European Commission

IP/03/1752

Brussel, 17 december 2003

Interne markt: De Commissie treedt op om te verzekeren dat elf lidstaten de EU-wetgeving naleven

De Europese Commissie heeft besloten om in totaal vijftien inbreukprocedures tegen elf lidstaten alle behalve Duitsland, Denemarken, Oostenrijk en Italië in te leiden om te verzekeren dat zij hun verplichtingen nakomen inzake de tenuitvoerlegging van verschillende door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde wetten betreffende de interne markt. De Commissie zendt formele verzoeken zogenaamde "met redenen omklede adviezen" aan Frankrijk en Ierland om zich te voegen naar eerdere arresten van het Europese Hof van Justitie waardoor zij verplicht zijn een Richtlijn van 1998 betreffende erkenning van de kwalificaties van advocaten uit te voeren. Indien zij dat ook verder weigeren te doen, kan de Commissie het Hof vragen om een dwangsom (dagboetes) op te leggen. Zij zal in ieder geval het Hof verzoeken om Ierland een dergelijke boete op te leggen, omdat dat land niet voldaan heeft aan een ander arrest van het Hof waardoor het verplicht werd om de Akte van Parijs betreffende de auteursrechtbescherming van artistiek en literair werk te ratificeren. De Commissie daagt verder negen landen voor het Hof die de in 2001 goedgekeurde richtlijn inzake auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij niet ten uitvoer hebben gelegd. Verder daagt de Commissie Griekenland en Finland voor het Hof omdat deze landen hun wetgeving niet hebben aangepast aan een in 2000 goedgekeurde richtlijn betreffende de uitwisseling van informatie over effectenmarkten met derde landen. Tenslotte zendt de Commissie België een met redenen omkleed advies waarin dat land wordt verzocht om de richtlijn van 2001 ter vereenvoudiging van het algemene stelsel voor de erkenning van beroepskwalificaties. Indien de Belgische autoriteiten niet binnen twee maanden een bevredigend antwoord geven, kan de Commissie de zaak aan het Hof voorleggen.

Frits Bolkestein, Commissaris voor de interne markt, verklaarde: "Zolang ook maar één lidstaat een richtlijn niet heeft omgezet, kunnen burgers en ondernemingen in Europa niet volledig profiteren van de maatregelen waartoe hun regeringen hebben besloten om nationale bureaucratische belemmeringen af te bouwen en het volledige potentieel van de interne markt om welvaart te creëren, tot ontplooiing te brengen. De lidstaten moeten dus hun verantwoordelijkheden op zich nemen en de termijnen voor tenuitvoerlegging die zij zelf hebben bepaald in acht nemen, in hun eigen belang en in het belang van de geloofwaardigheid van de Unie als geheel. De Commissie doet wat zij kan om daarbij te helpen, maar zal waar nodig ook krachtig blijven optreden, en zal ook zaken aan het Hof blijven voorleggen."

In mei 2003 was de gemiddelde omzettingsachterstand (het percentage richtlijnen dat niet tijdig in nationaal recht is omgezet) voor de EU als geheel 2,4%, tegen 1,8% in mei 2002 (zie IP/03/621).

Het door de regeringsleiders tijdens verschillende vergaderingen van de Europese Raad vastgestelde streefcijfer is 1,5 %. De volgende reeks cijfers zal in januari 2004 gepubliceerd worden en het ziet er niet naar uit dat er veel verbetering is opgetreden.

Advocaten Frankrijk en Ierland

De Europese Commissie heeft besloten Frankrijk en Ierland nogmaals te wijzen op hun verplichting de arresten van het Europese Hof van Justitie van 26 september 2002 (Zaak C-351/01, Frankrijk) en van 10 december 2002 (Zaak C-362/01, Ierland) uit te voeren, waarin zij gemaand worden om Richtlijn 98/5/EG betreffende de vestiging van advocaten op nationaal niveau ten uitvoer te leggen. Als zij dat niet doen zou het Hof Frankrijk en Ierland een boete kunnen opleggen.

Richtlijn 98/5/EG (zie IP/97/1128) beoogt het gemakkelijker te maken voor advocaten om zich te vestigen met hun oorspronkelijke beroepstitel, de beroepstitel van de lidstaat van ontvangst te verwerven, en hun beroep in groepsverband uit te oefenen. De richtlijn staat met name advocaten toe om zich in een andere lidstaat te vestigen en daar als advocaat te werken zodra zij aangetoond hebben dat zij al als advocaat in een andere lidstaat ingeschreven waren, zonder dat een examen of aanpassingsstage geëist mag worden. Bovendien heeft een advocaat, nadat hij drie jaar lang daadwerkelijk en regelmatig in het recht van de lidstaat van ontvangst, met inbegrip van het Gemeenschapsrecht, werkzaam is geweest, de mogelijkheid om toe te treden tot het beroep van advocaat in de lidstaat van ontvangst en aldus de beroepstitel van die lidstaat te verwerven. Uit hoofde van deze richtlijn kan bijvoorbeeld een Deense "advokat" zich in Duitsland vestigen, daar onmiddellijk praktiseren, in het Duitse recht en met de titel van "advokat", en na drie jaar de Duitse titel van "Rechtsanwalt" verkrijgen. De termijn voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 98/5/EG is op 14 maart 2000 afgelopen. Het feit dat Frankrijk en Ierland dat niet hebben gedaan, vormt een belemmering voor de vestiging van advocaten. Bovendien wordt hierdoor de mogelijkheid voor ingezetenen van die landen om vrijelijk een beroep te doen op gekwalificeerde advocaten uit andere lidstaten beperkt.

Beroepskwalificaties - België

De Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies tot België te richten omdat dat land niet heeft medegedeeld welke maatregelen het heeft getroffen om Richtlijn 2001/19/EG (zie IP/01/253) betreffende de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties om te zetten. De termijn voor omzetting is op 1 januari 2003 afgelopen.

Deze richtlijn, die de Commissie in 1997 heeft voorgesteld, past in het kader van het SLIM-initiatief ("Simplified Legislation in the Internal Market"). De richtlijn vergemakkelijkt de bijwerking van de lijsten van diploma 's, certificaten en titels waarop wederzijdse erkenning van toepassing kan zijn, aanzienlijk. Ook het functioneren van het algemene stelsel van erkenning van beroepskwalificaties is verbeterd.

Vergelijkbare met redenen omklede adviezen zijn al verzonden aan Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk (zie IP/03/1406).

Uitwisseling van informatie over effectenmarkten Griekenland en Finland

Bij Richtlijn 2000/64/EG betreffende de uitwisseling van informatie over effectenmarkten worden diverse oudere richtlijnen over financiële diensten gewijzigd op het punt van de samenwerking tussen toezichthoudende autoriteiten voor financiële diensten. Volgens de richtlijn mogen lidstaten alleen samenwerkingsovereenkomsten met toezichthoudende autoriteiten van derde landen sluiten als hierin ook het beroepsgeheim voor het personeel van die toezichthoudende autoriteiten wordt geregeld.

Door de richtlijn in de Raad goed te keuren stemden de lidstaten ermee in hun nationale wetgeving uiterlijk op 17 november 2002 hiermee in overeenstemming te brengen. Griekenland heeft de Commissie nog niet in kennis gesteld van eventuele maatregelen terzake. Finland heeft de richtlijn gedeeltelijk omgezet, maar niet voor de sector verzekeringen. Daarom heeft de Commissie besloten deze twee lidstaten voor het Europese Hof van Justitie te dagen.

Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij - België, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, Finland, Zweden, het VK

Het Europees Parlement en de Raad hebben in mei 2001 de Richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij goedgekeurd (zie IP/01/528). Door deze richtlijn in de Raad goed te keuren, hebben de lidstaten zich verplicht om die uiterlijk op 22 december 2002 om te zetten. Alleen Griekenland en Denemarken hebben deze termijn gehaald. Italië, Oostenrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben de richtlijn in de loop van 2003 omgezet (zie IP/03/1005).

De Commissie heeft nu besloten om de andere acht lidstaten (België, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, Finland en Zweden) voor het Hof te dagen wegens het niet mededelen van nationale omzettingsmaatregelen. Zij heeft eveneens besloten een zaak tegen het VK aanhangig te maken omdat het Britse nationale recht niet van toepassing is op het grondgebied van Gibraltar. De Commissie heeft besloten geen zaak tegen Ierland te beginnen omdat de Ierse wet op het auteursrecht, die in 2000 is ingevoerd, gebaseerd is op een eerder ontwerp van de richtlijn, aan de Commissie is gemeld als grotendeels in overeenstemming met de richtlijn; er zijn slechts enkele kleine aanpassingen nodig.

De richtlijn is de reactie van de EU op de digitale wereld; het doel is de bescherming van het auteursrecht aan te passen aan de ontwikkeling van de technologie, en te verzekeren dat alles waarop auteursrecht rust, inclusief boeken, films en muziek, afdoende beschermd wordt. De richtlijn biedt veilige randvoorwaarden voor grensoverschrijdende handel in goederen en diensten waarop auteursrecht rust, en zal de ontwikkeling van elektronische handel in nieuwe en multimediaproducten en diensten vergemakkelijken.

Bovendien zetten de Europese Unie en haar lidstaten met deze richtlijn de twee "internetverdragen" van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) van 1996 om: het Verdrag van de WIPO inzake het auteursrecht en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen, die de bescherming van de auteursrechten aan de digitale technologie hebben aangepast. Daardoor is de omzetting des te dringender.

Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs) - Ierland

Op 19 maart 2002 heeft het Europese Hof van Justitie verklaard dat Ierland, door zich niet vóór 1 januari 1995 aan te sluiten bij de Akte van Parijs van 1971 tot herziening van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (1886), niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen uit hoofde van het EG-Verdrag. Deze Conventie verzekert dat auteurs en artiesten ook in andere landen dan hun eigen land bescherming van hun werk genieten.

Ondanks een tweede met redenen omkleed advies van de Commissie, overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag, heeft Ierland zich nog steeds niet bij de Akte van Parijs aangesloten, en dus ook niet voldaan aan het arrest van het Hof. De Commissie daagt Ierland daarom voor de tweede maal voor het Hof en verlangt een dwangsom van 3.600 voor elke dag dat deze lidstaat niet aan het eerste arrest van het Hof voldoet.

De meest recente informatie over inbreukprocedures ten aanzien van lidstaten vondt u op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h tm