperkte duur verleend.
Deze vervoerders worden geregistreerd in een nationale databank;
4. Op grond van een speciaal advies van het Wetenschappelijk Comité
worden er met name ten aanzien van de ventilatie van en de
drinkvoorzieningen in voertuigen strengere normen voorgesteld;
5. Alle veeschepen die vanuit een communautaire haven vertrekken,
worden onderworpen aan specifieke eisen en een
goedkeuringscertificaat;
6. Een nieuwe administratieve procedure voor het reisschema verplicht
de vervoerders de partij dieren op de plaats van bestemming
stelselmatig te controleren, de resultaten bij te houden en iedere
onregelmatigheid aan ambtenaren te melden.
Het belangrijkste knelpunt voor een akkoord is de voorgestelde
reistijd. Voor een aantal lidstaten is de voorgestelde reistijd van
maximaal 9 uur te kort. Om hieraan tegemoet te komen, heeft het
Voorzitterschap een voorstel gedaan met drie mogelijkheden voor een
compromis, te weten:
1. 9 uur reizen, een nog onbepaalde tijd rusten, 9 uur reizen, een
nog onbepaalde tijd rusten, 9 uur reizen, een nog onbepaalde tijd
rusten en nogmaals 9 uur reizen. Dus totaal 36 uur reizen;
2. 12 uur reizen waarna de eindbestemming bereikt moet zijn;
3. 22 uur reizen waarna de eindbestemming bereikt moet zijn.
Ik houd vooralsnog vast aan een forse beperking van de maximale
transporttijd. Eerder heb ik aangegeven te denken aan 8 uur of 500 km,
maar daar niet sterk dogmatisch in te willen zijn. Daarom ben ik
eventueel bereid een langere maximum vervoertijd te overwegen, zolang
die echt lange afstandtransport uitsluit. Voorwaarde hiervoor is wel
dat de reistijd aansluit op de geldende rij- en rusttijden van de
chauffeur (maximaal 12 uur). Ik zou eventueel ook willen overwegen een
onderscheid te maken tussen enerzijds slacht- en mestvee en anderzijds
fokvee. In dat geval zou ik voor fokvee een langere maximale
transporttijd kunnen accepteren, mits een hoog dierenwelzijnsniveau
wordt gegarandeerd. De controle zou bijvoorbeeld versterkt kunnen
worden door een verplicht GPS-plussysteem aan boord van de vrachtwagen
en verscheidene technische controleerbare voorzieningen, zoals
temperatuur- en luchtvochtigheidmetingen.
8. Identificatie- en registratieregeling schapen en geiten
(Aanneming)
De Raad zal streven naar besluitvorming over het Commissievoorstel
voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een systeem voor
identificatie en registratie (I&R) van schapen en geiten.
Centrale elementen in het voorstel zijn, dat ieder dier een uniek
identificatiekenmerk krijgt (merken in beide oren) en dat alle
verplaatsingen van dieren (dus mutaties in het bestand) centraal
worden geregistreerd. De Commissie stelt voor per 1 juli 2006 alleen
nog elektronische middelen toe te staan.
Hoewel alle lidstaten in algemene zin het voorstel ondersteunen, zijn
er tijdens de besprekingen grote vraagtekens gezet bij de
uitvoerbaarheid - toename van de administratieve lasten - en de
betaalbaarheid van de maatregelen die worden voorgesteld. Dit geldt
met name de individuele identificatie: de leeftijd voor eerste
identificatie en de elektronische identificatie. Om aan deze bezwaren
tegemoet te komen, stelt het Italiaanse Voorzitterschap in een
compromis voor om de maximale leeftijd waarop dieren voor het eerst
geïdentificeerd moeten worden, te stellen op 6 maanden in plaats van 1
maand na de geboorte. De lidstaten wordt de mogelijkheid geboden voor
slachtlammeren een uitzondering te maken en de leeftijd op te rekken
tot 12 maanden. Deze dieren moeten dan wel minimaal voorzien zijn van
1 oormerk met daarop de landencode en het bedrijfsnummer. Vervolgens
mogen de dieren als batch (groep) worden geregistreerd en mogen ze
niet over landsgrenzen heen worden verhandeld. Als datum voor de
invoering van elektronische identificatie is 1 januari 2008
voorgesteld.
Nederland heeft zich in het besluitvormingsproces vanaf het begin op
het standpunt gesteld dat vanwege eerlijke concurrentieverhoudingen de
introductie van elektronische identificatiemiddelen in alle lidstaten
gelijktijdig, op 1 januari 2006 moet plaatsvinden en in principe voor
zoveel mogelijk dieren moet gelden. Ik ben daarom teleurgesteld dat
die verplichting nu pas vanaf 2008 geldt. Ik kan me vinden in de
mogelijkheid om slachtlammeren jonger dan 12 maanden uit te sluiten
van identificatie, maar zie liever dat dit alleen geldt voor lammeren
die rechtstreeks van het geboortebedrijf richting slachthuis gaan,
eventueel via een verzamelplaats.
9. Officiële controles van diervoeders en levensmiddelen
(Eventueel: algemene oriëntatie)
De Raad zal een oriënterend debat voeren over een Commissievoorstel
voor officiële controles van diervoeders en levensmiddelen. Tijdens de
zitting op 17 november jl. heeft de Raad gedebatteerd over de
verplichte heffingen voor controles en sancties bij overtredingen (zie
mijn brief aan uw Kamer van 5 december 2003 met het verslag van de
Raad van 17 november 2003). Thans zijn er nog twee grote
discussiepunten overgebleven die een gemeenschappelijk standpunt in de
weg staan, te weten de reikwijdte van de verordening en de sancties
bij overtredingen. Er is geen besluitvorming voorzien.
De voorgestelde verordening stelt geharmoniseerde regels vast voor de
organisatie van officiële controles door autoriteiten van de lidstaten
van diervoeders en levensmiddelen, en voor de taken die de Commissie
zelf in dat verband heeft. Dit voorstel bestrijkt alle wetgeving
inzake diervoeders en levensmiddelen alsmede diergezondheid,
dierenwelzijn, consumentenbescherming en ook fytosanitaire aspecten.
Behalve de organisatie van de controles komen ook de financiering
ervan aan bod alsmede de maatregelen ter handhaving en daarbij
behorende sancties.
Over de financiering is inmiddels een compromis bereikt. Dit houdt in
dat voor bepaalde officiële controles verplicht tarieven in rekening
moeten worden gebracht en dat daarbij minimumtarieven gelden. De
exacte bedragen voor die tarieven moeten nog worden vastgesteld.
Nederland zou echter ook nog graag zien dat voor de verplichte
controles op invoer van specifieke risicoproducten verplicht
vergoedingen in rekening gebracht moeten worden.
Wat de reikwijdte betreft gaat het Commissievoorstel ervan uit dat het
van toepassing is op wetgeving niet alleen voor diervoeders en
levensmiddelen, maar ook op alle controles die voortvloeien uit
wetgeving over diergezondheid en dierenwelzijn. Een aantal lidstaten
meent nu dat de reikwijdte zich moet beperken tot uitsluitend de
levensmiddelen- en diervoederwetgeving. Ik ben voorstander van een
brede reikwijdte van de verordening, omdat het de helderheid ten goede
komt als alle controles op het terrein van diergezondheid onder
hetzelfde regime vallen. Desalniettemin zou ik als compromis een
inperking van de reikwijdte tot levensmiddelen- en diervoederwetgeving
kunnen accepteren.
Ten slotte heb ik nog een voorbehoud gemaakt bij de bepaling in het
voorstel die als voorwaarde voor invoer uit derde landen stelt dat
deze landen moeten kunnen aantonen te beschikken over
controleprocedures om de (phyto)sanitaire veiligheid van producten te
waarborgen. In het belang van bijvoorbeeld ontwikkelingslanden, maar
ook om de continuïteit van import te garanderen, ben ik van mening dat
hiervoor op zijn minst een redelijke overgangstermijn is gewenst.
10. Rol van de hoofden van de veterinaire diensten (eventueel)
(Aanneming)
De Raad zal streven naar conclusies over de rol van hoofden van
nationale veterinaire diensten (Chief Veterinary Officers: CVO's).
De communautaire wetgeving op het gebied van diergezondheid en
veterinaire voedselveiligheid is complex. De uitbreiding van de EU zal
het wetgevingsproces niet vereenvoudigen. Daarom verzoekt de Raad de
de Commissie de efficiency van de werkprocedures te verbeteren en de
CVO's in het voorbereidende en het wetgevende traject meer te
betrekken.
Dit houdt min of meer een formalisering in van de bestaande praktijk,
en ik kan dan ook instemmen met de ontwerpconclusies.
11. Voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen (mogelijk
A-punt)
(Aanneming)
De Raad zal streven naar besluitvorming over de verlenging van de
huidige procedure voor het opstellen van lijsten van inrichtingen in
derde landen waaruit producten van dierlijke oorsprong,
visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren ingevoerd mogen
worden. Deze procedure is vastgelegd in een beschikking van de Raad,
die derhalve aangepast moet worden.
Er is een nieuwe verordening in de maak over de organisatie van
officiële controles op voor menselijke consumptie bestemde producten
van dierlijke oorsprong. Deze voorziet in een nieuwe procedure voor
het opstellen van lijsten van inrichtingen in derde landen. De nieuwe
verordening wordt naar verwachting echter pas van kracht per 1 januari
2006, terwijl de huidige regeling voor het opstellen van lijsten van
inrichtingen in derde landen per 31 december 2003 afloopt. De nu aan
de Raad voorliggende beschikking voorziet in een verlenging van de
huidige regeling tot 1 januari 2006.
Ik kan instemmen met de verlenging.
12. Maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen
(Stand van de besprekingen)
Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken
aangaande de behandeling van een voorstel tot vaststelling van
maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen (MRL's) in producten
van plantaardige en dierlijke oorsprong. Er is geen besluitvorming
voorzien.
Dit voorstel heeft tot doel de harmonisatie van alle MRL's voor
gewasbeschermingsmiddelen. Nieuwe MRL's zullen na inwerkingtreding van
de verordening alleen nog op Europees niveau kunnen worden
vastgesteld. Hierdoor worden handelsbelemmeringen weggenomen die het
gevolg zijn van de huidige situatie waarin de lidstaten voor stoffen
waarvoor geen communautaire MRL's bestaan, eigen nationale MRL's
kunnen vaststellen.
De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) zal adviezen
geven over de veiligheid van elk MRL. De Commissie wordt
verantwoordelijk voor het risicobeheer: zij zal op basis van de
adviezen van de EFSA besluiten moeten nemen over de vaststelling van
MRL's.
Nederland verwelkomt de voorgenomen harmonisatie van MRL's en steunt
het Commissievoorstel op hoofdlijnen.
13. Hervorming van de marktordening voor olijfolie, tabak en katoen
(Oriënterend debat)
Nadat de Commissie in september haar Mededeling heeft gepresenteerd
over hervormingen van de marktordeningen voor olijfolie, tabak, katoen
en suiker, zijn recent de wetgevingvoorstellen voor de drie eerst
genoemde producten gepubliceerd. Het betreft de concrete voorstellen
voor aanpassing van de bestaande wetteksten. De voorstellen wijken
niet of nauwelijks af van hetgeen de Commissie in haar mededeling
heeft gepresenteerd. Voor suiker, waar in eerste instantie een drietal
opties is gepresenteerd, komen de wetteksten naar verwachting medio
2004.
In de Raad zal een debat plaatsvinden over de hervorming van het
beleid voor olijfolie, tabak en katoen. Voor olijfolie en katoen stelt
de Commissie een gedeeltelijke ontkoppeling voor. Ruim 60% van de
ondersteuning zou los van de productie uitgekeerd moeten worden. De
steun die gekoppeld aan de productie blijft, kan onder andere betaald
worden als vergoeding voor olijfgaarden in marginale gebieden en voor
de teelt van katoen bij het naleven van specifieke milieu voorwaarden.
Bij tabak wordt een totale ontkoppeling van ondersteuning en productie
voorgesteld. Dat zou in drie stappen van elk één jaar gerealiseerd
moeten worden, zodat na die periode geen specifiek beleid voor de
teelt van tabak meer bestaat.
Voor het Nederlandse standpunt over dit onderwerp alsmede een meer
gedetailleerde beschrijving van de voorstellen verwijs ik u naar mijn
bief van 10 november aan uw Kamer.
14. Risicobeheer in de landbouw (mogelijk A-punt)
(Aanneming)
Bij de besluiten over de hervorming van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid in juni van dit jaar, heeft de Commissie verklaard
extra aandacht te besteden aan het risicobeheer in de landbouw. De
achterliggende gedachte daarbij is dat als gevolg van de versterkte
marktwerking in het beleid, de risico's voor ondernemers zullen
toenemen. Maar het kunnen ook (inkomens)risico's zijn met oorzaken als
dierziekten en natuurrampen.
De Commissie heeft toegezegd voor eind 2004 met een verslag te komen
over risicobeheer in de landbouw. Daarbij zal voortgeborduurd worden
op de discussies die onder andere plaatsvonden tijdens het Spaans en
Grieks voorzitterschap.
Het voorzitterschap heeft de Raad conclusies voorgelegd die
hoofdzakelijk gaan over de vraag wat in dat verslag moet worden
behandeld. Naast een algemene oproep tot het stimuleren van het debat
over risicobeheer in de landbouw, worden ook de nodige randvoorwaarden
gesteld (WTO-conformiteit), bestaande financiële afspraken en
voorkomen van concurrentieverstoring). De Commissie wordt opgeroepen
te bezien of nieuwe instrumenten om risico's te beperken, kunnen
worden ingepast in de bestaande marktordeningen en/of programma's voor
plattelandsbeleid. Tevens wordt gesteld dat de instrumenten in
overeenstemming moeten zijn met de bestaande regels ten aanzien van
staatssteun in de landbouw. Mochten deze regels te knellend zijn voor
de ontwikkeling van nieuwe instrumenten, dan wordt de Commissie
opgeroepen om met aanpassingen te komen.
Het is de verwachting dat over de conclusies reeds op ambtelijk niveau
(CSA) overeenstemming kan worden bereikt.
Nederland is voorstander van een Europese discussie over instrumenten
van risico beheer in de landbouw. In Nederland is daar veel onderzoek
naar gedaan en zijn ook initiatieven genomen om tot bijvoorbeeld een
oogstschaderegeling te komen. Daarbij blijkt steevast dat het zeer
belangrijk is om een heldere afbakening te maken tussen de
verantwoordelijkheden van de overheid en de private sector. Zolang de
overheid onduidelijkheid laat bestaan over de vraag bij welke schades
ze eventueel zal bijspringen, komen private initiatieven niet van de
grond.
15. Actieplan voor de biologische landbouw (mogelijk A-punt)
(Aanneming)
De Commissie is reeds enige tijd bezig met het formuleren van een
Europees actieplan voor de biologische landbouw. Het is de verwachting
dat in de loop van volgend jaar het plan gepubliceerd zal worden.
Om het belang van het plan te benadrukken, heeft het voorzitterschap
de Raad een aantal conclusies aangaande dit plan voorgelegd. Het gaat
met name om zaken die in het plan moeten worden opgenomen. Het is de
verwachting dat in het CSA reeds overeenstemming over deze conclusies
kan worden bereikt, zodat de Raad er waarschijnlijk geen debat aan zal
wijden. Wel zal de Raad de conclusies officieel moeten vaststellen
(goedkeuren van de conclusies).
In het voorstel van het voorzitterschap wordt de Commissie opgeroepen
aandacht te besteden in haar te publiceren Actieplan aan onder andere
de volgende punten:
* De coëxistentie van GGO-productie en biologische landbouw
* Internationaal erkende definities van biologische landbouw
* De voor- en nadelen van het gebruik van het Europese logo
* Onderzoek naar de voor- en nadelen van een sterkere regionale
concentratie van biologische landbouw en een sterkere samenwerking
binnen de keten
* Verbeteren van het onderzoek naar biologische landbouw en de
samenwerking tussen Europese instituten die zich daarmee
bezighouden
* Versterking van de controle op productie en verwerking van
biologische producten.
Nederland steunt de ontwikkeling van biologische landbouw nationaal en
kan ook de conclusies van het voorzitterschap ondersteunen. Wel is het
volgens mij nodig dat goed bekeken wordt welke acties op Europees
niveau plaats moeten vinden en welk beleid beter nationaal vorm kan
krijgen. Verder is door Nederland steeds naar voren gebracht dat het
ontwikkelen van de vraag naar biologische producten van groot belang
is. In Europa wordt traditiegetrouw toch meer naar het stimuleren van
het aanbod gekeken.
16. Markttoegang wijn uit de VS (mogelijk A-punt)
(Aanneming)
De Raad wordt verzocht in te stemmen met het toelaten op de Europese
markt van wijnen uit de Verenigde Staten die zijn geproduceerd volgens
methoden die in Europa niet zijn toegestaan. In de EU is de productie
van wijn - de zogenoemde oenologische procédés - streng gereguleerd.
De EU is momenteel in onderhandeling met de VS over het sluiten van
een overeenkomst over de handel in wijn. Daarin zouden afspraken over
methoden en de bescherming van bepaalde benamingen moeten worden
opgenomen.
Vooruitlopend op dit akkoord is bepaald dat de EU de import van wijn
die voldoet aan de Amerikaanse eisen, niet zal blokkeren. Deze
afspraak heeft een looptijd tot 31 december 2003. Omdat de Commissie
voorziet dat dit jaar de wijnovereenkomst nog niet tot afronding zal
komen, verzoekt ze de Raad om genoemde afspraak te verlengen.
Nederland kan met dat verzoek instemmen. De kans is groot dat het
voorstel zonder discussie door de Raad zal worden goedgekeurd
(A-punt).
17. Diversen
a. Voorschriften voor diervoederhygiëne
(Informatie van het Voorzitterschap)
Onder het punt diversen zal het voorzitterschap de Raad
informeren over de werkzaamheden ten aanzien van het voorstel
betreffende voorschriften voor diervoederhygiëne. Een debat
wordt niet voorzien.
Het voorstel concentreert zich rondom de erkenning- en
registratievoorwaarden aan diervoederbedrijven. De Commissie
wil met de verordening het juridisch instrumentarium
uitbreiden om betere waarborgen te bieden ten aanzien van
diervoeders, te bereiken dat alle bedrijven volgens
geharmoniseerde voorschriften gaan werken en de
traceerbaarheid bij calamiteiten te vergroten.
De discussie over het voorstel - dat in mei aan de Raad
gepresenteerd is - zijn nog niet erg ver gevorderd. Het
Europees Parlement is onlangs begonnen met haar behandeling
van het voorstel.
b. Veterinaire overeenkomst met Rusland
(informatie van het Voorzitterschap)
De Europese Commissie is momenteel de mogelijkheden aan het
onderzoeken van een veterinaire overeenkomst met Rusland. Met
enkele landen heeft de EU reeds dergelijke verbintenissen
afgesloten (onder anderen VS, Canada en Chili). Dergelijke
akkoorden vergemakkelijken de handel en geven betere
garanties over de veterinaire veiligheid van de import.
Het voorzitterschap en de Commissie zullen de Raad een
toelichting geven over de stand van de gesprekken met
Rusland.
c. Toekomstige werkzaamheden
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit