Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 17 december 2003

Auteur


- B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-742/03

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/18
Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)


---

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


---

---

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overdracht van vracht- en passagiersschepen tussen registers binnen de Gemeenschap

2. Voorstel voor Verordening van de Raad inzake beheersstructuren van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet.

3. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende afwijking van verordening (EG) nr 1251/1999 ten aanzien van de braakleggingsverplichting voor het verkoopseizoen 2004/2005


4. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van het gewijzigde voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Beschikking nr.1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet.

5. Voorstel tot wijziging van de Richtlijn 90/434/EEF van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten.

6. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw

7. Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika

8. Mededeling van de Commissie betreffende structurele indicatoren

9. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement; naar een thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Overdracht vracht- en passagiersschepen tussen registers binnen de Gemeenschap

Titel:

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overdracht van vracht- en passagiersschepen tussen registers binnen de Gemeenschap


Datum Raadsdocument: 21 augustus 2003

Nr Raadsdocument: 12059/03 MAR 113 CODEC 1094

Nr. Commissiedocument: COM(2003) 478 def. 2003/0180 (COD)

Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroepen Vervoer, Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel betreft een vervanging van de bestaande verordening 613/91/EEG betreffende de overdracht van schepen tussen nationale registers binnen de Gemeenschap. Doel van verordening 613/91 is het vergemakkelijken van overvlaggen van schepen van de ene lidstaat naar de andere (d.w.z. overschrijven van het ene naar het andere register). Indien een schip voldoet aan de veiligheids- en milieu-eisen van internationale verdragen moet de ontvangende vlaggenstaat in de Gemeenschap het schip accepteren, al kan de ontvangende vlaggenstaat wel door middel van inspecties nagaan of de certificaten de actuele toestand van schip en uitrusting dekken. De verordening uit 1991 is niet meer up-to-date. Deze wordt thans herzien in verband met de uitbreiding van de Gemeenschap, de gewijzigde voorschriften in de Gemeenschap, de instelling van EMSA en het grote belang dat wordt gehecht aan transparantie.

Het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot passagiersschepen, er wordt verband gelegd met andere Gemeenschapsinstrumenten en er worden eisen gesteld aan de overdracht van informatie tussen de betrokken registers.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 80, lid 2 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Art. 251 EG Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Voorgesteld wordt dat de Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) dat is opgericht uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief: voorstel moet leiden tot een transparant regime voor de overdracht van vracht- en passagiersschepen welke voldoen aan de geldende eisen op het gebied van veiligheid en milieubescherming tussen de registers van lidstaten. Dit kan het beste worden bewerkstelligd op het niveau van de Gemeenschap.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De verordening zal leiden tot een beperking van de administratieve lasten voor de scheepvaartsector.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De Nederlandse regelgeving behoeft niet te worden aangepast. Geen consequenties voor de regelgeving van decentrale overheden.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking- treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De verordening treedt in werking op de twintigste dag na publicatie. Dit is haalbaar.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De ervaringen met de huidige Verordening zijn relatief beperkt maar door het statisch karakter ervan niet positief. In het voorliggende voorstel wordt een dynamische verwijzing geïntroduceerd naar de internationale verdragen "as amended". Dit is een belangrijke verbetering evenals de thans voorgestelde verplichting om bij de overdracht alle relevante informatie te overleggen zoals in de "Transfer of Class Agreement". Bovendien is een aangepaste verordening wenselijk met het oog op de komende uitbreiding van de Unie.

Nederland steunt dit voorstel uit een oogpunt van zowel de beperking van de administratieve lasten voor de scheepvaartsector als voor de bewaking van de kwaliteit van de schepen in de EU registers.

Fiche 2: Galileo

Titel:

Voorstel voor Verordening van de Raad inzake beheersstructuren van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet.


Datum Raadsdocument: 22 augustus 3003

Nr Raadsdocument: 12058/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003) 471 final

Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. EZ, DEF, FIN en BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Transport en Raad voor Transport, Telecom en Energie.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Momenteel loopt de ontwikkelingsfase van het satelliet en navigatiesysteem Galileo. Deze fase moet uitmonden in de selectie van een consortium dat het systeem gaat bouwen en exploiteren. Het voorliggende voorstel behelst de oprichting van een autoriteit (Supervisory Authority) voor de supervisie van de lancerings- en operationele fase die het concessiecontract zal verlenen en tevens zal toezien op het voldoen aan de voorwaarden van het contract. Doel van deze autoriteit is ook het bewaken van de veiligheid van het systeem en het assisteren van de Commissie betreffende wet- en regelgeving voor satelliet-radionavigatie. De Authority is ook eigenaar van alle onderdelen (bijv. assets van ontwikkelingsfase) van het systeem tenzij het concessie-contract anders uitwijst.

Verder zullen lidstaten die bij de ITU (International Telecommunication Union) het gebruik van frequenties hebben geclaimed voor het Galileo-systeem, deze rechten overdragen aan de Supervisory Authority.

De Authority is een regulatory agency met rechtspersoonlijkheid (zetel te Brussel). Een Administrative Board bestaande uit 12 vertegenwoordigers (6 Commissie, 6 Raad) is verantwoordelijk voor het werk van de Authority. De directeur wordt benoemd door de Supervisory Autority op voordracht van de Commissie.

Verordening voorziet tevens in de oprichting van een Centre for Security and Safety. Doel van dit centrum is om het systeem te beschermen tegen aanvallen en misbruik. Het centrum wordt opgezet onder de SG van de Raad. In aanvulling op dit centrum zal de Raad aan Coreper voorstellen kunnen doen voor het opzetten van een comité voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het Europese satelliet radionavigatie programma. Dit comité zal onderwerpen betreffende de veiligheid van betrouwbaarheid behandelen die onder de jurisdictie van de Raad vallen.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 308 EU verdrag en Commission Regulation 2343/2002 19-11-

2002

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: eenparigheid van stemmen en Adviesrecht voor Europees Parlement

Instelling nieuw Comitologie-comité:nvt

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief: Betreft bevoegdheid van de Gemeenschap.In beschikking 1692/96/EG hebben het Europees Parlement en de Raad onder andere positionerings- en navigatiesystemen aangewezen als integrerende onderdelen van het transeuropese vervoersnet en projecten die er mee verband houden aangewezen als zijnde van gemeenschappelijk belang. Gezien de omvang en de kosten is de realisatie van een global positioning system bij uitstek een communautaire aangelegenheid. Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om de verdragsdoelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:

De publieke bijdrage aan de lancerings en operationele fase van Galileo hangt af van de hoogte van de bijdrage van de private sector. Dit moet blijken uit een uit te schrijven tender onder de consortia, waarvan de resultaten in de loop van 2004 bekend zullen zijn. De totale kosten voor Galileo zijn in 2001 op ¤ 3.4 mrd geschat, waarvan ¤1.1 mrd reeds is gefinancierd (¤450 mln TEN-budget, ¤100 mln KP onderzoek, ¤550 mln ESA). Dit bedrag betreft de ontwikkelingsfase van Galileo. Galileo is verder opgenomen als prioritair project in het voorstel voor de herziening van de richtsnoeren voor de TEN's, dat momenteel ter besluitvorming in de Raad ligt. De Raad heeft besloten dat een substantieel deel van de ¤3.4 mrd door de private sector opgebracht moet worden. De kosten voor de in de Verordening voorgestelde autoriteit maken deel uit van de totale kosten van ¤3.4 mrd.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid :n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

In de verschillende besluiten over de ontwikkeling van Galileo heeft Nederland altijd het belang onderstreept van transparante besluitvorming en betrokkenheid van de lidstaten bij besluitvorming op hoofdlijnen. Verder is, mede uit het oog van kostenbeperking voor de EU-begroting een zo groot mogelijke participatie van het bedrijfsleven cruciaal.

Omdat de Supervisory Authority verantwoordelijkheid draagt voor het management van het gedeelte dat vanuit de EU-begroting wordt gefinancierd, vindt Nederland dat alle lidstaten vertegenwoordigd moeten zijn in de structuur van de SA. Dit is nu ook het geval in de Joint Undertaking- (JU) (i.c. de supervisory board).

Fiche 3: Braakleggingsverplichting

Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende afwijking van verordening (EG) nr 1251/1999 ten aanzien van de braakleggingsverplichting voor het verkoopseizoen 2004/2005


Datum Raadsdocument: 13 november 2003

Nr Raadsdocument: 14725/03

Nr. Commissiedocument: COM (2003) 691 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. FIN en BZ

Behandelingstraject in Brussel: CSA, Landbouwraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie stelt voor om het verplichte braakleggingspercentage voor de graanoogst 2004 (marktjaar 2004-2005) te verlagen van 10 naar 5 procent. De reden voor deze verlaging is de zeer lage graanproductie in de afgelopen zomer van 2003 als gevolg van de ernstige en aanhoudende droogte in de belangrijkste productiegebieden van de EU. Hierdoor zijn ook de graanvoorraden sterk teruggelopen. Bij een braaklegging van 10 procent zal volgens de Commissie een 'normale' oogst in 2004 niet voldoende zijn om de geslonken voorraden weer op pijl te brengen. Een slechte oogst zou de situatie op de interne markt zelfs in ernstige problemen brengen. Naar verwachting zal de verlaging van het braakleggingspercentage tot gevolg hebben dat de productie met circa 7 miljoen ton toeneemt. Dit zal volgens de Commissie voldoende zijn om de graanmarkt enigszins te ontlasten.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikelen 36 en 37 EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, adviesrecht voor Europees Parlement

Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief, het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

Proportionaliteit: positief

Consequenties voor de EU-begroting: volgens berekeningen van de Commissie: ¤41 Mln voor 2005 en ¤33 Mln voor 2006.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De Verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De Nederlandse belangen zijn zeer beperkt vanwege het kleine Nederlandse graanareaal.

Nederland erkent dat de graanvoorraden zich thans op een laag niveau bewegen en een impuls zouden kunnen gebruiken. De marktsituatie is echter niet zo slecht dat radicaal overgegaan moet worden tot een halvering van het verplichte braakleggingspercentage. Nederland is van mening dat een verlaging tot 7 à 8 procent voldoende is om de situatie te normaliseren.

De verlaging van het braakleggingspercentage zal een bescheiden druk op de graanprijzen tot gevolg hebben. Bovendien hebben producenten hun bouwplannen al gereed en heeft de winterinzaai al plaatsgevonden. Voor een beperkt aantal producenten zijn er lopende contracten in het kader van de zgn. Non food/Non feed-regeling- die uitgaan van een vast braakpercentage van 10% en die nu geconfronteerd worden met een onvoorziene verlaging. Deze nadelen zouden beperkt kunnen worden door een minder vergaande verlaging van het percentage.

Fiche 4: Communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet

Titel:

Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van het gewijzigde voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Beschikking nr.1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet.


Datum Raadsdocument: 20 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13244/03 Trans 240

Nr. Commissiedocument: COM(2003)564

Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. FIN, VROM, LNV alsmede CIM

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Vervoer, Transport, Telecommunicatie en Energie Raad


Betreft een gewijzigd voorstel tot herziening van de TEN-Transport richtsnoeren. In 2001 heeft de Commissie een voorstel gedaan tot tussentijdse herziening van de TEN-T richtsnoeren. In 2004 zou een grotere herziening volgen. Het voorstel uit 2001 heeft niet geleid tot een gemeenschappelijk standpunt in de Raad. Onderdeel van het voorstel was een herziening van de lijst met prioritaire projecten die in 1994 en 1995 door de Europese Raad was vastgesteld (de Essen/Dublin lijst). Vooral daarover werd door de Raad anders gedacht dan door de Commissie. Aan de hand van een door een High Level Groep onder leiding van de heer van Miert vastgestelde lijst van prioritaire projecten, heeft de Commissie op 1 oktober 2003 haar gewijzigde voorstel tot herziening van de TEN Transport richtsnoeren aangenomen. Als annex aan dit voorstel hangt een lijst van 29 projecten die toegevoegd wordt aan de door de Commissie in 2001 voorgestelde lijst. Naast de projecten Betuweroute en HSL-Zuid die nog in de lijst staan voor afronding in uiterlijk 2007, staan de nieuwe projecten Maasroute en IJzeren Rijn op de lijst. Verder is de prioriteit 'Motorways of the Sea' voor Nederland interessant en staan de HSL stations Amsterdam en Rotterdam in een voetnoot vermeld als voor subsidie in aanmerking komend na 2007.

Naast deze lijst zijn de belangrijkste nieuwe onderdelen van de richtsnoeren de benoeming van een Europese Coördinator die de totstandkoming van de projecten moet faciliteren, de Verklaring van Europees belang, die in de tekst van de Commissie vooral een commitment van de LS vraagt en de toevoeging van het concept Motorways of the Sea als prioriteit.

Aan de hand van een geconsolideerde tekst van beide voorstellen zal de behandeling in de Raad plaatsvinden, waarbij voor het voorstel van 2001 het resultaat van de Raadsonderhandelingen van september 2002 gebruikt zal worden.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 155

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie procedure, Commissie Regionaal Beleid, Vervoer en Toerisme.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Positief. Het stimuleren van de ontwikkeling van het TEN-T is een Gemeenschaps aangelegenheid.

Proportionaliteit: Twijfelachtig. De tekst van m.n. het artikel dat voorziet in een 'Europese coördinator' gaat verder dan nodig om de doelstelling van de richtsnoeren te verwezenlijken, omdat zij ertoe kan leiden dat de maatregel van de Gemeenschap minder ruimte laat voor nationale besluiten inzake het plannen en het daadwerkelijk realiseren van de benodigde infrastructuur.

Als de tekst zodanig wordt aangepast dat de lidstaten meer betrokken worden bij benoeming van de coördinator en de bepaling van zijn/haar taken, is de proportionaliteit positief.

Consequenties voor de EU-begroting:

De consequenties voor de EU-begroting kunnen aanzienlijk zijn. De Commissie schat in dat tot 2010 in de prioritaire projecten 220 miljard ¤ geïnvesteerd moet worden. Voor de lopende financiële perspectieven zal deze herziening geen gevolgen hebben, maar het ligt in de lijn der verwachting dat de Commissie voor Agenda 2007 een forse extra claim zal doen om cofinanciering met 10 dan wel 30% (zoals door de Commissie voorgesteld) mogelijk te maken.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Mogelijk co-financiering vanuit het TEN budget voor infrastructuur. Gezien de prioriteiten die de voorgestelde herziene richtsnoeren stellen en het gebrek aan grote Nederlandse infrastructuur projecten in die richtsnoeren zullen de Nederlandse ontvangsten uit het TEN-budget naar verwachting niet groot zijn, althans niet zo groot als voor bijvoorbeeld de projecten Betuweroute en HSL-Zuid is ontvangen (n.l. 5à 6% van de totale kosten).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft belang bij een efficiënt trans-Europees vervoersnetwerk. Verbeteringen op de assen, gezien vanuit Nederland, ontsluiting van achterlanden van havens en verhoging van effectiviteit en efficiency d.m.v. inzet van ITS worden als positief gezien. Voor de transport sector zijn met name het verbeteren van de Rijn-Donau vaarroute en de trans-Alpine spoorverbindingen interessant maar moeten ook goede verbindingen over de weg niet uit het oog verloren worden. Daarnaast zijn de financiële consequenties voor Nederlandse projecten potentieel aantrekkelijk. Zo hebben de projecten Betuweroute en HSL-zuid tussen de 5 en 6% van de kosten gesubsidieerd gekregen.

Nederland is in het algemeen tevreden met het voorstel. Met de projecten Maasroute, IJzeren Rijn, Motorways of the Sea en de HSL stations Amsterdam en Rotterdam lijkt ­ vooral gezien het feit dat er op dit moment geen grote projecten met een daadwerkelijke Europese dimensie op stapel staan ­ het maximaal haalbare voor Annex III bereikt. Ook in de prioriteiten van de richtsnoeren zelf zijn de Nederlandse standpunten ­ extra aandacht voor short sea shipping, binnenvaart en spoorlijnen speciaal voor goederenvervoer ­ goed opgenomen.

In het kader van de onderhandelingen over nieuwe Financiële Perspectieven, Agenda 2007, zet de Nederlandse regering in op uitgavenbeheersing via een reëel constant uitgavenkader (met 2006 als referentiejaar). Dit betekent dat er in de Nederlandse optiek alleen additionele middelen voor (nieuw) beleid beschikbaar kunnen komen als er elders wordt gekort.

Fiche 5: Richtlijn fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil

Titel:

Voorstel tot wijziging van de Richtlijn 90/434/EEF van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten.


Datum Raadsdocument: 22 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13841/03 FISC 163

Nr. Commissiedocument: COM (2003) 613 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ, JUST alsmede WIM

Behandelingstraject in Brussel: Behandeling in Raadswerkgroep Fiscale Vraagstukken en Ecofin Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Doelstelling van het richtlijnvoorstel tot wijziging van de reeds bestaande richtlijn, is het

beperken van de fiscale belemmeringen die nog bestaan in de regelingen voor grensoverschrijdende fusies en overnames. Daarnaast zijn in het voorstel bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de verplaatsing van de statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat. Op grond van artikel 8 van het statuut van de EuropeseVennootschap (SE) en artikel 7 van het statuut van de Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) is namelijk voorzien in de verplaatsing van de statutaire zetel.

Het voorstel voorziet in uitbreiding van het toepassingsgebied (door het toevoegen van rechtsvormen aan de bijlage bij de richtlijn, het toevoegen van gedeeltelijke splitsing (afsplitsing), de verlaging van het deelnemingsvereiste en het toevoegen van de omzetting

van een vaste inrichting in een dochtermaatschappij. Daarnaast voorziet het voorstel in een regeling voor de fiscale behandeling van hybride entiteiten. Ten derde voorziet het voorstel in regels voor de waardebepaling bij bedrijfsfusie en aandelenfusie en tenslotte bevat het voorstel een titel over de statutaire zetelverplaatsing (SE en SCE).

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 94 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: adviesprocedure voor Europees Parlement

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief

Het voorkomen van dubbele belasting en het wegnemen van fiscale belemmeringen bij grensoverschrijdende fusies en splitsingen is een doelstelling die niet op het niveau van een lidstaat alleen kan worden bereikt.

Proportionaliteit: positief

De voorgestelde richtlijn gaat qua vorm en inhoud die het nog aan de lidstaten biedt, niet verder dan nodig is om de verdragsdoelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De wijziging van de richtlijn kan gevolgen hebben voor de belastingopbrengst. Doordat de werkingssfeer van de richtlijn wordt uitgebreid, hebben meer ondernemingen toegang tot de voordelen daarvan. Nederland kent deze voordelen overigens in veel gevallen al toe op grond van nationale wetgeving.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De implementatie van het richtlijnvoorstel, zal leiden tot het aanpassen van de Wet op de

Vennootschapsbelasting 1969 en het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om op uiterlijk 1 januari 2005 aan deze richtlijn te voldoen. De haalbaarheid van deze datum, is afhankelijk van de definitieve aanname van de richtlijn. De behandeling van het richtlijnvoorstel zal in 2004 worden voortgezet, mogelijk ook nog in de tweede helft van 2004. In dat geval is implementatie van de richtlijn op uiterlijk 1 januari 2005 niet mogelijk en zal Nederland aangeven de inwerkingtreding met een (half) jaar te willen verlengen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland staat in beginsel positief tegen de wijziging van de richtlijn. Het Nederlandse internationaal opererende bedrijfsleven heeft er belang bij de werkingssfeer van de richtlijn uit te breiden tot meer situaties dan nu het geval is.

Fiche 6: Plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw

Titel:

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw


Datum Raadsdocument: 16 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13692/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)602 final

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZ, EZ en VWS

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep FAO/AGRI, Landbouwraad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel betreft de procedure voor ratificatie namens de Gemeenschap van het verdrag van de Voedsel ­en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) inzake plantaardig genetische bronnen. Dit verdrag werd in 2001 door de FAO Conferentie aanvaard en in juni 2002 door de Europese Commissie en de lidstaten ondertekend.

Het Verdrag verschaft een algemeen bindend kader voor het behoud op lange termijn van plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw, alsmede een multilateraal stelsel waarbij alle partijen bij het Verdrag toegang hebben tot die hulpbronnen en dus kunnen delen in de commerciële en andere voordelen daarvan.

Centraal staat het Multilateraal Systeem dat is beperkt tot een lijst van gewassen (annex 1 bij het Verdrag bevat een lijst van 35 voedselgewassen en 29 veevoedergewassen) samengesteld op basis van de criteria van 'voedselzekerheid' en 'afhankelijkheid'.

Het Verdrag zal van kracht worden op de negentigste dag na ratificatie door veertig partijen bij het verdrag. In het voorstel van de Commissie is opgenomen dat de Gemeenschap en haar lidstaten gelijktijdig het Verdrag dienen te ratificeren. Reden hiervoor is de gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschap en de lidstaten, en het beginsel van eenheid bij de internationale vertegenwoordiging van de Gemeenschap

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 37 en 175(1) in samenhang met de 1e subparagraaf van Artikel 300(2).

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: Gekwalificeerde meerderheid, Europees Parlement: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Positief.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:zodra het besluit is genomen; na het advies van het EP (medio januari)

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De Juridische Dienst van de Raad en de Commissie zijn van mening dat de Gemeenschap en de lidstaten gelijktijdig dienen te ratificeren, vanwege de gedeelde bevoegdheid.Het streven naar gelijktijdige ratificatie wordt in beginsel door de lidstaten onderschreven.

Nederland is in beginsel voorstander van een gelijktijdige ratificatie door de EU en de Lidstaten, maar naast dit juridische argument van gelijktijdige ratificatie staat het beleidsmatige en politieke belang van deelname van zoveel mogelijk EU-lidstaten in de eerste Governing Body. Het gevaar bestaat dat de EU buitenspel komt te staan in de Governing Body van het Verdrag indien te star aan deze eis wordt vastgehouden. Immers, het Verdrag treedt in werking 90 dagen nadat 40 landen hebben geratificeerd (thans zijn dit er 32). Alleen landen die hebben geratificeerd zijn vertegenwoordigd in de Governing Body, die in zijn eerste vergadering belangrijke besluiten zal nemen. Nederland is daarom van mening dat afgeweken moet kunnen worden van de eis van gelijktijdige ratificatie indien de EU niet vertegenwoordigd dreigt te zijn.

De Raad van State heeft recentelijk positief advies uitgebracht over de Memorie van Toelichting bij de wet ter goedkeuring van het Verdrag met slechts één inhoudelijke opmerking. Op basis daarvan wordt de Memorie van Toelichting thans aangepast en zal het wetsvoorstel medio November bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Fiche 7: Ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika.

Titel:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika


Datum Raadsdocument: 23 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13868/03 ACP 123

Nr. Commissiedocument: COM(2003) 627

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel: ACP-groep, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van de verordening m.b.t. de ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika stelt de Commissie een aantal wijzigingen voor. De voorgestelde wijzigingen van de verordening vloeien voort uit de beoordeling van de doeltreffendheid van het programma en van de maatregelen voor de tenuitvoerlegging ervan, alsmede uit de manier waarop het ontwikkelingsbeleid van de Commissie en haar betrekkingen met Zuid-Afrika zijn geëvolueerd. De voorgestelde wijzigingen zijn veelal pragmatisch van aard en behelzen:


· een aanpassing van de looptijd van de programmering zodat deze parallel loopt met de looptijd van de verordening.


· de toekenning van ¤15 mln n.a.v. de ondertekening van de overeenkomst betreffende de handel in wijn en die betreffende de handel in gedistilleerde dranken (zoals aangegeven in bijlage X, punt 6) worden toegekend. Het bedrag genoemd in artikel 10, lid 1 moet met ¤15 mln worden verhoogd.


· Explicietere bepalingen over EPRD- -financiering van regionale projecten en programma's in artikel 4. In de huidige verordening is het onduidelijk hoe de verdeling is tussen EOF (wat voor alle ACS landen beschikbaar wordt gesteld) en EPRD bijdragen (specifiek vanuit het fonds voor Zuid Afrika) aan regionale programma's en projecten.


· Een tekstuele aanpassing van artikel 4 lid 2 en de artikelen 5 en 7 m.b.t. de verwijzing naar budgetsteun. Zuid-Afrika komt ook in aanmerking voor niet-gerichte budgetsteun. Met de huidige formulering lijkt het alsof Zuid-Afrika enkel voor gerichte budgetsteun in aanmerking zou kunnen komen.


· Artikel 4, lid 2 en de artikelen 5 en 7 van de Verordening moeten in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe Financieel Reglement van de Commissie (m.n. voor wat betreft het gebruik van één munt, de soorten steun, de rol van intermediaire instellingen en de geldende procedures)


· Uit juridische overwegingen is het beter het Comité Zuid-Afrika formeel te scheiden van het EOF Comité. Momenteel zijn beide geïntegreerd (zowel juridisch als praktisch).


· De vrije ruimte waaronder de Commissie projecten mag invullen zonder het Comité te moeten raadplegen voor financieringsbesluiten word opgehoogd van ¤5 naar ¤8 mln. Dit is in overeenstemming met het maximum bedrag zoals vastgesteld voor het EOF Comité en in lijn met de Nederlandse wens op macro-niveau te monitoren.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 179 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité: Ja, juridisch wordt een nieuw Zuid Afrika Comité opgericht

Subsidiariteit en proportionaliteit: positief.

Consequenties voor de EU-begroting:

De voorwaardelijke ¤ 15 mln (zoals gereserveerd voor de herstructurering van de sector wijnen en gedistilleerde dranken van Zuid Afrika en de marketing en distributie hiervan) zal worden vastgelegd. Aangenomen kan worden dat dit uit de bestaande begrotingslijn voor Zuid Afrika gefinancierd wordt. De reservering wordt in 2004 gemaakt. In 2005, 2006 en 2007 zal ¤5 mln worden betaald.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Het betreft hier een (pragmatische) aanpassing van de verordening. Nederland kan zich vinden in de voorgestelde wijzigingen.

Fiche 8: Structurele indicatoren

Titel:

Mededeling van de Commissie betreffende structurele indicatoren


Datum Raadsdocument: 9 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13452/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)585

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. EZ, FIN, OCW, SZW, VROM, VWS, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

De mededeling is reeds in verschillende comités (EPC, SPC, EMCO en de milieuwerkgroep) besproken. Daarnaast is het Italiaans voorzitterschap voornemens de mededeling te agenderen in de horizontale raadswerkgroep statistiek. Verschillende Raadsformaties buigen zich over de structurele indicatoren (Milieuraad, Ecofinraad, Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Cosumentenzaken). Waarschijnlijk wordt tijdens de Europese Raad van 12-13 december 2003 de definitieve lijst van structurele indicatoren voor drie jaar vastgesteld.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie heeft ter voorbereiding op de Voorjaarsraad 2004 een mededeling uitgebracht over de structurele indicatoren. De structurele indicatoren vormen een belangrijk instrument voor de Commissie bij het opstellen van het Voorjaarsrapport. Op basis van de structurele indicatoren kan de Commissie trendmatige analyses opstellen op sociaal-, economisch- en milieugebied. Daarnaast kan de Commissie de stand van zaken weergeven in de implementatie van de Lissabonstrategie, inclusief eventuele knelpunten. Tenslotte dienen de structurele indicatoren voor benchmarking en het identificeren van best practises.

De Europese Raad heeft tijdens de voorjaarstop in maart 2003 de Commissie verzocht om, met het oog op de Voorjaarsraad 2004, een verslag op te stellen over een beter gebruik van structurele indicatoren en andere analytische instrumenten bij de evaluatie van de vooruitgang van de Lissabon-strategie.

In haar mededeling presenteert de Commissie een verkorte lijst van 14 structurele indicatoren. Daarbij stelt zij voor deze lijst van indicatoren voor drie jaar vast te stellen.

De voorgestelde 14 indicatoren weerspiegelen de politieke prioriteiten van de Lissabon-strategie en zijn geselecteerd uit de lange lijst van 42 structurele indicatoren:


1. GDP per capita

2. Labour productivity

3. Employment rate

4. Employment rate of older workers

5. Spending on human resources

6. Research and Development expenditure

7. Information Technology expenditure

8. Financial market integration

9. The at risk-of-poverty rate

10. Long-term unemployment

11. Dispersion of regional employment rates

12. Greenhouse gases emissions

13. Energy intensity of the economy

14. Volume of transport


Het EMCO, EPC, SPC en de Milieuraad hebben de mededeling van de Commissie besproken. Naar aanleiding daarvan zijn gemeenschappelijke Raadsconclusies opgesteld. In de conclusies is een aantal indicatoren op de lijst gewijzigd. Dit betreffen de indicatoren 5 (Educational attainment i.p.v. Spending on human resources), 7 (Relative price level i.p.v. Information Technology expenditure) en 8 (Business investment i.p.v. Financial market integration). Over deze lijst is nog geen overeenstemming in Brussel bereikt.

De Milieuraad heeft inmiddels conclusies aangenomen over de milieu-indicatoren. De lijst zou binnen drie jaar gewijzigd moeten kunnen worden indien er nieuwe beleidsprioriteiten voort zouden komen bij de herziening van de Europese Duurzaamheidsstrategie.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: N.v.t., betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité: N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief: de structurele indicatoren zijn bedoeld om de Europese Raad in staat te stellen tot open coördinatie van het beleid binnen de Lissabonstrategie te komen, dat wil zeggen te benchmarken en best practices te identificeren. Dit zijn lichte vormen van coördinatie. Er ligt een duidelijke meerwaarde in elkaar aansporen het sociaal-economische en milieubeleid te verbeteren en voorbeelden van succesvol beleid te delen.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is een actieve lidstaat in de Lissabon-strategie. Structurele indicatoren zijn een belangrijk instrument om de voortgang van de strategie te meten: zij staan aan de basis van het voorjaarsrapport van de Commissie. Op basis van de structurele indicatoren kan de Commissie trendmatige analyses opstellen op sociaal-, economisch- en milieugebied. Daarnaast kan de Commissie de stand van zaken weergeven in de implementatie van de Lissabonstrategie, inclusief eventuele knelpunten. Tenslotte dienen de structurele indicatoren voor benchmarking en het identificeren van best practises

Fiche 9: Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement; naar een thematische strategie voor het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen


Datum Raadsdocument: 6 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13239/3 ENV 497

Nr. Commissiedocument: COM(2003)572 final

Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. FIN, LNV, BZ, EZ, DEF, alsmede IPO en CIM

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep milieu, Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel is een eerste stap naar een thematische strategie gericht op het duurzaam gebruik van atuurlijke hulpbronnen. Het voorstel beoogt een debat te stimuleren over het gebruik van deze hulpbronnen in relatie tot de Lissabonstrategie (waarmee de EU de meest concurrerende en dynamische kennisintensieve economie ter wereld wil worden, alsmede onder meer de meest eco-efficiënte economie) en de EU strategie gericht op duurzame ontwikkeling.

Concrete maatregelen worden nog niet voorgesteld, die zullen aan bod komen in de uiteindelijk strategie die in 2004 gepresenteerd zal worden. De belangrijkste punten die in dit stuk naar voren komen:

De milieuproblemen gerelateerd aan het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen (als metalen, mineralen, fossiele brandstoffen) zijn een veel groter probleem dan de mogelijke schaarste van deze grondstoffen.

Voor hernieuwbare grondstoffen als vis, schoon water en vruchtbaar land is schaarste wel een groot probleem.

De strategie richt zich vooral op de milieuproblemen veroorzaakt door het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen. Ontkoppeling van de milieu-effecten van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen is daarmee het hoofddoel. De strategie bevat drie strategische elementen:


· Kennis vergaren over het gebruik van grondstoffen en het effect daarvan op het milieu.


· Beleidsanalyse gericht op het onderzoeken van de impact van beleid (zowel milieubeleid als ander beleid). Draagt het beleid daadwerkelijk bij aan het bereiken van ontkoppeling tussen het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het milieueffect daarvan?


· Beleidsintegratie. De strategie werkt aan de integratie van milieu-aspecten bij het gebruik van grondstoffen in ander beleid dat hierop inwerkt.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen financiële gevolgen voorzien.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De strategie sluit aan bij de Nederlandse insteek bij het maken van beleid op het terrein van grondstoffen - namelijk de milieudruk: bij niet-hernieuwbare grondstoffen gaat het niet om schaarste maar om de milieu-effecten, bij hernieuwbare hulpbronnen gaat het erom de regeneratie duurzaam te laten verlopen en de biodiversiteit te beschermen. Die centrale gedachte is dan ook terug te vinden in bijvoorbeeld het NMP4. Het is belangrijk dat deze lijn, gericht op de vermindering van de milieudruk van (niet-hernieuwbare) grondstoffen vastgehouden wordt, en dat niet wordt opgeschoven richting indicatoren die de fysieke instroom van materialen in de economie meten.

De voorgestelde strategie biedt kansen om de integratie van het milieubeleid in het Lissabonproces te vergroten.

Het voorstel biedt kansen om de verschillende afzonderlijke beleidsonderdelen (stoffen, CO2, ruimtegebruik) meer met elkaar in samenhang te bezien en prioriteiten te stellen waardoor de maatschappelijke effectiviteit van de beleidsinzet wordt vergroot (niet op een onbelangrijk punt zwaar inzetten).

Het is een goede zaak dat de Commissie in kaart brengt waar met name negatieve milieu-effecten van het gebruik van grondstoffen optreden. Het is daarbij belangrijk dat de sociale en de milieu-effecten in ontwikkelingslanden ook voldoende aandacht krijgen (zie Actieplan Duurzame Ontwikkeling en in het licht van Lissabon: totaal analyse 3x3 matrix economie ook meenemen- ). Positief is de focus op ontkoppeling die aansluit bij Nederlands beleid. Tijdens de Voorjaarstop in 2003 is aangekondigd dat per sector ontkoppelings-doelstellingen zouden worden geformuleerd. Het is jammer dat daar niet aan wordt gerefereerd in deze mededeling. Het eerste onderdeel van de uiteindelijke strategie zoals dat nu voorligt is nog erg algemeen. Concrete acties zijn nog niet geformuleerd en dat moet nog wel gebeuren. Dat betekent dat Nederland zal aangeven dat de voorliggende strategie een goede analyse geeft voor de niet-vernieuwbare (zie opmerking onder samenvatting) grondstoffen, maar nog niet geheel voldoet aan de opdracht uit het zesde milieuactieprogramma. De strategie moet dan ook aangevuld worden met een analyse en strategie voor hernieuwbare hulpbronnen (hout, vis, voedsel, bodemvruchtbaarheid etc.). Verder is van belang dat snel werk wordt gemaakt van de ontkoppelingsdoelstellingen per sector, als afgesproken in de Voorjaarsraad.


- Joint Undertaking (JU) is het orgaan dat de ontwikkelingsfase van Galileo begeleidt en de Supervisory Authority is de rechtsopvolger van deze JU. In de JU hebben de ESA en de Commissie (namens de lidstaten) zitting.


- Verordening nr. 2461/1999 van de Commissie houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor

vervoedering bestemde producten.


- EPRD: European Programme for Reconstruction and Development


- Deze matrix ziet erop dat de drie pijlers van de Lissabonstrategie (economisch, sociaal, milieu) worden afgezet tegen tijd en plaats: met andere woorden, het gaat niet alleen om het hier en nu, maar bekeken moet worden wat de effecten van duurzame ontwikkeling zullen zijn op langere termijn en elders in de wereld.


---